Wonen in Brussel: Etienne De Lange, burgerlijk ingenieur
De roots van Etienne De Lange liggen in Sint-Maria-Horebeke, Oost-Vlaanderen. Amper 1.800 zielen, maar een merkwaardige geschiedenis.
"In de jaren 1600 is daar een protestantse wijk ontstaan, met een kerkje, de zogenaamde tempel. Nu nog wonen er een tweehonderdtal volgelingen van Luther. Vroeger hadden die mensen zelfs hun eigen school, maar die heeft de deuren moeten sluiten bij gebrek aan leerlingen. Het maakte dat ik in een verdeeld dorp ben opgegroeid. Spelen met de kinderen van protestanten of bij die mensen gaan winkelen, het was uit den boze. Ikzelf was ook een buitenbeentje: mijn ouders hadden me naar het atheneum gestuurd en van op het preekgestoelte werd ik gebrandmerkt als zijnde de slechterik, de rotte appel van de gemeenschap. Maar ja, iemand moet eens de ban breken en die 'eer' viel mij toevallig te beurt. Omdat het mijn ouders - kleine zelfstandigen die veel lijfelijke en materiële tegenslagen gekend hebben - financieel het beste uitkwam. Veel reden tot klagen heb ik echter niet. Dankzij mijn ouders, studiebeurzen, studentenjobs en kleine legale handeltjes kon ik vijf jaar lang jaar studeren voor burgerlijk ingenieur aan de universiteit in Gent."
Na zijn studies leidde avonturiersbloed De Lange in 1962 naar Kolwezi, Congo.
"Ik heb daar een zevental jaar als mijningenieur voor de Union Minière du Haut Katanga gewerkt. Toen het daar erg onrustig begon te worden, was ik net met vakantie in België. Vrienden ter plekke gaven me de raad niet onmiddellijk terug te keren. Ik ben dan les beginnen te geven in een school voor technische ingenieurs in Schaarbeek. Toen ik wat later opnieuw de kans kreeg naar het buitenland te trekken, heb ik dat aanbod na overleg met mijn vrouw afgewimpeld. Uit praktische overwegingen. We woonden ondertussen in Brussel, mijn oudste zoon ging net naar school. De buitenlandse bladzijde was volledig omgedraaid. Later werd ik hoogleraar aan de industriële hogeschool GROEP T in Leuven. Ik ben daar gebleven tot aan mijn pensioen en woon nog altijd in Brussel. Voilà."
Vergrijzing
Brussel, dat is de Olmkruidlaan, Avenue de la Reine des Prés, het noordelijke deel van het Gewest. Een houten naamplaatje met olifanten verraadt dat Afrika De Lange nog steeds niet heeft losgelaten. - "Een zwarte Katangees brengt hier wekelijks de Vlan aan huis. Hij weet dat ik Swahili ken en telkens ik hem zie doen we een klapke. Die man straalt dan van geluk. Want ja, hij loopt hier ook maar wat verloren, hé."
Een terugkeer naar Congo heeft er niet ingezeten, van een terugkeer naar Oost-Vlaanderen, Sint-Maria-Horebeke, zal ook niet veel meer in huis komen. Al heeft De Lange het wel overwogen.
"Ik zal hier allicht blijven wonen tot aan mijn dood en hopelijk moet dat niet al te snel komen. Hoewel, mijn vader zei altijd: 'Het leven is als een rol wc-papier. Hoe meer men op het einde komt, hoe sneller het gaat'.
Na mijn oppensioenstelling heb ik even gedacht terug te keren naar mijn prachtige geboortestreek, de Vlaamse Ardennen. Ik ga ook nog dikwijls in de weekends terug naar daar. Alle bewoners die ouder zijn dan ik, of die ongeveer even oud zijn, ken ik. Al wie jonger is echter niet. Dat zijn er steeds meer, mijn kennissenkring slinkt er zienderogen. Hier wonen mijn zoons in de buurt, ik heb hier vrienden en ben lid van nogal wat verenigingen. Waarom kiezen voor die lastige weg - een nieuwe vriendenkring opbouwen - als ik hier goed zit? Zeer rustig en toch vlak bij de snelweg, de Grote Ring, de luchthaven. En van mijn buurman, de koning, heb ik ook al geen last. Hij komt hier zelden, om niet te zeggen, niet over de drempel. Hij zit alleen een beetje in de weg als ik naar het centrum van Laken wil."
Een van de verenigingen waar De Lange lid van is, is de Vlaamse Club voor Kunst, Wetenschap & Letteren.
