Wonen in Brussel: Jacky Morel, acteur
De Wansijnstraat. Jacky Morel staat me op te wachten aan de voordeur van zijn keurige bel-etagewoning, waar hij al 42 jaar woont. Ik ben te laat, hopeloos verloren gereden, tot zijn instructies me op de goede weg hebben geholpen. Hij maakt er geen punt van: "Je bent niet de eerste en je zult zeker niet de laatste zijn."
Mijn gastheer ziet er nog steeds patent uit. Energiek, kerngezond. Onmiskenbaar, die Brusselse tongval. Alhoewel, Brussel - oorspronkelijk komt Morel uit Gent. De moeial Baconfoy, gangwachter 1ste klas op de vierde verdieping van het ministerie van Binnenlandse Zaken, den Brusseleir die overal zijn neus in steekt, is in een vroeger leven ne Genteneir geweest.
"Een echte Brusselaar ben ik niet, een echte Gentenaar ben ik nooit geweest. Als ik een Strop in zijn dialect zou proberen aan te spreken, dan zou een meewarig lachje mijn deel zijn. Hetzelfde met het Brussels. Toch denkt de helft van Vlaanderen dat ik een rasechte Brusseleir ben. Als ik aan zee op een terrasje zit, dan gebeurt het nog meer dan eens dat iemand zegt: 'Ha Bacon, ça va?' En dat is verdraaid meer dan 25 jaar geleden, die Collega's! Het geniale van de reeks was dat Jan Matterne mensen uit alle windstreken van Vlaanderen samen in dat bureautje heeft gezet. Waar ook in Vlaanderen, steeds was er wel iemand die iets van zichzelf in een van de personages herkende. Die zeiden wat de echte ambtenaren dachten, maar niet in de mond durfden te nemen. Zo moest ik eens met de trein van hier naar de BRT omdat mijn auto in panne stond. Kwam daar e menierke naast mij zitten, die op samenzweerderige toon zei: 'Ik heb steeds op het ministerie gezeten en wat ik zo formidabel vind, is dat jullie nu mogen zeggen wat wij nooit gedurfd hebben.' En da doe me veul plezier. Voilà, voilà."
Weeshuis
In het glas komt een chablis. "Dat is mijn préféréke, daar kan ik echt van genieten." Waarna hij vertelt hoe hij in Brussel is terechtgekomen. "Het was in de jaren vijftig, ik was afgestudeerd aan de Gentse toneelschool en speelde in Keldertheater Arca. Op een bepaald moment heeft Cyriel van Gent me gevraagd voor een stuk dat hij regisseerde ter gelegenheid van de Gentse Feesten. Ik heb dat gedaan, hij was er heel enthousiast over. Van het een kwam het ander en op zeker ogenblik zei Cyriel: 'Ik weet niet of het je interesseert, maar Nand Buyl heeft me gezegd dat er nog een plaats is voor een jonge gast in de KVS.' Natuurlijk dat het mij iets zei, want in Gent was er geen officiële schouwburg. Uiteindelijk hebben ze iemand anders genomen, een heel jonge gast. Maar toen die na een aantal maanden afhaakte, heb ik mijn grote kans gekregen. Voor mij was het iets wat ik echt wilde. Ik had niets te verliezen, ik kon alleen maar winnen. Al was Brussel één groot vraagteken."
"Aanvankelijk heb ik gependeld, maar dat was niet te doen. We waren 's avonds pas rond elf uur klaar met spelen. Dan snel afschminken, me omkleden en in zeven haasten naar het station. Ik woonde ook nogal ver van Sint-Pieters en moest in Gent nog twintig minuten te voet vooraleer ik thuis was. Lang heeft het dus niet geduurd voor ik besloot naar Brussel te komen wonen. Er was ook weinig of niets wat me in Gent hield. Ik had wel een broer en een zus, mijn moeder leefde nog, maar ik had van mijn negende tot mijn achttiende in een weeshuis gezeten. Mijn vader heb ik zelfs nooit gekend. In dat weeshuis was ik totaal afgesloten van de normale gang van zaken, ik had zelfs nooit op straat mogen spelen."
"Brussel was zich aan het opmaken voor de Expo, restaurants en kamertjes werden opgefrist. Daarvan heb ik geprofiteerd om zo'n kamertje te huren. In de Auguste Ortsstraat, recht tegenover de Beursschouwburg. Kwam goed uit, want het KVS-gezelschap speelde er noodgedwongen omdat de schouwburg aan de Lakensestraat was afgebrand, na een opname voor televisie."
