Wonen in Brussel: Barones Mia Doornaert (62)
Bijna veertig jaar woont Mia Doornaert nu al in Brussel, Elsene is steeds haar gemeente geweest. Het toeval heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. "Ik ben opgegroeid in Harelbeke. Met mijn humanioradiploma op zak ben ik op mijn zestiende in Leuven gaan studeren. Klassieke Filologie, waaraan ik nog eens een kandidatuur Oosterse Talen heb geplakt. Vervolgens heb ik lesgegeven aan het Heilig-Hartinstituut in Heverlee: Latijn en Grieks. Ik deed dat wel graag, maar na twee jaar dacht ik bij mezelf: er is nog iets anders in het leven. Waarna ik één kandidatuur Politieke en Sociale Wetenschappen heb gedaan, om de actuele wereld beter te leren begrijpen. Vervolgens wou ik weer aan het werk - ik dacht er niet aan nog eens geld te vragen aan mijn ouders. Wat ik precies wilde, was me niet helemaal duidelijk. Tot ik toevallig een neef tegen het lijf liep, die me zei dat De Standaard op dat moment journalisten zocht. Het was als een verblindend licht: 'Dat is het!' Zo heb ik de kans gekregen mijn loopbaan uit te bouwen bij een kwaliteitskrant; een baan die ik altijd heel graag heb gedaan en waarin ik mij nog steeds erg goed voel. Maar mijn leven had er wellicht helemaal anders uitgezien als ik die dag mijn neef niet toevallig had ontmoet en als de adjunct-personeelschef van de uitgeverij mijn sollicitatiebrief in de papiermand had gekieperd. Dat laatste had best gekund, want in die tijd - de banen lagen voor het rapen - wist ik niet hoe je een sollicitatiebrief schrijft."
Bom onder België
Op het moment dat Doornaert wist dat ze bij De Standaard mocht beginnen, nam ze ook het besluit in Brussel te komen wonen.
"Een auto had ik niet en verhuizen van Leuven naar Brussel was de meest praktische oplossing. Zo ben ik in Elsene terechtgekomen. Het leek me op het eerste gezicht een aangename gemeente, verder gaan zoeken is nooit bij mij opgekomen."
Nu woont Doornaert al jaren bezijden de Brugmannlaan, stukje Elsene, ingesloten tussen Ukkel en Sint-Gillis. Daarvoor was de buurt van de vijvers haar biotoop.
"Ik ben naar hier verhuisd, omdat dit appartement mij beviel en omdat de buurt ook heel mooi is. Net zoals mijn vorige buurt heel leuk was toen de BRT en RTB nog in het prachtige Flageygebouw zaten. Een favoriet plekje was toen Le Bonaparte, een café met een leuk terras, waar nogal wat collega-journalisten kwamen."
In de meer dan drie decennia dat ze hier al rondloopt, heeft mijn gastvrouw Brussel zien evolueren. Ook wat betreft het taalgebruik. En laat taal nu net iets zijn wat Doornaert ter harte neemt. Niet enkel professioneel. "De tweetaligheid - Frans, Nederlands - heeft terrein gewonnen. Een voorbeeld: de zondag voor kerst ging ik winkelen in de Louizabuurt met een nichtje uit Leuven. We konden overal Nederlands spreken. Mijn nichtje was daar ten zeerste over verwonderd. Ik heb haar toen geantwoord dat heel veel Vlamingen in Brussel de fout maken meteen in het Frans te beginnen wanneer ze bediening wensen."
"De vraag die men zich daarbij moet stellen is: waarom hebben zoveel Vlamingen hun taal zonder slag of stoot opgegeven? Brussel bulkt van de Vlamingen die verfranst zijn. Vroeger was dat nog te begrijpen, het Frans was dé taal om de sociale ladder te beklimmen. Maar daarnaast speelde ook een gevoel van trots op de taal, en dat is nog altijd het geval. Veel Vlamingen spreken nog altijd een dialect of tussentaal, zodat ze dan maar van lieverlee op - een dikwijls eveneens gebrekkig - Frans terugvallen. Veel jonge Vlamingen in Brussel zeggen dan weer dat het hen weinig uitmaakt welke taal ze spreken. Een beetje kortzichtig, als je het mij vraagt. Als ik Nederlands spreek, dan is dat uit een democratische overtuiging: Brussel is de hoofdstad van België. Als men ook daadwerkelijk de hoofdstad van die gemeenschappen wil zijn, moet men de talen van de gemeenschappen kennen, zeker die van de Franse en de Vlaamse. Wordt die tweetaligheid eenrichtingsverkeer, dan weet je dat je een bom onder het land legt. Om die reden zeg ik ook vaak in winkels: 'Ja, ik kan Frans spreken. Maar u moet ook leren Nederlands te spreken. Si vous êtes attachés à la Belgique.' Te veel Franstaligen begrijpen dat niet."
