Wonen in Brussel: Ruud Gielens, theaterregisseur
Ruud zelf is ook niet "zuiver van ras". Moeder: Mechelse, een Vlaamse, katholieke vrouw. Vader: een tweetalige Anderlechtenaar, vrijzinnig. "Dat maakt dat ik van kleins af geconfronteerd ben met compromissen tussen m'n ouders. Wonen deden we in Mechelen, school lopen moest ik in Brussel. Naar de mis gaan op zondag was een plicht, naar een katholieke school gaan out of the question. Al van toen ik vijf was, werd ik verplicht politieke stellingen in te nemen, moest ik me verhouden tot een politiek discours over België, over Vlaanderen, over Brussel. Ik zeg niet dat het mij heeft getraumatiseerd, het heeft me wel min of meer gebrandmerkt. Maar ik wil niet denken vanuit wat ik heb meegepakt van vroeger, ik wil denken vanuit de situatie in het nu."
Voedingsbodem
Pas zeventien is Ruud al op z'n eentje in Brussel komen wonen. "Ik woonde in Schaarbeek, volgde eerst kunsthumaniora en ging dan naar het RITS. Theateropleiding. Voor de bekende toneelscholen moest je in Antwerpen zijn, maar daar had ik geen zin in. Bovendien stond het RITS op een keerpunt. De regieopleiding voor theater had er jarenlang in het slop gezeten, had meer weg van een administratief centrum; mensen studeerden af aan de lopende band, maar vonden geen werk. Net toen ik moest kiezen, is daar een enthousiaste equipe leraars binnen komen waaien die de boel nieuw leven wilde inblazen en dat sprak me heel erg aan. Klaslokalen hadden we niet, les werd gegeven in een kraakpand aan de Dansaertstraat".
"Het was een opwindende periode die heel veel voor mij heeft betekend. Mijn opleiding heeft alles voor mij geopend, waar ik nu sta en waarmee ik nu bezig ben. Van dag één ook was het duidelijk dat de stad er een wezenlijk onderdeel van was, samen met je persoonlijke traject. Alles wat nadien in mijn werk is gebeurd, is daar ontstaan. Ik voelde dat je theater niet in een cocon maakt, maar dat je omgeving heel belangrijk is, zoniet het belangrijkste. De omgeving waarin je opgroeit, de omgeving waarin je leeft. Het RITS was voor mij dan ook een enorme voedingsbodem, geconfronteerd als ik er werd met een enorm uiteenlopend palet aan meningen en verhalen. Net zoals Brussel een stad van uitersten en tegenstellingen is. Dat je hier nooit van iets zeker bent, dat je hier altijd verloren loopt, het heeft mij als maker gevoed, bevestigd. Als regisseur staan waar ik nu sta - acteren doe ik niet vaak meer - vind ik bovendien een privilege. Dat daar geld wordt voor vrijgemaakt, dat er volk komt naar kijken, dat het aanslaat: formidabel. Ik ben nu bijna dertig en het voelt een beetje aan alsof ik al bereikt heb wat ik wou bereiken. Ik voel me als het ware gezegend".
Lederhosen
Zijn werk heeft Ruud ook buiten de landsgrenzen gebracht. Tot in Duitsland, waar hij de liefde heeft gevonden. In de persoon van Sarah, met wie hij samenwoont in een appartement langs de Adolphe Maxlaan. Ze zit nu in het laatste jaar aan het RITS en is ook al niet "zuiver van ras" .