Door de spiegel
Een baan in een van de twee officiële schouwburgen van het land, wonen in een stad die met de Expo de halve wereld over de vloer zou krijgen. Toch was het niet al feestgedruis voor de jonge Jacky Morel. "Inburgeren was niet makkelijk. Het duurde ook een tijdje vooraleer bepaalde regisseurs met mij wilden werken, wat normaal was. Ik heb dan ook een paar zware jaren gekend, maar ik heb me erdoor geslagen. De Expo was een overrompeling, maar heel veel heb ik er niet van meegepikt. Ik kwam om acht uur 's ochtends de schouwburg binnen en kwam er pas om middernacht weer uit. Als ik niet speelde, dan was ik beetje knecht-van-alles. Maar dat was goed, zo leer je de machine kennen. Twee, drie keer heeft een bevriende journalist me toch meegesleurd. Die had een auto en kwam me 's avonds halen: 'Niet zeveren, komaan, we zijn weg.' Natuurlijk dat ik daarvan genoten heb! Maar van het acteren genoot ik nog meer: ik was niet zo heel gelukkig, ik zat niet echt goed in mijn vel, maar door theater te spelen kon ik iemand anders zijn."
"Bij de KVS ben ik een drietal jaar gebleven. Ik heb een paar mooie dingen mogen doen en veel mensen leren kennen. Maar toen ik hoorde dat het dramatisch gezelschap van de NIR ging uitbreiden en ook voor tv ging werken, heb ik niet getwijfeld. Ik kon mijn wedde verdubbelen én het was een uitdaging. Luisterspelen, schoolradio, teksten lezen en dan nog eens naar de televisie kunnen gaan... Ik heb het ook al die jaren gewetensvol gedaan. Altijd op tijd, ik kende steeds mijn tekst, maakte nooit moeilijkheden. Dat is nu voorbij, na al die jaren. Ik ben 75 nu, ik ben tien jaar geleden gestopt. Ik kijk niet meer in de spiegel, ik ben door de spiegel."
Simonneke
Niet alleen heeft Morel carrière gemaakt in Brussel, hij heeft er ook zijn vrouw leren kennen. Zijn Simonneke, die me kort daarvoor nog heeft begroet met een stevige handdruk. "Door de wereldexpositie hadden we in opdracht van de Stad Brussel een grote openluchtvoorstelling met de KVS. De gecroonde leersse, een kluchtspel waarin Keizer Karel deelneemt aan het gewone leven. De regisseur, Kris Betz, gaf hier in Ukkel lessen dictie en toneel, en Simonneke was een van zijn leerlingen. Hij had een heleboel figuranten nodig en zij mocht meedoen. Zo is het stilletjesaan gegroeid. Ik werd ook heel goed aanvaard door de familie. Een zegen. Ik was alleen, had nooit veel genegenheid gekend. Lieve woorden, een beetje genegenheid en opvang in een echt gezin - ze waren met vijf kinderen -, het was iets wat ik nooit had meegemaakt. Voor mij betekende dat enorm veel."
"Tof was ook dat toneel en alles wat ermee te maken had, de familie van Simonneke niet vreemd was. Ze waren actief bij De Suskes, een kleine muziek- en toneelmaatschappij. Ik heb daar onder meer al de eenakters van Tsjechov gespeeld; tijdens de pauze werden de pupiters gezet en dan was het de beurt aan de fanfare. Ik heb daar zeven jaar de regie gedaan, tot het zo goed als gedaan was met De Suskes. Dan hebben ze me gevraagd als regisseur en acteur bij De Zonnebloem, een gezelschap dat in het cultureel centrum onderdak was. Daar ben ik twintig jaar bij geweest. De accommodatie was niet fameus, ze hadden enkel een podium met wat licht erboven. Maar we trokken ons plan: de helft van onze living heeft nog op de planken gestaan."
Morel vertelt het met luide stem, duidelijk articulerend. De acteur in hem is nog niet dood. "Ze hebben het er goed ingestampt op de toneelschool. Daar heb ik enorm veel geleerd, heel veel steun gekregen. Mijn professor was Frans Roggen, die ook regisseur was bij de NIR. Hij heeft me het belang van klemtoon en fonetiek geleerd. Geleerd hoe een zin is opgebouwd en wat het punt is waar je naartoe moet. Weten ook: waar gaat het over, hoe voel ik het aan en hoe kan ik het invullen? Kijk, mijn huisdokter woont hier niet veraf. Hij is Franstalig, maar ik spreek Nederlands tegen hem. Hij zei me: 'Ik heb graag dat je bij mij komt, want ik begrijp alles wat je zegt.' Ik: 'En ik kom graag bij u, want u houdt mij gezond.' Voilà, donnant, donnant."
