Wonen in Brussel: Joris Sleebus (56)

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
15/06/2007
"De stad, etalage van uitersten en tegenstellingen, heeft me altijd enorm geboeid. Wat zit erachter? Waarom is dat zo? Hoe is het gekomen en wat leer je eruit? Hoe kan het bespeeld, gemanipuleerd, ontwikkeld worden? Daarin is Brussel de meest dankbare stad van het land, want de meest confronterende. Je hebt de bevolkingsdichtheid, de nationale administratie zit hier geconcentreerd, er is de taalconfrontatie Nederlands-Frans, er zijn de Europese diensten en internationale handelsorganisaties, de overblijfselen van de 19de-eeuwse indus­trialisatie, je hebt het uitgesproken multiculturele. Die mengeling van uitersten blijft me aanspreken." Als secretaris van Brukselbinnenstebuiten maakt Joris Sleebus (56) al bijna dertig jaar mensen gevoelig voor de mogelijkheden van de stad.

Joris Sleebus woont samen met zijn vrouw Erna in Jette, in de Herrewegestraat. In een huis dat hij nu zowat veertien jaar geleden heeft gekocht. Die aankoop betekende het einde van een lange omzwerving. "Ik ben geboren en opgegroeid in Evere. We woonden in de Van Obberghenstraat, vlak bij de Haachtsesteenweg. In een mooi groot huis uit 1924, met een kanjer van een tuin. Achter die tuin lag de witloofkwekerij Van Hamme. De uitgesproken geur van het witlof, die kacheltjes en de golfplaten met stro zijn me altijd bijgebleven. Na de zwanenzang van de witloofkwekers zijn ze op veel plaatsen in Evere aardappelen gaan verbouwen, nog later zijn al die gronden verkaveld. Waar vroeger Van Hamme was, zit nu een kleuter- en lagere school."
"Ik was erg gehecht aan ons huis, veel meer dan mijn broer en drie zussen. Maar op een bepaald ogenblik hebben mijn ouders het verkocht, een samenloop van een omstandigheden. Ik had het maar wat graag in de familie gehouden, maar ik kon het financieel niet aan."

Achtervolgd door spijt
"Op mijn 23ste ben ik weggegaan uit Evere. Het begin van mijn omzwervingen. Sint-Joost, Strombeek, zeven, acht jaar de Palokewijk in Dilbeek, Grimbergen, Londerzeel, Laken... Steeds bleef de spijt over de verkoop van het ouderlijk huis. Dan ben ik bewust op zoek gegaan naar een woning uit het interbellum: in Evere, Neder-Over-Heembeek, Laken, stukken van Ganshoren, Berchem, Jette, midden-Molenbeek. Het is uiteindelijk Jette geworden. Ik heb het huis, gebouwd in 1926, gekocht van een hoogbejaarde man. Ik zie ons hier nog zitten, de dag dat we tot een overeenkomst zijn gekomen. Sedertdien heb ik vrede met het verleden, met wat er is misgelopen in Evere. Sinds twee jaar ben ik ook hertrouwd, en dat heeft me een nieuwe stabiliteit gebracht. En dat doet deugd."

"Ik ben een huisvent en veel meer een wijkgebruiker dan een stadsgebruiker, al staat dat een beetje haaks op mijn engagement voor Brukselbinnenstebuiten. Deze buurt komt goed tegemoet aan mijn behoeften. Winkels genoeg, gemengd ook. Ga hier de straat af en je krijgt het spektakel van spelende Marokkaanse en Italiaanse kindjes. Ga de straat op en daar is het al West-Europa wat de klok slaat. Aan deze kant zijn het overwegend eigenaars, aan de overkant huurders, wat ook een mengeling geeft. Metro, tram en bus zijn niet veraf en het is ocharme drie kilometer en een beetje tot aan de Beurs. Wat moet een mens nog meer hebben?"
"Er zijn hier nogal wat bedrijfjes in de buurt, maar die storen op geen enkele manier. Lawaai- noch reukhinder. Er zijn een paar carrosseriebedrijven, ateliers. Het fabriekje hierachter verkoopt honing, hier recht tegenover is een drukkerij. Een beetje verder zit een firma in kerstversiering: koddig om te zien hoe die enorme dozen, die niks wegen, vervoerd worden in grote ca­mions met heel kleine wieltjes. Buurten met woon- én werkfunctie, zoals deze, hebben me altijd aangesproken, in tegenstelling tot slaapverkavelingen. Ondanks al die activiteiten is en blijft het hier ook zeer rustig. Met dank aan de binnenblokken: vrij groot en vrij groen."