'Afrikaanders' voor Vlaanderen
Vlamingen gaan er prat op dat ze het wel begrijpen. Dat ze tweetalig zijn, zelfs drietalig. Doornaert heeft echter haar bedenkingen over dat internationale van Vlaanderen en Vlamingen. "Niet alleen het Frans is bij velen ondermaats, ook het Nederlands. Natuurlijk, er zijn steeds minder raakvlakken, steeds minder plaatsen waar Vlamingen en Franstaligen elkaar ontmoeten en elkaars taal spreken. Er is echter nog nooit iemand gestorven door een taal te leren; hoe meer talen je kent, hoe bewuster je in de wereld kan staan. Bijvoorbeeld voor Europa: hoe kan je weten wat de mensen in Frankrijk en Duitsland over Europa denken, als je de taal van die landen niet kent? Je kunt het niet allemaal in de Financial Times lezen, want die heeft een heel specifieke benadering. Ik ken mensen die menen de internationale pers gelezen te hebben als ze The Guardian, The Independent of de Financial Times hebben doorgebladerd. Ja, en wat dan met Le Monde, de Frankfurter Allgemeine, Le Point, Der Spiegel, de Süddeutsche? Als je de taal niet kent en het debat niet kan volgen, dan weet je niet wat in een land wordt gedacht. Ik schrijf al lang over Frankrijk en heb me zelden vergist in voorspellingen. Bijvoorbeeld aangaande het referendum over de Europese Grondwet. Telkens ik zei dat het 'Non' zou worden, kreeg ik als reactie: 'Maar Frankrijk is toch voor Europa?!' Ik: 'Neen, als je de kranten leest, de debatten hoort, dan hoor je een gans andere stem'."
"Nog iets waar ik altijd enorm streng op ben: ik zeg Nederlands, nooit Vlaams. Le néerlandais, nooit le flamand. Het te pas en onpas gebruik van Vlaams, als men over de taal spreekt, is voor mij alweer een teken van een soort drang om klein en onbetekenend te zijn, een teken van verenging. Het Nederlands is onze officiële taal, het is een officiële taal van de Europese Unie. Willen wij nu de indruk geven dat we een gewesttaal spreken? Meer en meer mensen, zelfs journalisten, zeggen: Wij spreken Vlaams, wij zijn geen 'Hollanders'. Verkeerd. Ik vraag me soms af waarom er ooit gestreden is geweest voor onze taal. Mijn ouders waren Vlaamsgezind, voor hen maakte dat deel uit van hun engagement voor sociale rechtvaardigheid. Mijn vader was directeur van de lagere school in Harelbeke, voor hem was het belangrijk dat elk kind in zijn taal naar school kon gaan en Nederlands leerde spreken, als deel van de ontvoogding."