"Ik ben aan het eind van de jaren zestig toegetreden en heb daar bijna alle functies vervuld, tot en met ondervoorzitter. Voorzitter ben ik nooit geworden, omdat ik het te druk had met mijn werk. Nu bekleed ik er geen enkele functie meer. Volgende maand word ik zeventig en treed ik het grijze paradijs binnen, zoals men zegt. Het grijs zal er zeker zijn, het paradijs zal ik zelf moeten maken. Dat ze dus maar eens een jongere nemen. Helaas is heel die club, zoals alle clubs trouwens, een beetje aan het verouderen, jonge mensen hebben tegenwoordig andere dingen aan hun hoofd. Vroeger waren er wekelijks activiteiten, dat is nu allemaal een beetje aan het slabakken. Wat wil je, het ontstaan van de club dagtekent nog van de periode voor de televisie, de tijden zijn veranderd. Nu ik gepensioneerd ben, wil ik het ook wel een beetje kalmer aan doen. Ik werk nog wel veel, in de eerste plaats op de zenuwen van mijn vrouw en als je dat goed wil doen is dat op zich al een fulltime job. Ik ben ook nog raadgevend ingenieur bij een paar firma's, verricht nog af en toe expertises in opdracht van de rechtbanken en geef geregeld voordrachten, onder andere over Congo. Bovendien ben ik nogal een bricoleur. Er is altijd wel ergens een klusje op te knappen. Maar ik doe dat graag. Het geeft me zelfs meer voldoening dan intellectueel papierwerk."
Het een of het ander
Laat hij het voorzitterschap van de Vlaamse Club aan een ander over, toch zal De Lange zijn Vlaamse roots nooit verloochenen.
"We mogen en moeten fier zijn op onze cultuur. Op heel veel plekken in de wereld vind je er sporen van terug; het is moeilijk een groot museum te noemen waar geen werk van een Vlaamse meester hangt. Ik ben nooit naar de IJzerbedevaart geweest, nooit naar het zangfeest, maar ik beschouw mezelf als een overtuigde Vlaming zonder complexen. Gelukkig ken ik echter ook nog andere talen: buiten het Nederlands, Frans en Engels, spreek ik ook een aardig mondje Duits en Swahili. Talen kennen is een rijkdom, iedere taal die men kent is eigenlijk een bijkomend diploma. Een Vlaming die hier komt wonen en geen Frans kent, is in veel gevallen een sukkelaar. Ik heb dat meegemaakt met mijn moeder. Na de dood van vader is ze hier een beetje verder komen wonen. Ze kende wel een paar woordjes Frans, maar had toch problemen. Weliswaar is het Franse aspect van Brussel niet meer zo uitgesproken als voorheen, maar aan de kassa's in grootwarenhuizen, bijvoorbeeld, is het toch nog dikwijls huilen met de pet op. Maar wat wil je, een Franstalige die ook Nederlands kent, zoekt nogal makkelijk een beter betaalde baan dan ergens aan de kassa te gaan zitten."
"Het is me ook opgevallen dat je hier twee groepen Vlamingen hebt. Allereerst heb je de Vlaamse Brusselaars die in of rond Brussel zijn geboren en meestal Franse familieleden en Franstaligen in hun vriendenkring hebben. Zij hebben een soort hoofdstadmentaliteit, zoals les Parisiens in Frankrijk: je hebt Brussel en je hebt la province, de boerkes. Ze komen dan ook soms een beetje hautain en arrogant over. Tegen die mensen moet je het woord communautair zelfs niet uitspreken of ze beginnen al te panikeren dat de Vlamingen uit Vlaanderen zich zullen bemoeien. Ik heb echt de indruk dat, als ze ooit zouden moeten kiezen tussen Vlaanderen en de Franstaligen van Brussel, ze voor hun Franse stadsgenoten zouden kiezen. In de tweede groep heb je de Brusselse Vlamingen: in Vlaanderen geboren en in Brussel komen wonen. Zij zijn in principe overtuigd Vlaming gebleven, ondanks hun soms Franse werkomgeving. Het grootste gedeelte van hun familie woont meestal in Vlaanderen, ze hebben er nog veel contact mee. Hebben ze een groot werk in huis, dan laten ze daarvoor dikwijls iemand vandaar komen. De verdeeldheid tussen beide groepen is spijtig, we zijn al met zo weinig in Brussel."
"Het grootste probleem van Brussel bevindt zich tegenwoordig echter rond Brussel: de faciliteitengemeenten. Daar is het aan het gisten. Wat Vlaanderen daar doet, is in mijn ogen dom. In elk van die faciliteitengemeenten is er minstens één Franstalige school. Alles, de leerkrachten, de werkingskosten, noem maar op, worden door Vlaanderen betaald. Zo bekostigt Vlaanderen eigenlijk de verfransing van die gemeenten. Anderzijds zit men in Vlaanderen van de daken te schreeuwen dat het Vlaamse gemeenten zijn en ze die niet loslaten! Ja, het is het een of het ander, hé. Maar ja, dat zal wel hoge politiek zijn, zeker."
Vierhonderd onverlaten
Ondertussen neemt De Lange het leven in Brussel zoals het is.