"Haar moeder is Duitse, haar vader een Palestijn. Sarah leeft nu al vier jaar in Brussel en denkt nog elke dag: 'In wat voor iets ben ik hier terechtgekomen?' Het mag ook niet verwonderen. Ze is afkomstig van een bergdorpje in Beieren, waar het nog echt van Heidi met vlechtjes in de haren en lederhosen is. Toen ik haar leerde kennen, studeerde ze in München, allerminst het internationale brandpunt dat Brussel is. Van het eenduidige, welvarende Beieren - Vlaanderen in het vijfvoud, de happy happy joy joy club - naar een stad waar de halve wereld bij elkaar zit, waar het bestaan voor velen meer overleven is dan leven: daar hoeft geen tekeningetje bij. Maar spijt heeft ze niet, ze voelt hetzelfde als ik, apprecieert dat hier zoveel samenkomt op elk gebied. Kunst, politiek, noem maar op. Ze voelt dat we bevoorrecht zijn, maar ook dat hier onderhuids iets borrelt en leeft, dat er iets niet klopt".
"Dat laatste heeft ook met politiek te maken. Ik heb heel erg de indruk dat het politieke discours over Brussel niet vertrekt uit de concrete problemen die hier aanwezig zijn, waarmee de mensen dagdagelijks geconfronteerd worden. We willen het zo goed en schoon en proper mogelijk hebben en zo goed mogelijk voor iedereen, maar langs de andere kant voel ik dat het steeds de slechte kant opgaat. Als ik kijk naar de werkloosheid, naar de armoedecijfers in deze stad: bijna onomkeerbaar. Dat is wat mij enorm stoort aan de politiek: er wordt een heel positief verhaal opgehangen, het Brussel dat meer en meer uit het slop aan het geraken is, maar tegelijkertijd zie je dingen die je laten voelen dat het de andere kant aan het uitgaan is. Verdoken armoede, blind zijn voor elkaar. Ik begin nu op een leeftijd te komen dat ik besef dat er mensen zijn van mijn leeftijd die daar echt mee geconfronteerd worden. Die in een sukkelstraatje zitten waar ze niet meer uitkomen en dat vind ik beangstigend. Niemand ook die kan zeggen hoe dit ding te besturen valt, niemand weet wat je eraan moet doen. Maar dat maakt het ook een beetje charmant. Eigenlijk is het hier een beetje een vrijstaat, een cowboyland. Ik vraag mij ook altijd af waartoe ik mij nu moet verhouden? Tot de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Brusselse Gemeenschap? Wat ben ik nu? Dat surrealistisch gegeven ga je hier nooit weg krijgen."
Black Jack
Maar problemen of niet, Brussel is en blijft Ruuds stad. "Ik heb lang veel in Duitsland gewerkt, Berlijn vooral. Op een gegeven moment dacht ik: Ik ga in Berlijn blijven. Maar zelfs dan voelde ik dat iets mij steeds weer terugtrekt naar hier. Ik kan het moeilijk benoemen, maar in Brussel hangt een soort van weemoed en melancholie, die heel hard aansluit bij wie ik ben. Telkens ik voor een tijdje wegga, weet ik dat ik me bij m'n terugkomst even zal moeten heroriënteren: je krijgt deze stad niet voor niks. Je moet moeite doen om Brussel graag te zien en dat vind ik meer dan oké. Ik begin ook meer en meer op verkenning te gaan, begin uithoeken te kennen, zoals Drogenbos en Ruisbroek bijvoorbeeld. Ik loop bij mijn tochten door Brussel ook soms nog echt verloren en dat is schoon, redelijk wonderlijk. Mochten we nu niet aan het praten zijn, dan zou ik waarschijnlijk mijn schoenen aangetrokken hebben en op stap gegaan zijn. Hoe meer mijn volwassenheid vorm begint te krijgen, hoe meer ik ervan overtuigd geraak, dat ik hier eigenlijk nooit weg zou willen. Raar hé: zo honkvast zijn, terwijl ik er toch niet de persoon naar ben om zich aan de kerktoren te binden. Het heeft er natuurlijk veel mee te maken dat ik hier werk, dat de KVS met die nieuwe ploeg duidelijk vorm begint te krijgen. Ik voel ook dat het nodig is dat we heel hard investeren in Brussel met de KVS".