"Mijn twee kinderen, uit mijn eerste huwelijk, wonen ook in Brussel. Liselot, die nu 25 is, in Jette; Tom, die twee jaar ouder is, in Sint-Jans-Molenbeek, op de grens met Sint-Agatha-Berchem. Ik heb er steeds van gedroomd dat ze iets met de stad zouden doen, maar als je me vraagt of ze bewust voor Brussel hebben gekozen, dan moet ik het antwoord schuldig blijven. Persoonlijk denk ik dat ze in de eerste plaats gebleven zijn uit praktische overwegingen: werk, de nabijheid van ouders en grootouders. We zien wel hoe het evolueert."

Kielzog van mei '68
Het parochieleven van Evere, met de scoutsgroep - opgericht door zijn vader, oom en tante -, noemt Sleebus zijn bakermat. Hij zegt ook niet voorbestemd geweest te zijn voor het engagement dat hij nu al meer bijna 35 jaar aan de dag legt. "Ik volgde technisch onderwijs. In Schaarbeek, Kardinaal Mercier. Sociaal, psychologisch of maatschappelijk denken kwam daar niet aan bod. Toen ik twintig was, is mijn belangstelling plots heel erg gaan verschuiven en begon ik mee te draaien in Jeugdinfo, in de Grétry­straat, waar ik zeven jaar lang op vrijdagavond voor het onthaal heb ingestaan. Het was een periode waarin allerlei verenigingen ontstonden die mondigheid en de inspraak- en democratiegedachte heel sterk uitdroegen. Jeugdinfo was daar één van. Voor mij ging er een wereld open. Jeugdinfo en - veel meer nog - de ANBJ, de Agglomeratieraad van de Nederlandstalige Brusselse Jeugd, waarvan Annemie Neyts-Uyttebroeck nog voorzitster is geweest, zijn echt het startblok geweest voor een hele generatie. Alles wat je sindsdien in Kaaitheater, AB, Beursschouwburg, KVS en de kabinetten ziet rondlopen, had zijn wortels bij de ANBJ. Dat was een kweekvijver van ontevredenheid in het kielzog van mei '68. Een hele generatie jonge mensen die hun ongenoegen uitten over te weinig betrokkenheid, te weinig engagement, te weinig openheid."

"Ik heb bij Jeugdinfo Wim Kennis ontmoet. In 1973 was dat, toen hij de verbouwing van de kantoren coör­dineerde. Wim, die socioloog is, was in '71 op verzoek van onder meer de Stichting Lodewijk de Raet begonnen met Verkenning op eigen erf: Brussel op een andere manier aan de mensen tonen. Daaruit is Brukselbinnenstebuiten gegroeid. De mensen tonen wat de realiteiten zijn van een stad, in de hoop dat ze het mee naar huis nemen en er positieve gedachten uit ontwikkelen. Het sprak me veel sterker aan dan de psychologische toer opgaan met mensen met problemen, wat ik bij Jeugdinfo deed. In 1975 ben ik dan ook bij Wim begonnen als vrijwilliger."

Vlaams vluchtmisdrijf
De eerste rondleidingen van Brukselbinnenstebuiten bestempelen als een uiting van verontwaardiging, is geenszins overdreven. "We zaten in de ergste naweeën van de onteigeningen in de Noordwijk: dertienduizend mensen die door één handtekening van de generatie Vanden Boeynants op straat zijn gezet. Zonder dat er deftige vervangwoningen voorzien waren. De speculanten en vastgoedgroepen hadden Brussel ingepalmd onder het motto: de stad is geld, de stad is opbrengst. Ik herinner me nog heel goed een affiche uit die tijd: Uw stad is verkocht, aan de meestbiedende. De groep die het anders had kunnen maken, rolde haar matten: het Vlaamse vluchtmisdrijf achter de dijk van Dilbeek en Jezus-Eik, noem ik dat. Jan met de pet die een auto kon kopen, en een frigo, die niet meer noodgedwongen moest blijven en dus de stad ontvluchtte. Heel dat potentieel aan krachten smolt weg, waardoor je een polarisatie kreeg: vastgoed en marginaliteit. Met name in de Marollen was de toestand schrijnend."

