Wonen in Brussel: Fien Troch, cineaste

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
13/05/2006
"Ik voel me thuis in Brussel, geborgen, maar het heeft betrekkelijk lang geduurd voor het zover was. De echte klik is er gekomen door geregeld in het buitenland te vertoeven, in andere steden: overal miste ik er dat ondefinieerbare dat Brussel mij wel schenkt. Weer thuiskomen geeft me telkens weer zin om mijn stad te omhelzen. Maar mocht ik ooit moeder worden, dan zou ik er nog eens twee keer over nadenken, en de voor- en de nadelen van de grootstad tegen elkaar afwegen." De cineaste Fien Troch (28) scoorde in binnen- en buitenland met haar langspeelfilmdebuut Een ander zijn geluk.

Papenvest, Brussel-centrum. Fien Troch moet van vijf hoog naar beneden, omdat de toegangsdeur van het moderne appartementsgebouw slotvast is. Ze lacht en kijkt me aan met doordringend blauwe ogen. "Het is echt wel nodig, hoor; ze hebben al een paar keer proberen in te breken, zonder succes. Beneden heeft iedere bewoner een soort kot, en daar zijn ze wel binnengeraakt. Vervelend is dat, weten dat iemand die er niets te zoeken heeft, in je spullen heeft zitten rommelen. Het maakt je zelfs een beetje opstandig: wat geeft die persoon verdomme het recht!?"

"Het onveiligheidsgevoel: ik merk bij mezelf en anderen dat het toch wel aanwezig is, ja. Je hebt in een stad als Brussel bepaalde do's en don'ts, en dat maakt het leven hier soms best vermoeiend. Nog nooit ben ik met schrik naar huis gekomen, maar er zijn wel momenten geweest dat ik dacht: gelukkig is er nu iemand bij mij. De naïeve gedachte: 'Dat gebeurt hier niet' is wel voorgoed verleden tijd, vrees ik."

Ik vestig de aandacht van Troch op een blad dat bij het bellenpaneel ligt. Een oproep om een soort van wijkcomité op te richten. Afspraak in het café Walvis. "Ja, ik heb het ook gekregen, maar meteen ook weggesmeten. Omdat het alleen in het Frans is opgesteld. Dat vind ik van niet bijster veel savoir-vivre getuigen, laat staan van beleefdheid. Er staat zelfs niet in dat Vlamingen ook welkom zijn. Alhoewel ik sowieso niet zo geëngageerd ben als het om buurtleven gaat."

Asielzoekers in de winterkou
Fien Troch woont nu al een zevental jaar in Brussel, maar ook al als kind kwam ze hier regelmatig. "We woonden in Londerzeel. Brussel was onze stad, niet Antwerpen of Mechelen. Mijn vroegste herinneringen: met mijn ouders uit eten gaan bij de Griek aan het Zuid. Niet meteen de mooiste kant van de stad, maar het had iets wat me aansprak. Als er iets te vieren viel en het mocht wat meer kosten, dan lieten we ons verwennen in Le Taverne du Passage, in de Koninginnegalerij. Duur maar lekker, oude Brusselse chic op zijn best. Ook gingen we hier bijna elke week naar de cinema: de oude Eldorado en de City 2."
"Als tiener is dat zo gebleven. Telkens als ik stad wilde opsnuiven, ging het naar Brussel. Winkelen, maar vooral het uitgaansleven. Je weet hoe dat gaat: met de cafés en de uitgaansgelegenheden in de buurt heb je het wel een beetje gehad, je wilt op zoek naar avontuur. In The Fuse bijvoorbeeld, of de Who's Who's Land."

"Deze stad was dus geen compleet onbekende plek voor mij, ik had een streepje voor op anderen. Want Brussel kan heel intimiterend zijn voor mensen voor wie het fenomeen 'grootstad' een verre notie is. Mijn nichtjes uit de Kempen waren onlangs op bezoek en wisten niet wat ze zagen. Volgens mij dachten ze dat er op elke hoek van de straat iemand met een geweer in aanslag op hen stond te wachten."

"Maar vreemde of geen vreemde stad, toen ik aan Sint-Lukas ging studeren, had ik het allerminst makkelijk. Het was niet evident voor een achttienjarige die uit een vrij beschermd milieu van een dorp kwam, om dagelijks door die ruige hoerenbuurt te moeten. Vooral wanneer ik weer eens onzeker was over een taak die ik had afgeleverd en met een ei in mijn broek door de straten van Sint-Joost en Schaarbeek stapte: als omgeving niet bepaald van dien aard om mijn ongeruste studentenhartje blijmoediger te stemmen. Aanvankelijk was het dan ook een beetje een innerlijke strijd: vind ik dit hier nu echt wel tof, of wil ik na mijn studie zo snel mogelijk weg? Antwerpen en Gent, die zijn toch veel gezelliger en vriendelijker? Anderzijds bekroop me dan weer geregeld het gevoel dat Brussel echt wel mijn ding was."

"In mijn derde jaar ben ik op kot gegaan en stond ik voor het blok: ofwel neem ik vrede met deze stad, ofwel blijf ik ze voor eeuwig en altijd een rare plek vinden. Maar zelfs toen bleven mijn gevoelens ambigu; ik kwam er niet uit. Zeker omdat op kamers leven niet meteen een eerlijke basis is om over de stad te oordelen: binnen was alles al even chaotisch en onzeker als buiten. We zaten daar met drie in een karig ingericht appar­te­ment - er stond één zetel in de living, een tv en wat rommel die we op straat hadden gevonden -, en ook de buurt was niet de meest op­beurende: de Diksmuidelaan. Het eerste wat ik 's winters door het raam zag, waren de asielzoekers van het Klein Kasteeltje die buiten verkleumd op werk stonden te wachten. Dat was ontnuchterend, heel confronterend. Zeker omdat je voelt dat je die mensen niet kunt helpen, hoezeer je het ook zou willen."

Toch is Troch gebleven; Brussel heeft het pleit gewonnen. Eerst een korte tussenstop in de Vaartstraat, vervolgens de Papenvest, in het centrum. "Dat is wel degelijk een bewuste keuze geweest. In het centrum wonen is een luxe: je komt buiten en je zit overal dichtbij. Cafés, restaurants allerhande, bioscopen, theaters. Ik vreesde ook dat ik geen vertrouwde gezichten meer zou zien als ik voor pakweg Schaarbeek of Sint-Gillis zou kiezen. Maar dat is ondertussen wel veranderd: mocht ik ooit verhuizen en in Brussel blijven, dan hoeft het voor mij niet meer per se centrum-centrum te zijn: ik ben vertrouwd genoeg met de stad, ze is echt wel mijn thuis geworden, al ken ik er om eerlijk te zijn nog geen honderdste van. Nog steeds kan ik op plaatsen komen en zeggen: wow, wat is dat mooi, dat wist ik niet. Of andersom: wow, dat is nu eens de lelijkheid zelve. En dat zal nog heel lang zo blijven, tot op mijn oude dag, denk ik."

Mijn onbekende thuis
"Brussel heeft me ook al wel degelijk geïnspireerd, het kan ook moeilijk anders. Hier wonen verruimt je wereld, je gaat automatisch anders en breder denken. Mijn eerste kortfilm, Verbrande aarde, die ik op Sint-Lukas heb gemaakt, ging over jongeren in Brussel. Dat was echt geïn­spireerd door locaties en situaties die ik in het dagelijkse leven tegenkwam."
"Met de jaren is dat overweldigende van die indrukken wel enigszins afgezwakt; ik heb ze meer losgelaten in mijn werk. Maar nu voel ik dat het terugkomt. En locaties zijn er genoeg, van de mooiste tot de lelijkste, van de meest miserabele tot de chicste. Ook dat is de charme van Brussel."

"In het cinema-aanbod heeft Brussel een streepje voor op de rest van het land, door de tweetaligheid. Je kunt hier vaker Franse films zien. Ik zou eigenlijk twee keer in de week naar de film moeten, maar dat is - om eerlijk te zijn - absoluut niet het geval. Soms heb ik gewoon de tijd niet, dan ben ik weer te lui om ertoe te komen. Je weet hoe dat gaat. Een dag hard gewerkt, je komt afgepeigerd thuis, eet iets en zegt: 'Nu
wil ik niet weer mijn jas aantrekken en naar buiten gaan, nu wil ik gewoon eens binnen blijven, zie.' Een beetje lezen en dan gaan slapen."