"Een van de mooiste brieven die ik ooit heb gekregen, was die van een lezeres die niet lang naar school was kunnen gaan. Ze schreef dat toen ze De Standaard was beginnen te lezen er een nieuwe wereld voor haar was opengegaan; de krant was van dan af eigenlijk haar middelbare school geworden. Ze had haar brief speciaal aan mij gericht, omdat ze vond dat ik in een klare en duidelijke taal schrijf. Ik was ontroerd, dacht: kijk, daar dienen wij ook voor. Dat is ook zo met het onderwijs. Je moet niet op je knieën gaan zitten, niet zeggen: 'Die kinderen weten niet beter'. Neen, je moet ze juist uitdagen nieuwe dingen te ontdekken. Daar hoort de eigen taal ook bij; ik hoor de kinderen nu veel meer schoon Vlaams spreken dan Nederlands. Bedroevend is het, dat we na zoveel jaren onderwijs nog steeds maar aan een verkavelingstaaltje toe zijn. Op dat vlak kunnen we echt een lesje leren van Frankrijk: een prestatie is het van de Franse scholen en opvoeding dat iedereen daar mooi Frans leert praten. Dat is een teken van beschaving: het helpt de ongelijkheid van geboorte uit te vlakken, geeft mensen de kans op meer sociale mobiliteit. Afdalen in de omgekeerde richting is valse democratie. Het straffe is bovendien dat onze kinderen zelfs geen dialect kunnen spreken, enkel dat artificiële tussentaaltje. Een minderwaardig taaltje, een soort Afrikaanders voor Vlaanderen. Het is een uiting van een totaal gebrek aan ambitie en zelfbewustzijn. Als men dan klaagt dat de Franstaligen geen Nederlands leren, ja, dan hebben sommige Franstaligen het recht te zeggen: 'Ik ben niets met mijn Nederlands in Vlaanderen, want men spreekt het daar niet'."
Krenterig
Doornaert vindt het merkwaardig dat zo weinig mensen Brussel willen leren kennen, verschrikkelijk hoe Vlaanderen zich afzet tegen het Hoofdstedelijk Gewest.
"Louis Tobback zegt in uw blad dat Vlamingen in Brussel zich opstellen als Brusselse Vlamingen wanneer ze geld nodig hebben en als Vlaamse Brusselaars van het moment dat ze het geld hebben. Als ik even stout mag zijn, dan zeg ik dat Tobback misschien wel schrik heeft van de Brusselse salons, zoals dat heet. Trouwens, al dat gezeur over het geld dat in Brussel wordt gepompt, is belachelijk. Brussel heeft een enorme functie als hoofdstad van België en van de Europese Unie en heeft daardoor heel wat extra kosten. Het is ook nog altijd de hoofdstad van alle Belgen: krenterig zijn is jezelf tekort doen, alle Belgen hebben er belang bij dat het hier geolied loopt. Onvergeeflijk is het dat al die separatisten die zo luid aan het roepen zijn, nooit ofte nimmer over een oplossing voor Brussel spreken. Die vegen dat onder de mat. Vroeger waren er de marsen op de hoofdstad, 'Wij laten Brussel niet los', nu vinden ze Brussel een blok aan het been. Sommige separatisten zeggen: Valt Brussel uiteen, dan zal het wel voor het geld kiezen. Voor Vlaanderen dus. Complete onzin is dat. Men beweert ook dat Vlaanderen rijk genoeg is om zichzelf te bedruipen. Maar Vlaanderen, speerpunt van alle ontwikkelingen... Je moet dat met een stevige korrel zout nemen. Die Vlaamse houding is zelfs meer dan misplaatste arrogantie, bij velen speelt ook fanatieke ideologie. Een gewezen president van Pakistan, Zulfikar Ali Bhutto, zei toen India de atoombom had ontwikkeld: 'Pakistan zal ook de atoombom maken. Ook al moeten we gras eten'. Nu, Pakistan heeft de atoombom en het eet gras, want het is een zeer arm land. Sommige ideologen - of ze nu van het Vlaams Belang, N-VA of Spirit zijn - denken blijkbaar langs dezelfde lijn: 'Vlaanderen moet onafhankelijk zijn. Ook al zullen we gras eten!' Ik vind dat echt een cul-de-sac, een uitzichtloze piste."
Woont Doornaert heel graag in Brussel - "Alleen al de gedachte dat ik mijn voordeur maar hoef uit te gaan, om van dat rijk stedelijk aanbod te kunnen proeven" -, toch is ze niet blind voor de tekortkomingen.
"Ik zeg al lang dat Brussel een burgemeester boven de burgemeesters moet hebben. Zoals Parijs dat heeft. Liefst iemand met envergure. Jacques Chirac is zowat 17 jaar burgemeester van Parijs geweest en heeft heel goed werk geleverd, omdat hij een globaal beleid kon voeren. Voor mij mag Brussel de specificiteit van die 19 gemeenten gerust behouden. Maar daarboven zou iemand moeten staan die de middelen én de visie heeft om goed te doen voor dat geheel."