"Verwaarlozing, verkrotting, teloorgang: het is doorgelopen tot het begin van de jaren 1990. Sindsdien is de inhaalbeweging ingezet. Cru­ciaal was het jaar dat Europa voor Brussel als hoofdzetel heeft gekozen. Dat heeft in de hoofden van de mensen een klik gegeven: de stad werd herontdekt, vooral door jonge mensen. Maar het is niet het alleenrecht van Brussel, Antwerpen of Gent; ook in de rest van Europa zie je het: de stad wordt weer het kruispunt van de dingen."

Arbeid maakt vrij
Sleebus blijft de ontwikkelingen van de stad met argusogen volgen, hij denkt mee over de toekomst. "De grootste prioriteit voor de komende jaren is ongetwijfeld het terugdringen van werkloosheid en armoede, en nog meer impulsen geven aan integratie. Waar ik onmiddellijk aan wil toevoegen dat echte integratie pas mogelijk is als armoede en werkloosheid worden aangepakt. Ik ga nu misschien iets lelijks zeggen: wat Hitler indertijd als slogan gebruikte, 'Arbeid maakt vrij', was correct. Alleen, hij hing het op de verkeerde plaatsen: de mensen in de concentratiekampen waren allerminst vrij. Ik denk dat het beschikken over eigen financiële middelen iemands autonomie heel sterk doet toenemen. En dus ook iemands zelfrespect. Wie uit de boot valt, heeft al gauw de reflex zich anders te positio­neren: 'Ik stoor dus ik ben' is maar al te vaak een spijtig fenomeen bij mensen die niets anders hebben om te zijn. Scholing, werkgelegenheid en alles wat daaruit volgt, zijn cru­ciaal. En daaraan gekoppeld: huisvesting. Een van de bijzonder spijtige gevolgen van de ontwikkelingen van de laatste tien jaar is namelijk dat je een gestaag groeiende groep van mensen hebt die zich financieel niet langer een plek in de stad kunnen veroorloven. Die groep zie je steeds sterker in het stadsbeeld. Niet vanuit de cockpit van je auto, wel als je de tram neemt. Niet in Watermaal-Bosvoorde, wel in de tram die door de stad rijdt. De 18, de 55 - daar voel je die confrontatie heel sterk."

Bekommernis dus, en bijgevolg ook een stukje ergernis. "Het tekort aan langetermijnvisie op het vlak van stedenbouw en ruimtelijke ordening is mij echt een doorn in het oog. Het verschil met dertig jaar geleden is wel dat eraan wordt gewerkt, maar al te dikwijls zit er een heel plaatselijk aanmodderende, amateuristische visie achter. Het is de hoogste tijd dat de vraag wordt gesteld: zijn er stedelijke functies die tussen nu en twintig jaar absoluut uitgebouwd moeten worden en die grote oppervlakten nodig hebben? Want van die grote oppervlakten heb je er niet veel: Thurn & Taxis, het Josaphat-rangeerstation, het enorme rangeergebied van Vorst, het Weststation, de Donderberg achter Schaarbeek. Daarmee is de kous af. Het is een gegeven waar dus beter over nagedacht zou moeten worden. Het is zelfs in het recente verleden maar al te dikwijls misgelopen. Met als ergste voorbeeld de Leopold­wijk en de manier waarop we daar de kansen hebben verkwanseld om de komst van miljoenen vierkante meters kantoren op de langere termijn een beetje te organiseren."
Alle ergernis belet Sleebus niet de charmes van zijn stad te bezingen. "Dé charme van Brussel is voor mij ongetwijfeld dat het een grootstad in pocketformaat is en blijft. Het beeld van deze stad verandert letterlijk om de twee straten. De variëteit aan bevolkingsgroepen, aan architectuur, aan sfeer in een straal van nog geen vijftien kilometer: enorm. Daaraan gekoppeld heb je dan ook nog eens de meertaligheid."

"De stad als schouwtoneel dus, en voor mij is de beste manier om daarvan te genieten, de fiets. Elke kilometer die ik afmaal, voel ik aan als goed voor mezelf én goed voor de stad. Dat de fietser steeds meer deel uitmaakt van het stadsbeeld, is dan ook alleen maar toe te juichen. Enkele weken geleden heb ik er acht gezien op het kruispunt van de brug van de Vlaamsepoort. Acht! In die halve minuut! Naar Antwerpse of Leuvense normen belachelijk, naar Brusselse normen fantastisch. De evolutie van een verwaarloosde en onbeminde stad naar een glunderende stad waar mensen van houden, is niet meer te stuiten."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni