Wonen in Brussel: kinesitherapeut Hilde Coolen (52)
Meer dan een uur te laat kom ik op onze afspraak in de Begoniastraat. Gps, voor doetjes! Mijn gastvrouw lacht. "Je bent niet de eerste en zeker niet de laatste. Systematisch moet ik mensen gaan oppikken die noorden én zuiden kwijt zijn. Zo hebben we eens anderhalf uur zitten wachten op een man die oud ijzer moest komen ophalen. Niet ver hier vandaan heb ik hem uiteindelijk gevonden. De ellebogen op het stuurwiel, het hoofd in beide handen van pure ellende."
Alternatief
Uit het koperen bordje aan de voordeur leid ik af dat Hilde Coolen niet een kinesitherapeut van dertien in een dozijn is. Ze hangt alternatieve methoden aan. "Een late roeping. Aan de VUB heb ik eerst moraalwetenschappen gestudeerd, pas veel later kinesitherapie, na een periode van afwisselend reizen en werken. Tot voor tien jaar heb ik volledig gewerkt volgens de methode-Mézières. Een globale methode, geen analytische: altijd kijken waar het symptoom vandaan komt, en dat is zelden waar de pijn tot uiting komt. Mézières gaat ervan uit dat je steevast ergens anders last krijgt als je louter symptomatisch werkt. Dus moet je altijd met het volledige lichaam werken, waarbij het verbale heel belangrijk is. Het heeft ook effect op de persoonlijkheid van de patiënt, omdat zijn houding verandert; een schuchter iemand bijvoorbeeld gaat zich zelfverzekerd voelen. Thans behandel ik negen van de tien patiënten met fasciatherapie. Fascia's zijn de vliezen van buik, hersenen, beenderen... Die methode gaat nog veel verder dan die van Mézières, onder andere omdat je meer op het emotionele vlak werkt. Het boeiende aan dat alles is dat je steeds opnieuw opleiding moet volgen, dat geeft een constante dynamiek aan je werk."
Tijd van toen
Verloren rijden in Watermaal-Bosvoorde zoals ik: Coolen zal het niet overkomen. Ze heeft er als baby haar eerste stapjes gezet. "Ik heb een jaar in India rondgereisd, een jaar in het werelddorp van Latem. Ik heb als au pair in Engeland gezeten, anderhalf jaar in Zwitserland gewerkt. Maar geen enkel moment heb ik eraan gedacht Watermaal-Bosvoorde los te laten. Ik ben enorm vergroeid met de gemeente. Dit is het huis waarin mijn grootmoeder nog heeft gewoond. Een van mijn vroegere patiënten heeft hier, lang voor ik met de man heb kennisgemaakt, nog de tegels gelegd."
"Dat dorpse heeft er heel lang ingezeten. Toen ik klein was, was Watermaal-Bosvoorde echt het platteland. Waar nu appartementsblokken en nieuwbouw staan, had je boerderijen met ganzen, het keuleveld van Marie. Tot mijn achtste ben ik opgevoed door mijn grootoom en groottante. Ik zie nog zo voor mijn ogen hoe mijn groottante heel de week rondliep op haar geruite pantoffels, met haar vuischuut om en haar foulard om het hoofd gebonden. En op zaterdag wurmde ze zich in knellende schoenen en ging ze ne kaffee-glacee degusteren aan de Beuze, de Beurs. Het was een echte volksvrouw, die het graag allemaal simpel hield."
"Een anekdote. Mijn grootoom, die nog het paviljoen van het kasteel van Gaasbeek gestuct heeft, heeft een tijdlang de bekende Wit-Russische beeldhouwer Ossip Zadkine bij hem in het atelier laten werken. Bij zijn vertrek had Zadkine heel wat schetsen achtergelaten. Op een dag vroeg mijn grootoom aan mijn groottante: 'Wo zaain dei eskiesse van Zadkine, Jeanneke?' Antwoord: 'Welke eskiesse, Léon? Toch ni daan brouillon?' In het plat Brussels, iets anders spraken ze niet."