"Brussel is in se slechts een stadje op Europese schaal, maar dan wel eentje met alle voor- en nadelen van een grootstad. Gebeurt er iets op cultureel of op om het even welk ander vlak, dan is het voor België meestal in Brussel. Of toch ook in Brussel. Ik heb altijd gezegd dat ik hier toch een kleine pied-à-terre zou houden, mocht ik terug naar den buiten gaan. Om te overnachten als we hier 's avonds een theateropvoering of concert zouden bijwonen. Of voor het geval we zin zouden hebben in een paar dagen Brusselen. Maar kijk, we zijn hier nu helemaal gebleven, hé."
"Je komt hier ook mensen tegen die je in een buitengemeente nooit ofte nimmer tegen het lijf zou lopen. Ga naar de buurt van het Schumanplein of de nieuwe Europese wijk. Heel Europa zit daar in die restaurants en cafés. Die mensen vragen niet liever dan eens met een Belg te babbelen. Interessant voor wie de moeite wil nemen. Voor jongere mensen is dat handig in het kader van hun werk en hun relaties. Voor mij is dat al minder het geval. Ik beperk me dan ook tot eens goed te gaan eten, een bioscoopje mee te pikken, een concert, een tentoonstelling. Of gewoon genieten van terras en tuin, die mijn vrouw zo liefdevol verzorgt."
"Heb ik het over de nadelen, dan wil ik de toenemende onveiligheid aankaarten. In sommige wijken durft een brave burger 's avonds niet meer de straat op te komen. Als ik daar al eens met een politieman over praat, is de reactie dikwijls: 'Brussel is naar de kl...' Maar ja, zij zitten dagdagelijks in die miserie. Zelf heb ik er nog niet echt last mee gehad."
"Problemen heb je vooral met zo'n drie- tot vierhonderd jongeren. Jongeren die gekend zijn bij de politie. Die niet werken, op straat rondhangen, drugs dealen, handtassen stelen. Die hebben bovendien de Belgische nationaliteit, waar moet je er dus mee naartoe? En zijn ze minderjarig, dan worden ze gestuurd door hun oudere spitsbroeders en zijn ze zo weer vrij als ze toch eens geklist worden. Met de rest heb je weinig of geen last. Zo erg als men het in Vlaanderen wil denken of voorstellen, is het echter zeker niet."
"Volgens mij is de Vlaming uit de provincie nog niet genoeg internationaal ingesteld, kan hij nog niet ruim genoeg denken om met het leven in de grootstad om te gaan en blijft hij daarom liever veilig onder de kerktoren zitten. Bij de jonge gasten zie je tegenwoordig echter een kentering. Ze zijn al veel meer internationaal, ook door het internet. De zoon van mijn buurman bijvoorbeeld, is getrouwd met een meisje van Finland en die romance is via het internet begonnen. Een van mijn drie zonen is getrouwd met een meisje uit Zuid-Korea, dat hij heeft leren kennen toen hij daar was voor het werk. Hij heeft voor zijn werk ook al zowat overal ter wereld gezeten. Een andere zoon zit in Genève. Mijn jongste moet geregeld in Slovenië zijn voor het werk. En ook al eens in Frankrijk, Noorwegen en Denemarken. Dat hebben ze blijkbaar een beetje van mij geërfd, mijn drie zoons, dat avonturiersbloed."
Hout
Het interieur is klassiek Vlaams, stijf in de massieve eik. - "Zoals je kan zien, hou ik veel van hout. Hout geeft warmte en gezelligheid."
Vlaams dus, maar het decorum verraadt De Langes Afrikaans verleden, de wereldburger in hem. Van het imposante koningsmasker uit Senegal in zijn bureau, tot de oude mijnlamp op de schouwmantel in het salon. - "Wij maken tegenwoordig zo'n twee grote reizen per jaar. De voorwerpen die je hier ziet staan, heb ik van zowat overal ter wereld meegebracht."
De Lange toont me een icoon gekocht op de vlooienmarkt in Moskou, houten figuurtjes uit Congo, Zimbabwe, Nigeria, Senegal. Een beeldje uit Papoea-Nieuw Guinea. Een bordspel uit Madagascar, een tekening gemaakt door aboriginals, een schilderij op zijde uit Bali. Tot zelfs een sierlijk gesneden hoofd in ivoor toe, van de tijd dat zoiets nog ingevoerd mocht worden."
"Niet dat die dingen veel waard zijn, maar vroeger ging ik daar in het buitenland toch echt wel naar op zoek. Nu is altijd de eerste vraag: waar gaan we het zetten? Als er thuis iets anders voor moet sneuvelen, koop ik het niet meer. We hebben genoeg en we kunnen het ook niet kwijt bij de kinderen."
"Vraag je me naar een favoriet, dan zeg ik misschien wel dat houten figuurtje uit Congo. Eenvoudig, maar zeer gestileerd. Ik heb me zelfs laten vertellen dat Picasso in de leer is geweest bij Afrikaanse schilders en beeldhouwers. Om te leren stileren met enkele zeer simpele expressieve accenten. Wel, ik kan het geloven."
Lees meer over: Laken , Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.