Wonen in Brussel: Piet Vandermot (57)
"Mijn grootouders en ouders zijn Anderlechtenaren, net zoals de grootouders en ouders van mijn vrouw. Met onze drie kinderen gaat het wellicht de andere kant op. Onze jongste dochter woont met haar vriend in Lennik, de oudste in Duitsland, waar haar man - die uit het Kortrijkse komt - zich verder aan het specialiseren is als arts. Mijn zoon woont nog thuis, maar binnenkort zal hij zijn vleugels ook wel uitslaan. Toch blijf ik hopen dat voor minstens één van mijn kinderen Brussel niet alleen een verbruikersstad wordt, maar ook de woonstad blijft of opnieuw wordt. Mijn grootste bekommernis is dat die mix behouden blijft, dat de Vlamingen zich niet terugtrekken. Ik vind ook dat de Vlamingen uit de provincie veel meer belangstelling zouden moeten tonen voor Brussel dan nu het geval is. Wij hebben niet alleen de rijkdom, de financiële steun van Vlaanderen nodig, maar ook de morele."
Huize Vandermot: een rijwoning met tuintje langs de Commandant Charcotstraat. "We zitten hier op Scheut, waar het klooster van de wereldberoemde paters Scheutisten staat. Dit gedeelte van Anderlecht ligt een beetje hoger dan de rest van de gemeente; van hieruit hebben de Fransen indertijd het stadhuis van Brussel in brand geschoten. Daarvoor woonde ik in het centrum, in de Erasmusstraat. We zijn hier komen wonen nadat we een gezin hadden gesticht en het daarom belangrijk vonden een stukje groen te hebben. Scheut, toen nog een echte Belgische wijk, is ondertussen geëvolueerd tot een bont en mooi miniwereldje."
De rode draad door het leven van Piet Vandermot is verdraagzaamheid, respect voor de anderen.
"Men vraagt me al eens hoe ik dat aan boord leg, met al die culturen op school. Het antwoord is simpel. Een mens kan zoeken naar wat hem scheidt van de anderen, maar hij kan ook zoeken naar wat hem met de anderen verbindt. Ik doe het tweede. Respect geven en respect vragen, ook in de omgang met mijn buurt, met Brussel: de verscheidenheid beschouw ik als een rijkdom in het binden. Het is belachelijk België terug te brengen tot slechts drie gemeenschappen. Ook dertig jaar geleden was ik al een Vlaamse Brusselaar, geen Brusselse Vlaming. In mijn straat heb ik meer gemeenschappelijk met mijn buren, dan dat ik iets gemeenschappelijk heb met een Gentenaar of een Antwerpenaar."
"Ik heb het ook niet zo begrepen op het Vlaanderen dat op zichzelf dreigt terug te plooien en vergeet vanwaar het gekomen is. De Vlaamse reflex heeft nooit echt de bovenhand gehad op mijn Brusselse reflex, ondanks het feit dat mijn vader sociaal en financieel onrecht heeft ondervonden door zijn Vlaams zijn. Hier in Anderlecht ben ik in de eerste plaats een Anderlechtenaar die toevallig, maar daarom niet minder bewust, Vlaams is. Helaas stel ik vast dat - net zoals de Vlamingen al eens niet genoeg respect opbrengen voor andere culturen - men soms vanuit de gemeentelijke overheid te weinig respect betoont voor de Vlaming. We willen wel, hoor ik dikwijls. Ik zeg: ze leveren te weinig inspanningen. Ook hier moet het kijken naar wat onze gemeenschappen bindt primeren. Alleen dan kan er een beetje harmonie zijn."
Vrijwilligers
Professioneel houdt Vandermot zich in Anderlecht bezig met onderwijs in het Sint-Guido-Instituut en als vrijwilliger met gemeenschapswerk in De Rinck, het gemeenschapscentrum in Anderlecht waar hij ook voorzitter van is.
"Men beschouwt de gemeenschapscentra als linkse bolwerken, maar zeg dat je vrijwilliger bent en je wordt prompt ingedeeld bij de tsjeven. Ik vind het verkeerd dat een ideologisch tintje te geven en heb mij trouwens nooit tot een partijpolitieke kleur willen bekennen, omdat je anders in een hokje wordt geduwd."