"Ik herinner me ook nog de keuken, de plek in het huis waar geleefd werd. Daar stond een grote kolenkachel en om tien uur kwam iedereen daar zijn kop koffie drinken: Jefke de plombier, Palms den elektricien. Er was altijd volk in huis, ik denk daar nog met heel veel plezier aan terug. Het kaarten met de buren op zaterdag bijvoorbeeld, met de bak bier ernaast en de centiemen op de tafel. Er werd daar in het Brussels getaterd dat het een lieve lust was. Met een heel typische humor en ongelooflijke metaforen. Ik zat daar dan als klein meisje tussen, volgde heel verlegen die grappige gesprekken, waarvan ik weliswaar niet alles begreep. Nu versta ik het wel, maar ik heb niet de vlotheid van spreken, al gooi ik er makkelijk een Brussels woord tussendoor. En ik lees Tintin in het Brussels. Echt jammer vind ik dat ons dialect verloren gaat. Mijn zoon, Arno, die achttien is, begrijpt er niets meer van."
"Zalig, die tijd van toen - allemaal verdwenen. Nu is Watermaal zo verstedelijkt dat ik me er beetje bij beetje van aan het losmaken ben. Al wat nog pittoresk is, moet plaatsmaken voor beton. Er zijn heel mooie oude bruggen aan de Arcade, daar hebben ze nu van die immense metalen liftkokers gezet. Ik heb het daar moeilijk mee. Gelukkig maar dat ik hier nog mijn tuin heb, mijn îlot vert. Niet groot, en wild. Er zijn mensen die hier komen en vragen: 'Werk je nooit in de tuin?' Het zal niet mankeren dat ik erin werk; ik moet constant bijsnoeien, anders is het gewoon één brousse. Maar ik hou niet van een perfect gemaaid grasperk, met twee rozen hier en drie tulpen daar. Daar zit geen romantiek in. Gelukkig maar dat Bosvoorde wordt gespaard van de oprukkende verstedelijking; het bos en omstreken zijn nog steeds magnifiek."
Draaide het dagelijks leven voor de kleine Hilde Coolen en haar familie rond Watermaal-Bosvoorde en het platteland, toch was er wel degelijk een binding met de stad. "Mijn tante dronk dus op zaterdag haar café-glacé aan de Beurs. Naar het concert op zondagochtend in Flagey werd ik ook altijd meegezeuld. En door mijn grootvader, die schoulmiester was, naar de vlooienmarkt op het Vossenplein. Je had daar massa's boeken in oude spelling die je voor enkele centiemen op de kop kon tikken. Het maakt dat ik in mijn meisjesjaren altijd in oude spelling heb gelezen."
Hakenkruizen
Coolen heeft goede herinneringen aan haar jeugd, maar het was niet allemaal rozengeur en maneschijn. "Er is lang niets van infrastructuur geweest voor Nederlandstaligen; ik heb de kleuterschool en de eerste twee leerjaren in het Frans gedaan. Nederlandstalige kinderen konden wel les volgen in hun taal bij de nonnetjes, maar daar wou vader als vurig socialist niet van weten. Liever Frans en zedenleer dan Nederlands in het katholiek onderwijs. Voor mij was dat verschrikkelijk hard, geen jota begreep ik van dat Frans."
"Kort voordat ik naar het derde leerjaar moest, heeft mijn vader, die kabinetschef op het ministerie van Onderwijs was, hier De Bloeiende Kerselaar gesticht, een Nederlandstalig schooltje. Het is niet het enige wat hij heeft gedaan voor de ontvoogding van de Vlamingen in Brussel. Zo heeft hij via de APSKW (Agglomeratieraad voor het Sociaal-Cultureel Werk, red.) mee het overkoepelende orgaan gesticht van de fondsen van de verschillende zuilen, het Willems-, Davids- en Vermeylenfonds. Omdat de Vlamingen nu eenmaal samen iets moesten doen, over alle ideologische grenzen, om in Brussel toegang te krijgen tot sociaal-culturele activiteiten. In Watermaal-Bosvoorde heeft hij, behalve ons schooltje, ook het cultureel centrum Wabo uit de grond gestampt en ervoor gezorgd dat er een goede bibliotheek kwam. Die bibliotheek draaide op vrijwilligers; toen ik vijftien, zestien was, hield ik die elke zaterdag open, met een vriendin. Deden we graag, er kwamen veel leuke jongens over de vloer."