Heel handig: Ruud woont op een steenworp van de KVS, waar hij zijn ding mag doen. "Te voet: 3,5 minuten, gechronometreerd. Een voordeel, inderdaad, maar tegelijkertijd een nadeel: omdat we zo hard aan het werk zijn, bestaat mijn leven buiten de KVS op dit moment uit een straat die hier begint, uitkomt op de schouwburg en terug. Maar bon, zelfs op die korte afstand kom je alles tegen wat je moet zien. Brussel in al zijn facetten. Je komt voorbij een paar fantastische cafés in de Mechelsestraat, de half omgebouwde Boliviaanse hoeren, het glazen paleis van de Vlaamse Gemeenschap, een van de beste frituren van de stad... Bij wijze van spreken vier, vijf verschillende werelden. Dat vind ik zo straf. Iemand die het traject voor de eerste keer doet, kijkt z'n ogen uit, verbouwereerd. De Adolphe Maxlaan, nog zoiets. Niemand die echt weet waar deze buurt, deze straat echt voor staat. Langs de ene kant heb je chique winkels, reisbureaus, maar anderzijds zijn er ook sex shops, er is een peep show, een gay sauna-achtig ding. Ik zit hier eigenlijk op een kruispunt en dat is iets dat ik heel hard nodig heb. Vaak zit ik door het raam naar buiten te kijken, de vele indrukken die ik zo krijg, voeden mij".
"Ook de buurt van de KVS had zoiets schizofreens: enerzijds die prachtig vernieuwde cultuurtempel, vlak daarbij een groezelige tent als de Black Jack. De uitbater: een Albanees. Het cliënteel: studenten, hoeren, ambtenaren, artiesten. Zoals ik het graag heb. Ik ga absoluut niet graag naar cafés zoals de nieuwe zaken in het centrum waar alle Vlamingen bij elkaar zitten: dat is maar één bepaald deel van de samenleving dat daar graag samen op café gaat zitten. Neen. Als ik een pot ga pakken, wil ik juist de wereld rond mij zien. Uitgedaagd worden, kunnen kijken, voelen en praten".
"De Black Jack, daar had ik nu liever met u gezeten, maar helaas heeft het etablissement drie weken geleden zijn deuren moeten sluiten. De huisbaas had de huur niet verlengd, want hij wil een serieus café in zijn gebouw. Dat wringt enorm bij mij. Ik ben heel blij dat de nieuwe KVS er is en dat we er al de mogelijkheden hebben om dingen te maken, dat het een open huis is. Maar de keerzijde van de medaille toont welke impact het op die buurt heeft. Ik hield ervan hoe die tot voor kort was, ondanks de redelijk gigantische overlast. Nu is het precies: wat niet netjes is, moet weg. Ik heb de laatste avond dat de Black Jack open was, alles van de muren zitten trekken wat er nog was, lichtreclame en zo. Dat staat hier nu allemaal, ik weet echt niet wat ik ermee ga doen. En om zeven uur 's morgens stond ik te janken op de stoep, als een klein kind".
Carnavaltoren
"Dat opsmukken van de stad, om het imago van Brussel te verbeteren, de pretparktoestanden zoals de Kerstmarkt. Van april, tot nu, elk weekend, het stopt gewoonweg niet. Ik snap wel dat het mensen lokt, dat het geld in het laatje brengt. Maar toch. Nu hebben we er nog een toren bijgekregen die licht geeft. Ik vraag mij af hoe lang de mensen dat schoon gaan blijven vinden. Het is echt niet te schatten, als je hier buiten komt, heb je carnaval. Man, man, man. Dat is zo erg, dat is de buurt waar mijn vader is geboren, waar zijn tante een hotel hield in een straat die niet meer bestaat. Ik heb nu zelfs gezien dat wie wil, de kleurtjes kan instellen van de nieuwe toren, via een console op het Rogierplein. Het is er toch zo opgeplakt. Ik hou daar niet van, wel van dingen die ontstaan uit de onderbuik. Van schandvlekken ook; het schone aan Brussel is dat je zoveel schandvlekken hebt. Plekken waarvan iedereen weet dat men ze eigenlijk al lang met de grond had moeten gelijk maken, maar waarvan je tegelijkertijd vaststelt dat niemand de moed heeft het te doen".
"Opsmukken, maar tegelijkertijd weinig of geen respect voor erfgoed. We koesteren onze monumenten, ons erfgoed niet genoeg. Er wordt veel uitgegeven om de KVS te renoveren, de Beursschouwburg, het Theater National te zetten. Fantastisch, zonder meer. Maar tegelijkertijd zeg ik: Kijk eens wat hier allemaal nog is aan erfgoed, waar we niks mee doen. En erfgoed is voor mij heel belangrijk. Daar zit het woord erven in, je krijgt dat mee, dat is een geschenk eigenlijk. Wat doe je daar vandaag mee? Een cinema bijvoorbeeld als cinema Vendome, hier aan de overkant. Die heeft hier jaren staan verkommeren en wordt nu blijkbaar heringericht tot hotelruimte. Dat is iets wat we te weinig beseffen in Brussel, dat zoiets erfgoed is, dat je dat meer zou moeten koesteren. Het zijn zulke dingen die veel meer het hart bepalen van een stad dan bijvoorbeeld de Kerstmarkt of onze carnavalstoren. De Vendome: ze hadden er een buurthuis van kunnen maken, een buurtcinema, of weet ik veel wat. Iets dat hier zijn waarde kan hebben voor het sociaal weefsel. Je gaat dat sociaal weefsel van een stad niet herstellen, iets doen tegen vereenzaming met een Kerstmarkt. Laat staan met een carnavaltoren".
Boeddha
Een tafel - een stevige knaap door Ruud zelf vervaardigd - boeken, een kleine buffetkast uit grootmoeders tijd, met daarop een boeddha. Tot zover de woonkamer. Minimalistisch, smaakvol, kraaknet. De belendende ruimte al even karig van inrichting: kleine bronzen boeddha op de schouwmantel, de muren bedekt met zilververf. De verklaring is niet ver te zoeken.
"Ik ben een adept van Koreaanse Zen. Dat vertaalt zich in leven in het nu, niet bezig zijn met wat geweest is, niet bezig zijn met wat gaat komen. Dat is een soort van wijze raad die ik probeer te geven. Dat heeft ook veel met acteren te maken, heel veel met theater. Theater wordt op alle vlakken gedetermineerd door het nu. Ik bedoel spelen, dat moet op het moment zelf gebeuren. Het heeft ook metaforisch te maken met het nu: de tijd waarin je leeft, het gevoel dat op dit moment bij u leeft en in de bredere samenleving. Dat is mijn visie op het theater. Een goede voorstelling heeft altijd te maken met drie factoren: de context waarin je leeft, de relatie met het publiek en het historisch verband."
"Een van de motto's in mijn leven is bovendien dat ik geen waarde hecht aan materiële zaken. Ik heb alles wat ik nodig heb. Maar ik weet dat ik ook zonder kan. Ik heb heel lang met heel weinig moeten leven. Mijn moeder is gestorven toen ik zestien was, mijn vader toen ik achttien was. Ik had gewoon niks. Ik leefde van de bijstand en het beetje dat ik verdiende. Mijn vader had schulden achtergelaten, alles was in beslag genomen, het enige wat ik heb kunnen redden, was die buffetkast. Ik ben nu op een punt dat ik opnieuw wat dingen heb, onder meer mijn vulpennenverzameling - ik heb er steeds een aantal bij in het brillentasje van mijn grootmoeder - maar als het morgen allemaal worden afgenomen zou het mij er niet van weerhouden te leven. Dus, mocht het hier plots beginnen branden, dan zou ik het tasje met vulpennen op zak steken, mijn boeddha onder de ene arm nemen, de doos met foto's uit mijn jeugd onder de andere en rustig naar buiten wandelen."
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.