"Schoner, minder hondenpoep op straat, meer civisme, een beter onderhoud van de straten. Daar is Brussel eveneens aan toe. En dan de bewijzering. Schandalig ontoereikend. Telkens ik met de auto uit de parking onder het Zuidstation kom, valt het me op wat voor chaos het is. Hoe kan een vreemdeling daar in godsnaam zijn weg in vinden? Leer toch eens te beseffen dat een luchthaven, grote stations en hun onmiddellijke omgeving, visitekaartjes zijn. Van Brussel een uithangbord maken, men heeft het nog steeds niet begrepen. Nog een stokpaardje van mij is de noodzaak het metronetwerk naar de buitenwijken toe uit te bouwen. Minder auto, ik ben de eerste om het toe te juichen, maar zorg dan voor adequaat openbaar vervoer. Ik spreek als ervaringsdeskundige; jaren hebben wijlen mijn man en ik er een groene manier van leven op nagehouden. Geen auto, want we woonden en werkten in Brussel en betrouwden op het openbaar vervoer. Toen De Standaard naar Groot-Bijgaarden verhuisde, bleek het onmogelijk daar binnen een redelijke tijdspanne met het openbaar vervoer te geraken. Dus ben ik noodgedwongen teruggevallen op autorijden. Maak daar in 's hemelsnaam toch eens werk van, in de plaats van met initiatieven uit te pakken als autoloze zondagen. Totaal nutteloos en kunstmatig, enkel goed voor tv."
"Anderzijds moet ik wel zeggen dat de stad erop vooruit gaat; ze wordt links en rechts opgeknapt. Het werd ook hoog tijd, men heeft in de jaren '50 en '60 heel veel stuk gemaakt, Brussel geslachtofferd aan het verkeer. Als je bijvoorbeeld de Louizalaan ziet: vroeger een prachtige laan met mooie herenhuizen. Nu heb je er een mengelmoes van bouwstijlen en daarbovenop nog eens een kleine autosnelweg in het midden. Ondanks de verbetering blijft het echter grotendeels een zootje. Zij het chaos met charmes: hier leven en rondlopen is een avontuur op zich. Steeds weer kan je iets nieuws ontdekken. Een mooie art-nouveaugevel, een leuk hoekje, een verborgen stukje groen... Ook het feit dat Brussel een mentaliteit heeft van leven en laten is heel aangenaam. Houden zo."
Vaders typemachine
Het appartement: niet groot, wel gezellig. Het interieur: een diverse verzameling van kunst, mooie tot nuttige voorwerpen. "Het is eigenlijk een neerslag van jaren werken, leven, reizen. Dingen die aangespoeld zijn in het leven dat ik samen met mijn man heb geleefd."
De Luxemburgse pils drink ik uit een oud bierglas. Met daarop, in het wit: 'Staceghem'. Stasegem, op zijn Frans. "Ik heb dat vroeger meegenomen van thuis." Herinneringen aan haar leven en de mensen in haar leven, Mia Doornaert is er duidelijk erg op gesteld. "Die band blijft belangrijk. Mede omdat ik een leven leid als een vogeltje op een tak. Steeds weer veranderingen meemaak en nieuwe dingen ontdek. Neem nu de oude typemachine, die je in de bibliotheek ziet staan. Die Remington is nog van mijn vader geweest. Hij gebruikte die typemachine om thuis soms dingen voor de school uit te tikken. Hij heeft me daar ook op leren typen. Met twee vingers. Af en toe schreef ik er een verhaaltje op, of een gedichtje. Misschien was die machine wel een vroege projectie van mijn latere liefde voor de journalistiek."
"Na zijn veel te vroege dood heeft mama de machine van vader van de hand gedaan, aan een handelaar in typemachines in Harelbeke. Voor haar waren er andere dingen van vader die een affectieve waarde hadden. Toen ze merkte dat het me hartzeer deed, heeft moeder de machine teruggehaald. Die typemachine is misschien niet het eerste wat ik zou vastgrijpen mocht het hier branden - ze is tenslotte nogal zwaar - maar ik ben er wel ongelooflijk aan gehecht omdat ze de herinnering aan mijn vader, aan mijn ouders, van wie ik veel heb geleerd en veel kansen heb gekregen, levend houdt. Emotionele waarde dus, net als de ring die ik ooit van mijn man heb gekregen en sedertdien altijd heb gedragen."
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.