"Mijn favorieten zijn de Arenberg, de Actor's, de Vendôme, Flagey, waar ze mijn soort films draaien. Dat die zalen in comfort, projectie en geluid niet kunnen tippen aan Kinepolis en UGC, neem ik er graag bij. Het publiek is er bovendien tien keer aangenamer: geen popcorn-toestanden, geen giechelende tieners. Ik ben ook niet iemand die alles gaat zien, ik bedoel: een Basic instinct 2 zal ik wel op dvd bekijken, tenzij het een echte lazy zondagmiddag is waarop ik werkelijk niets anders om handen heb."

Trop is te veel
Eindelijk echt thuis in Brussel, maar toch blijft de stad Troch een dubbel gevoel geven. "Het klinkt misschien als een cliché, maar Brussel is zowel mijn favoriete stad als de stad waaraan ik me onvoorstelbaar kan ergeren. Bij momenten denk ik: waarom vond ik het hier nu weer zo tof?! Of: wat voor een ongelooflijk zottenkot is het hier toch! Maar ik denk ook dat het juist daarom is dat ik hier zo graag ben. Ik voel mij blijkbaar minder thuis in steden die evidenter zijn. Brussel is ook geen grote-grote stad en tegelijkertijd toch metropool genoeg om de anonimiteit op te zoeken wanneer je dat wilt. Superbelangrijk vind ik dat: je hebt steeds het gevoel dat je je zin kunt doen."

"Als ik me erger, dan is het meestal aan de vuiligheid. Ik vind het ongelofelijk storend dat er zo weinig moeite wordt gedaan om de stad een bepaalde netheid te gunnen. Ik heb het hierbij zelfs niet over een bekakte netheid, voor mij mag er best een papiertje aan mijn voetzolen blijven kleven. Maar hoe de straten er hier soms bijliggen, dat gaat me af en toe toch te ver. In de Dansaertstraat valt het nog mee, maar de zijstraten lijken dikwijls één grote vuilnisbelt. Een stoel op straat zien staan, met daarnaast een kapotte wc-pot en enkele gescheurde vuilniszakken: het kan best wel inspirerend zijn en zijn charme hebben, maar trop is nu eenmaal te veel. Het zal ook wel te maken hebben met het nonchalante en het je-m'en-foutisme dat Brussel typeert. Die houding maakt van Brussel tegelijkertijd ook een stad zonder kapsones, wat impliceert dat je hier de notaris in het restaurant kunt zien zitten naast de arbeider die van zijn soep slurpt."

"Ik weet niet zeker of ik hier een kind zou willen grootbrengen. Enerzijds krijgen kinderen in een stad als Brussel de kans om heel snel een brede kijk op de dingen te ontwikkelen en alert te worden; de wereld wordt je hier voor de voeten geworpen, willen of niet. In een dorp, waar ik heel graag heb gewoond, ben je toch heel wat beperkter. Maar als ik dan hier kinderen op een klein pleintje zie spelen tussen het beton, terwijl ze buiten de stad ruimte zat hebben, dan heb ik weer mijn vragen."

"Ook voor mezelf ben ik er nog niet helemaal uit of ik heel mijn leven in de stad wil wonen. Ideaal zou zijn: een appartement hier en een optrekje op de buiten voor als het mij echt te veel wordt. Maar nu al op het platteland of in een dorp gaan wonen: no way, daarvoor is het hier veel te levendig. Vooral omdat ik meestal thuis werk, heel veel schrijf en in dat opzicht op het platteland niet zou kunnen functioneren. Als ik daar zou zitten, dan zou ik elke dag met mijn auto hierheen rijden en met mijn laptop in een café gaan zitten. Als ik op bezoek ga bij mijn ouders, dan denk ik weleens: 'Oef, wat is het hier rustig.' En: 'Kijk, iedereen zet hier op het juiste moment zijn vuilniszak buiten.' Allemaal mooi, maar toch zou ik er niet kunnen overleven, nu nog niet. Omdat ik weet hoe snel je er in een systeem gevangen geraakt. Dag in, dag uit dezelfde mensen zien en zeggen: 'Nu ga ik met het lief, dat ik al tien jaar heb, trouwen en kinderen kopen en dan blijf ik hier wonen.' Ik heb daar wel respect voor, maar het is niets voor mij."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni