Beschermde Brusselse stadions en hun verhaal
Op 1 mei 1904 wordt de eerste officiële voetbalinterland op het Europese vasteland gespeeld tussen België en Frankrijk. Dat gebeurde op de terreinen van de Royal Racing Club de Bruxelles.
1933-'35: het Joseph Mariënstadion is het decor van de fantastische reeks van Union 60 : zestig competitiewedstrijden op rij blijft Union Saint-Gilloise ongeslagen.
11 oktober 1948: voetbalploeg Torino, die tussen 1943 en 1949 vijf keer Italiaans kampioen wordt, komt het Drie Lindenstadion openen met een wedstrijd tegen een Brusselse selectie. Niet veel later (op 4 mei 1949) verongelukt de voltallige ploeg van Torino in een vliegtuigramp.
"De geschiedenis, maar vooral de architectuur van de drie stadions hebben voor deze bescherming gezorgd," vertelt Pascale Ingelaere, de celverantwoordelijke Monumenten en Landschappen op het kabinet van minister-president Charles Picqué (PS). "Ze illustreren drie stijlen, drie periodes. Dankzij deze bescherming kan er niet zomaar afgebroken worden. Het Gewest kan nu ook bijspringen bij het onderhoud en bij eventuele restauraties."
Royal Racing Club de Bruxelles
Tussen het Zoniënwoud en de drukke Waterloosesteenweg vormt het stadion een buffer. "De tribune, het clubhuis, de gevels en bedaking van de cottage en de toegangsportiek aan de steenweg zijn beschermd," zegt Ingelaere. "Het stadion is gebouwd in een pittoreske sfeer. Op de tribune is decoratief beton gebruikt dat hout imiteert. Dat vind je niet meer. Dit complex is historisch en artistiek belangrijk, net als de geest van het gebouw."
De voetbalploeg van Racing Club behaalde voor de Eerste Wereldoorlog haar grootste successen, met onder meer een landstitel. Na 1940-'45 werd het stadion aan de Eikenlaan te klein. De club liet een nieuw stadion bouwen: het Drie Lindenstadion. In 1949 verhuisden voetbal- en atletiekafdeling. Sindsdien wordt het oude complex vooral gebruikt voor hockey en tennis.
Drie Lindenstadion
Tussen de residentiële wijken en de tuinwijken Le Logis en Floréal in rijst in Watermaal-Bosvoorde het Drie Lindenstadion op. Het sobere stadion is tegen een helling gebouwd. De 40.000 zit-
en staanplaatsen worden door een atletiekpiste gescheiden van het veld. "De tribune met haar trapkoker, de uitwendige 'envelop' met de trappen en de toegangsportiek die uitgeeft op de Nimfenlaan, worden beschermd. De manier waarop het stadion in het landschap is ingepast, is uniek."
De jaren 1950 waren op sportief vlak het succesrijkst, maar er zaten nadelen aan de locatie: het stadion was moeilijk te bereiken vanuit de stad en er was amper parkeerruimte. In 1954 week de voetbalclub uit naar het Heizelstadion. Drie Linden is nu de thuishaven van RC Bosvoorde.
Joseph Mariënstadion
Union Saint-Gilloise heeft zijn thuisbasis aan de rand van het Dudenpark, niet in Sint-Gillis, maar in Vorst. Het stadion wordt grotendeels omringd door het park, maar het uithangbord van het stadion staat aan de straatkant. In de art-decogevel staan zeven uitgebeitelde panelen over de twee disciplines waarin Sint-Gillis uitblonk: voetbal en atletiek. "De straatkant, zijgevels, vip-zaal en de hal van de hoofdingang zijn nu beschermd. De tribune achter de gevel niet; die is in de loop der jaren gewijzigd. Het stadion en de club hebben een grote historische waarde. Denk maar aan de vele derby's tegen Daring." Die 'rivaliteit' lag bijvoorbeeld aan de basis van het toneelstuk Bossemans en Coppenolle .
Het stadion werd in 1926 in gebruik genomen. Voor de Tweede Wereldoorlog was het Mariënstadion hét centrum van het Brusselse sportgebeuren. Union behaalde er verschillende landstitels en Europese successen. Het stadion blijft een bezienswaardigheid en wordt nog regelmatig bezocht door Nederlanders, Britten en Duitsers.
Lees meer over: Sport
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.