"Mijn grootste pleidooi voor het vrijwilligerswerk is dat het de verzuring tegengaat: mensen die elkaar ontmoeten, leren elkaar in hun diversiteit kennen. En van het moment dat je mensen kent, is het verdorie moeilijk ertegen te zijn. Hoeveel Vlaams Belangers gaan niet mee betogen als minister Dewael een anderstalig nieuwkomertje uit de klas van hun kinderen het land dreigt uit te zetten? De nieuwe trend, die wil dat alles geprofessionaliseerd wordt, baart me dan ook grote zorgen. Ik weet goed waar ik het over heb. Het is constant van: dat is niets voor vrijwilligers. Net alsof professionals heiligmakend werk leveren en vrijwilligers er niets van bakken. Dat tegen elkaar uitspelen is verkeerd, het moet elkaar aanvullen. Een beroepskracht die onvoorstelbaar goed met vrijwilligers kan omgaan, getuigt pas van professionaliteit. Ook hier is het veel belangrijker een beleid te ontwikkelen voor wat ons bindt, de gemeenschapsvorming in Anderlecht, dan na te gaan wat vrijwilligers van beroepskrachten scheidt. Schat daarenboven de deskundigheid van de vrijwilligers juist in, het zal het gemeenschapsleven ten goede komen. In die optiek wil ik het Anderlechts schepencollege feliciteren. Kom maar eens een kijkje nemen op een autoloze zondag. De mensen krijgen materiaal en een budget om een barbecue in hun wijk te houden. De ontmoetingen die je dan ziet, over culturen en talen heen, zijn hartverwarmend. De wijk als het cement van gemeenschapsvorming."
"De overheid vindt daarenboven dat professionals flexibeler moeten zijn en om de vijf jaar ergens anders aan de slag moeten. Wie kan dan het best de continuïteit van het werk garanderen? De vrijwilliger toch? Op school hanteer ik trouwens dezelfde filosofie: betrek de leerlingen en de ouders erbij. Ouders en leerlingen zijn minstens een even groot en wellicht zelfs groter aanspreekpunt voor de continuïteit dan de leraren."
Wereldschool
Zijn school noemt Vandermot met fierheid een wereldschool.
"Er zijn meer dan vijftig verschillende nationaliteiten. Je kan natuurlijk veel zeggen, maar het is de meest harmonieuze samenleving die ik ken. Natuurlijk is er pestgedrag op onze school, maar niet omwille van de andere culturen. Bij ons is geen enkele cultuur dominant, daar waar verscheidene Brusselse scholen een monocultuur vormen en het er lastig mee hebben. Ik heb ook nogal wat empathie met de schoolgaande jeugd, door het feit dat ook ik geen koorknaapje was. Daardoor weet ik een aantal dingen te relativeren, wat niet betekent dat ik zeg: doe maar op! Iedereen heeft in zijn leven zijn job te doen. Een leerling moet leerling zijn, een leraar leraar en een directeur directeur. Mijn leerlingen zijn niet mijn vrienden, net zoals mijn kinderen dat ook niet zijn. Ik probeer vriendelijk met hen om te gaan, maar wel op basis van affectieve kordaatheid: iedereen verdient 7x77 kansen, maar moet ook beseffen dat over de schreef gaan steeds wordt gesanctioneerd."
"Onderwijs is voor mij een dienst aan de gemeenschap. Je moet met andere woorden inpikken op wat de gemeenschap nodig heeft. Je moet kijken naar wat de gemeenschap het meest nodig heeft. En hiermee wil ik geenszins zeggen dat je de lat moet verlagen, integendeel. Ook het beroeps- en het technisch onderwijs moeten toekomstperspectieven bieden. Een school moet er zijn voor haar omgeving, haar biotoop, niet andersom. Onze school ligt in een omgeving waar steeds migratie is geweest. Daarom nam ik het initiatief een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers op te starten. Vandaar die meer dan vijftig nationaliteiten, de wereldschool. Iedereen verdient zijn plaats in de wereld, dat kreeg ik mee met vaders sperma. Ik probeer dat op school zoveel mogelijk te realiseren, van welke afkomst de leerlingen ook mogen zijn. Mijn vader was een arbeider die ervan doordrongen was dat arbeiders hun plaats moesten krijgen in de samenleving, maar vooral ook dat de kinderen van die arbeiders hogerop moesten geraken. Dat is de boodschap die ik ook in het onderwijs wil realiseren: ook migrantenkinderen hebben recht op toekomstperspectieven. Ik zeg altijd: de migranten, dat zijn de nieuwe arbeiders. Zij zijn het die het in deze tijdsgeest wat moeilijker hebben dan anderen."
"Zeggen, 'Vandermot je hebt migranten in huis gehaald om uw school te redden', is larie en apenkool. Ik heb geen migranten naar het Sint-Guido-Instituut gelokt, de nieuwe Belgen en migranten hebben onmiddellijk vertrouwen gehad in onze secundaire school. Ik heb alleen maar de missie van de stichters van het Sint-Guido-Instituut voortgezet: de school werd gesticht voor de gewone Anderlechtenaar, de arbeiders-, bedienden- en middenstandskinderen van Anderlecht die van hun ouders hun studie niet mochten verderzetten in de niet vertrouwde centrumscholen, maar wel in de vertrouwde omgeving. De school werd niet gesticht voor de migrant of voor de Franstalige Brusselaar. Die waren er toen niet, of verkozen het Franstalig onderwijs. Maar als je ziet dat de migrant de plaats inneemt van de arbeider, dan moet je daarop inspelen. Is het mijn verdienste dat de school nu bijna 800 leerlingen heeft in de plaats van de 220 waar ze meer dan 21 jaar geleden mee begon? Neen. De school die daar staat in de Dokter Jacobsstraat, is niet mijn school, maar is de school die eenzelfde uitdagend maar kwaliteitsvol antwoord moet en wil bieden aan een generatie van nieuwe jongeren, zoals zij dat al bijna vijftig jaar doet."
Verkeerd ingeschat
Een bittere pil om slikken was de sluiting van het Heilig-Hartcollege in Ganshoren. Uitgerekend de school waar Vandermot school had gelopen. Hij is niet te beroerd om in die zaak mea culpa te slaan.
"De problematiek van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is dat er te veel ASO-scholen zijn en veel te weinig technische en beroepsopties. Het Heilig-Hartcollege was indertijd opgericht voor de kinderen uit de Noordas van de Rand rond Brussel. In mijn klas zaten toen, denk ik, op achttien leerlingen amper vier of vijf Brusselaars. Met de jaren zijn er kwaliteitsvolle scholen bijgekomen in die Rand, waardoor het aantal leerlingen van het Heilig-Hartcollege gestaag slonk. Het gebouw, waarin zoveel miljoenen waren geïnvesteerd, stond grotendeels leeg. Niet alleen miljoenen van de Vlaamse Gemeenschap, ook van de kerkelijke overheid. Want vergeet niet, dat huis was de eerste basiliek. Sluiten op een ogenblik dat er zo al te weinig secundaire scholen waren voor de kinderen uit Brussel vond ik zeer moeilijk te verdedigen. Daarom stelde ik de raad van bestuur voor er een TSO-BSO-school van te maken, ook al omdat het aantal migranten in Koekelberg en Jette maar bleef stijgen. Men kan de algemeen directeur van de vzw Sint-Goedele Brussel - ikzelf - dus verwijten dat hij ervan uitgegaan is dat de samenleving maakbaar is en dat het in dit specifieke geval duidelijk een misvatting was. Achteraf bekeken had ik moeten beseffen dat je van een ASO-school niet in zomaar een TSO-BSO-school kan maken en dat niet elke leraar geboren is met de reflex zijn omgang met de leerlingen te wijzigen. Een jongen van het ASO zegt: 'Meneer, het is in orde', en hij lapt het vervolgens aan zijn laars. Een BSO'er zegt vlakaf: 'Ik doe het niet'. Die omschakeling vraagt tijd en begeleiding. Kinderen kunnen mij verwijten dat ik ben blijven zeggen dat de grootste fout bij hen lag. Onterecht, de grootste fout kan je wellicht toeschrijven aan mij, omdat ik gedacht heb ijzer met de hand te kunnen plooien en de raad van bestuur daarin heb meegesleurd. Wat men mij niet ten kwade kan duiden, is dat ik geprobeerd heb een antwoord te bieden op een problematiek van het Nederlandstalig onderwijs in onze Vlaamse hoofdstad."
Waarden
Piet Vandermot stelt een mens te zijn die zeker niet aan materiële zaken is gehecht. Toch zijn er een aantal voorwerpen die hij alleen node zou achterlaten. Hij toont me een grote rode steen in de vorm van een kassei met daarop, handgeschreven, een dédicasse. - "Die heb ik gekregen van mijn broer Jo, toen ik 50 werd. Hij zei me: Je bent een bouwsteen in onze familie. Het is ook een allusie op mijn naam Piet, die van Petrus komt."
"Je mag gerust stellen dat ik iemand ben van waarden, ja. Toen na mijn vader ook mijn moeder overleed, zijn we het huis gaan leeghalen. Daar heb ik een foto meegenomen van Cardijn, met daarop: 'Voor mijn vriend Jules'. Ik zou die enerzijds altijd bij mij willen hebben, maar anderzijds heb ik geen foto nodig om mij eraan te herinneren dat je ernaar moet streven de mensen in de samenleving hogerop te helpen."
"Ik heb nog van die voorwerpen die staan voor iets waardevols. Een borstbeeldje van Erasmus bijvoorbeeld, omdat het ontdekken van het humanisme een doorbraak was in mijn leven. Of mijn abonnement van RSC Anderlecht. Dat staat voor genieten van de schoonheid van het spel, maar vooral van het gezelschap van een vriend met wie ik al meer dan vijftien jaar naar het voetbal ga en achteraf samen een pint ga pakken. Dat is voor mij een rustmoment. Ik ben ook van mening dat Sporting in Anderlecht moet blijven, omdat de overgrote meerderheid van de supporters bestaat uit Vlamingen van buiten Brussel. Elke Vlaamse politicus zou volgens mij hier mee voor moeten ijveren, want Anderlecht kleurt er zonder subsidies steeds weer een beetje meer Vlaams door. Het is een gratis instrument om die zo belangrijke mix te bevorderen én elke keer weer is het een financiële injectie voor de middenstand. Het zou getuigen van een gebrek aan langetermijnvisie om op het gemeentelijk budget Vlaamse volksfeesten te programmeren en tegelijkertijd een wedstrijd van RSCA uit het gemeentecentrum te verbannen."
Lees meer over: Anderlecht , Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.