"De vijandigheid van toen tegenover al wat Nederlandstalig was, zal ik nooit vergeten. De paviljoentjes van De Bloeiende Kerselaar werden sarcastisch 'les baraques du camp de concentration des Flamands' genoemd; de gevel van ons huis in de Vander Elststraat werd beklad met hakenkruizen. Toen vader op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen stond, werd hij 's nachts om de haverklap opgebeld om hem uit te putten. We stonden bekend als 'les flamingants', vreselijk vond ik dat. Vijandigheid om taal is verwerpelijk. Daarom vind ik het heel jammer dat Vlaanderen aan een inhaalbeweging in de andere richting bezig is. Er is zoveel ten goede veranderd, elke gemeente heeft haar Nederlandstalig gemeenschapscentrum, het cultuurleven floreert, er is een goede sportinfrastructuur. Dat de kennis van het Frans nog steeds een vereiste is om hier echt comfortabel te kunnen leven, vind ik niet eens zo erg. Integendeel, het is veeleer een voordeel dan een nadeel, want talen kennen is verrijkend."
"In de gezondheidszorg kan het natuurlijk beter, maar er is dan toch het UZ van Jette. En daarbij, Vlaanderen kijkt beter eerst eens in eigen boezem: ik heb daar een Franstalige vriendin, wel, die neemt een tolk mee naar het ziekenhuis. Van mensen die negen jaar naar de universiteit zijn geweest, zou je toch mogen verwachten dat ze beide landstalen machtig zijn. Hier, in Vlaanderen én in Wallonië."
Coolen is gehecht aan Watermaal-Bosvoorde, maar ook de stad heeft weinig of geen geheimen voor haar. "De auto laat ik zoveel mogelijk op stal; naar het centrum ga ik altijd met het openbaar vervoer. Makkelijk, zeker nu er ook 's nachts bussen rijden. Ik fiets ook heel veel en stel met genoegen vast dat de automobilisten ons steeds meer te beginnen te respecteren. Zeker hier, maar ook in de stad."
"De wilde tijden van de Dolle Mol, de Florio of D'Affiche zijn voorbij. Een nachtje doordoen is twee dagen bekomen. Tijdens de week kom ik nog weinig in de stad, ook omdat ik laat werk. Maar in het weekeinde kan ik nog wel van de stad genieten, en dan vooral van de vele festivals links en rechts, groot en klein. De Zuidmarkt en de vlooienmarkt: steeds weer een bezoekje waard. De charme van vroeger is een beetje weg, het echte Brusselse cachet is verdwenen. Op Flagey kom ik ook heel graag: een filmpje of lekker ontbijten op het terras van de Belga gaat er bij mij altijd in. Nu ben ik nog steeds heel beschikbaar voor mijn zoon, maar zodra hij het huis uit zal zijn, ben ik vastbesloten Brussel weer beter te ontdekken."
Kitsch
"Lang ben ik teleurgesteld geweest door de vele dingen die verdwenen of veranderd zijn. Dat is ondertussen minder geworden, maar toch kun je er niet naast kijken dat Brussel ontwricht is. Ik loods graag vrienden door de stad, er zijn nog genoeg mooie hoekjes, maar er is toch zoveel afgebroken en vervangen door gebouwen die weinig of niets voorstellen, op het kitscherige af. Bijvoorbeeld dat Spanjeplein, hoe ze het bestaan hebben daar zo'n fake gedoe van te maken, Joost mag het weten."
"Toch herstelt Brussel zich van een ronduit zwarte periode: verkrotting en leegstand worden teruggedrongen, mensen beginnen te beseffen dat het allemaal toch wat properder en minder slordig kan - en moet. En ondertussen blijft het een stad die leeft én leefbaar is."
"Heel leuk is ook dat je heelder wijken hebt waar mensen dingen onder elkaar organiseren. Hier in de straat zijn we dat al lang van plan: de boel een dag afsluiten en een grote barbecue houden. Het is er nog niet van gekomen, maar ondertussen is er wel een fijn buurtcontact. Er wordt gebabbeld op straat, het gebeurt al eens dat een buur 's avonds komt aanbellen, waarna we bij een glaasje cider een beetje bijkletsen. Leuk is dat, je hebt een zekere anonimiteit door de grootstedelijke omgeving, maar tegelijkertijd is er toch sociale geborgenheid."
Lees meer over: Watermaal-Bosvoorde , Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.