Cadeautjes
Hij schenkt nog eens bij. Het flessengeluk is voor mij. "Ge gelooft erin of ge gelooft er niet in, hé. Allee, we gaan nog ne keer klinken." Klinken, ook, op het leven in Ukkel. "De stad trekt ons niet meer zo aan, al is het ooit anders geweest. De grote periode van Béjart en Brel. Ook het PSK was iets enorms voor mij. We gingen er naar tentoonstellingen en ik heb er nog gespeeld met Toneel Vandaag, onder Rudi van Vlaanderen, die er een jaar lang een ruimte ter beschikking had gekregen. Meer dan eens heb ik er 's ochtends kunnen genieten van het pianospel van een virtuoos die aan het repeteren was voor zijn avondconcert. Dat zijn van die cadeautjes die je nooit vergeet. Die grote formidabele concertzaal van de BRT aan Flagey, daar waren ze ook dikwijls aan het repeteren. Als ik dan wat vroeger gedaan had in Studio 10, waar ik voor de luisterspelen zat, dan ging ik naar beneden door die grote gang - allemaal rood tapijt, het kon niet op - tot aan een zijdeurtje, waarlangs ik binnenglipte. En dan kon ik van de muziek van die mannen genieten. Prachtig, prachtig gewoonweg."
"Door mijn werk heb ik Brussel enigszins leren kennen. Bijvoorbeeld door de opnamen voor Willem van Oranje, een coproductie van de BRT met Nederland, waarin ik de rol speelde van graaf Hoorne. Mijn onthoofding vond plaats op de Grote Markt, prachtig geënsceneerd zoals het indertijd was. Je zat daar dan toch een paar dagen en had dus de tijd om rustig rond te kijken. De Zavel heb ik dan weer leren kennen door de opnamen voor dezelfde reeks in die indrukwekkende kerk, die speciaal voor de gelegenheid was opgemaakt met bloemen. Dan zei ik: 'Ik heb alweer een cadeau gekregen door mijn werk.' Maar buiten dat soort dingen ben ik niet zo heel breed gaan experimenteren met die stad. Ik heb er nooit middenin gezeten, altijd een beetje opzij."
"Een heel goede herinnering heb ik aan de restaurants in Elsene. Daar zat Europa, hé. Hadden we een uurtje of twee de tijd, dan gingen we eten bij Spanjaard, de Italiaan, de Portugees, de Joegoslaaf. Lekker en ni duur, ni duur. Ik ga trouwens nog altijd graag op restaurant, maar zo vaak gebeurt het niet meer. Een vaste traditie zijn de verjaardagsfeesten in den blauwen olifant, L'Éléphant Bleu, op de Waterloose. Knap aangekleed, veel groen en kleur, twee, drie niveaus. Helemaal achteraan heb je een plateau met een grote tafel. Daar schuiven we om de vijf jaar aan met heel de familie. Een groot banket. Voor mijn zestigste verjaardag hebben we dat gedaan, voor mijn 65ste, mijn zeventigste en mijn 75ste. De heerlijke gerechten worden er discreet opgediend door mooie vrouwtjes in traditionele klederdracht, en het is betaalbaar. De andere verjaardagen houden we het bescheidener. Een glaasje champagne, een stukje taart en de kaars die de klein mannen, Loïc en Yaël, mogen uitblazen. Ik heb dan ook een heel schone familie, dat is doorgegeven van grootvader naar vader en de kinderen. En iedere zondagavond zitten we hier allemaal, iedereen op zijn vaste plaats. Dat is goed voor de kinderen en dat is ook goed voor de kleinkinderen. Omdat ze zo een gevoel van genegenheid krijgen, van aandacht, van verantwoordelijkheid. Ik mag dan misschien een oude zagevent zijn, het is en blijft een waarde die zeer belangrijk is. Zeker in de egoïstische wereld waarin we leven."
"En voor de rest trekken we hier ons plan in Ukkel, genieten we van de rust. We zijn een van de weinig overgebleven Nederlandstalige families in ons gehucht, maar Vlaams, Frans: ik heb daar nooit problemen over gemaakt. In de buurt niet, op het gemeentehuis niet. Je bakent je ruimte, je wereldje af en voor de rest zorg je ervoor dat je goed overeenkomt met de buren. Leven en laten leven. Iedereen is hier heel vriendelijk met elkaar, hierover, links, rechts, overal. Kom je buiten, dan is het: 'Goedendag. Salut, ça va? Alles goed?' En we helpen elkaar als het nodig is, zonder elkaar lastig te vallen. Neen, ik voel me hier niet achteruitgestoken als Nederlandstalige, helemaal niet."
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.