De bobo’s en hipsters bij Union, de ruige arbeiders bij RWDM en de dikke nekken bij Anderlecht, dat zijn de supportersclichés. Of dat nog klopt? “In elk geval teren de drie clubs op een authentiek Brusselgevoel.”
| Supporters van de drie Brusselse voetbalclubs in eerste klasse: RSC Anderlecht, Royal Union Saint-Gilloise en volgend seizoen ook RWDM.
"De dikke nekken van Brussel? Ja, dat zijn wij.” Anderlecht-supporter Thierry Van Nieuwenhuyse – alias ‘Tichke’ – ligt meer wakker van het mislukte seizoen dan van het etiket dat al decennialang aan paars-wit kleeft. Uit de lucht gegrepen is die roepnaam niet. De recordkampioen heeft door zijn successen een onmiskenbaar aura van status en prestige rond het eigen ‘instituut’ opgebouwd.
“Dat heeft geleid tot een bepaald DNA,” zegt professor arbeidseconomie en Anderlecht-fan Stijn Baert. “Niet bang zijn om de beste te willen zijn, flair laten voorgaan op vechtlust.”
Boerkes
Die standing – voor sommigen een brandmerk, voor anderen een trots – is er niet vanzelf gekomen. In de beginjaren was Anderlecht nog een typische club van het volk die voor de Tweede Wereldoorlog weliswaar weinig successen behaalde, maar wel al “mooi voetbal probeerde te spelen,” zegt Brussels voetbalkenner Kurt Deswert.
Het zorgt er ook voor dat er altijd druk op de ketel zit in het Lotto Park. “Ik herinner mij nog een titel in 2012, de laatste onder trainer Ariël Jacobs,” vertelt supporter en Radio Radzinski-stem Pieter Coppens. “Ik deed er niet aan mee, maar Jacobs werd massaal getrakteerd op een fluitconcert omdat het spel dat seizoen niet goed genoeg was. Enkele minuten eerder waren we nochtans landskampioen geworden.”
Tekenend voor dat volkse karakter is de intussen gemythologiseerde reactie van zijn echtgenote toen de roemrijke RSCA-voorzitter Constant Vanden Stock eind jaren zestig zijn overnamehonger hoopte te stillen bij Anderlecht. “Wat ga jij bij die boerkes doen?” moet ze volgens de overlevering gerepliceerd hebben. Haar hart lag bij de chiquere buur Union, waarop Vanden Stock overigens eerder – tevergeefs – zijn pijlen had gericht.
“Historisch vond Anderlecht in de eerste helft van de twintigste eeuw zijn publiek in de gemeente zelf, die nog lang een vrij groot ruraal deel had, de Kanaalzone, en het Pajottenland,” vertelt Deswert. “Maar dankzij de aanhoudende successen is de club supportersgeneraties beginnen te kweken in het hele land, vooral in Vlaanderen.” Het zwaartepunt daarvan ligt in het westelijke deel van Vlaams-Brabant. “Tegelijkertijd is met het succes ook het prestige stelselmatig gegroeid,” zegt Coppens. Zo was Anderlecht de eerste continentale club met business-seats. “En die zijn klassiek goedgevuld.”
Bobo’s in het Dudenpark
Omdat mauve meer is beginnen te rijmen met elite en minder met een typisch Brusselse aanhang, beschouwen heel wat fans van Union en RWDM de grote broer niet langer als een Brusselse, maar eerder als een nationale club.
In het Anderlechtse Lotto Park is zo’n 15 procent van de 15.500 abonnees Brussels, een cijfer dat de voorbije jaren weliswaar is gestegen, maar verbleekt bij de 73 procent Brusselaars die een vast zitje in het Dudenpark hebben, waar in totaal 5.500 abonnementhouders de thuiswedstrijden van Union volgen.
De Unionisten zitten voor het tweede seizoen op rij in volle titelstrijd, na decennia rondzwerven in de krochten van het Belgische voetbal. “Ook toen stond de trouwe aanhang er, zelfs op verplaatsing in pakweg Ciney,” klopt vierdegeneratiesupporter Sabrina Da Silva zich op de borst.
Tegelijkertijd kregen die diehards en de oudgedienden in het eigen Joseph Marienstadion stilaan nieuw gezelschap naast zich. Dat Union door de lagere reeksen huppelde en promotie na promotie boekte, speelde zeker een rol in dat verhaal, maar was wellicht niet de doorslaggevende factor.
“Er kwamen meer en meer expats, hoogopgeleiden en creatievelingen naar het Joseph Marienstadion, van wie je kan stellen dat ze niet alleen op zoek waren naar sportieve, maar ook naar culturele beleving. Daarom trokken ze naar het gezellige Union, met dat authentieke stadion en de volkse sfeer als troefkaarten,” aldus Deswert.
Ergens ligt dat nieuwe publiek in lijn met de typische bobozweem die rond de club hangt. “Het is een associatie die voortvloeit uit de situering: Sint-Gillis en vooral buurgemeente Vorst, waar het stadion ligt, zijn klassiek rijke Brusselse gemeenten. Historisch gezien klopt het ook dat er bij Union relatief meer middenklassers op de tribunes zaten.”
Union-fan Ivan Uytterhaegen kan het weten. De zeventiger heeft al zolang hij het zich kan herinneren een abonnement in het Dudenpark. “Frans was als taal van de bourgeoisie tot niet zo lang geleden overal de onbetwiste voertaal op Union: in de tribunes, bij de stadionomroeper, in de bestuurskamer … Vandaag is de situatie toch net wat anders.” Uytterhaegen alludeert op de nieuwe fans die zich de voorbije jaren hebben laten charmeren door de vicekampioen. “Ik hoor meer en meer Nederlands van Vlamingen die in Brussel zijn blijven plakken,” zegt hij. “Natuurlijk zijn ze welkom, maar de keerzijde van alle nieuwe fans is wel dat het voor oudere supporters moeilijker is geworden om een ticket te bemachtigen.”
De mengelmoes van nieuwe fans die de anciens zijn komen vergezellen, noemt Union-supporter Parfait Ebeng dubbel. De restaurantuitbater heeft zijn hart sinds 2000 verloren aan de club uit Sint-Gillis. “Natuurlijk versterken de nieuwe fans de typische voetbalvreugde die je bij ons vindt. Maar de meesten kennen de liederen niet, wat de sfeer toch een beetje breekt.”
Wat alle supporters – nieuw en minder nieuw – volgens Ebeng wel verenigt, is respect voor elkaar en de tegenstander. “We moeten zowat de enige club zijn waar geen vijandige liederen gericht aan de tegenstander worden gezongen.”
Zwanzegevoel
Dat die nieuwe fans niet zelden een hoogopgeleide en linkse achtergrond delen – de associatie met Dansaertvlamingen is niet ver weg – sluit deels aan bij het eerder brave imago dat over de fanatiekste supporters, de ultra’s, van Union hangt, die zich maar al te graag als links en rabiaat antifascistisch omschrijven.
“Je hoort weleens dat die linkse traditie deels toe te schrijven is aan het relatief hoge aantal voor Franco gevluchte Spanjaarden in de tribunes, mensen met sterke antifascistische gevoelens,” zegt Deswert. “Maar dat is identiteitsvorming a posteriori, wat niet wegneemt dat het hun goed recht is om die ‘erfenis’ te claimen. Union is hoe dan ook altijd bij uitstek een bourgeoisclub geweest, kijk maar naar het theaterstuk Bossemans en Coppenolle.”
In dat Romeo-en-Juliaverhaal is de conflicterende supportersliefde voor Union en Daring Molenbeek de spelbreker in een Brussels huwelijk tussen een koppel met bevriende ouders. Ook de hoog-laagtegenstellingen tussen beide clubs vormen een motief.
Dat uitgerekend Union en Daring Molenbeek – voorganger van RWDM – een hoofdrol spelen in de Brusselse theaterklassieker, mag niet verbazen. Het zijn de twee Brusselse clubs die voor de Tweede Wereldoorlog de successen aan elkaar regen. Daardoor woedde er een hevige concurrentie, maar zijn het ook vandaag waarschijnlijk de clubs die nog het felst van elkaar verschillen.
“RWDM heeft iets unieks,” zegt supporter Alain Meskens. “Dat Brusselse zwanzegevoel, het relativerende, het besef dat we nooit de beste club ter wereld zullen worden. Speile en nie zievere: dat idee vind je enkel nog bij ons terug.”
Vrank en vrij, onverbloemd en ongeveinsd: het zijn adjectieven die traditioneel gelinkt worden aan het spel van RWDM, met een figuur als middenvelder Johan Boskamp als ultieme exponent. Tegelijkertijd zijn het typeringen die ook van toepassing zijn op de fans zelf.
“Fans van RWDM komen veelal uit het noordwesten van Brussel, niet bepaald het rijkste deel van de stad,” aldus Meskens. Gecombineerd met het industriële verleden van de arbeidersgemeente Molenbeek, vroeger weleens ‘klein Manchester’ genoemd, kom je al snel uit bij een rauw-Brussels working class-DNA.
Volgens fan van het eerste uur Sven Gatz is het ook de bewogen geschiedenis van RWDM, met een titel en Europese wedstrijden, maar ook fusies en faillissementen, die een onmiskenbare hardheid heeft gecreëerd in de zielen van de fans.
“Veel verliezen maakt je supportersliefde dieper. Dat viel extra op tijdens de moeilijke jaren waarin het RWDM-verhaal helemaal gedaan leek,” zegt de Brusselse minister. “Er bleef een groep van zo’n duizend fans geloven in de club, ook al waren er geen wedstrijden om naartoe te gaan.”
Dankzij de promotie naar 1A mag ook RWDM straks wellicht een pak nieuwe fans verwachten. Het exacte aantal abonnees is niet bekend, maar ligt volgens fans ergens tussen 1.000 en 2.000 stuks.
“Het aantal zal in ieder geval minstens verdubbelen,” voorspelt Deswert. “Je zag dat er bij de laatste speeldagen in volle titelstrijd al meer gemikt werd op zitjes vullen via de jeugdwerking en locals.”
Downtown-Molenbeek
Historisch telt RWDM behalve fans uit het Pajottenland ook heel wat supporters uit het oosten van Brussel, door de fusie tussen Racing White (uit Sint-Lambrechts-Woluwe) en Daring Molenbeek, die begin jaren zeventig uitmondde in RWDM. Die optelsom leidt ertoe dat er relatief veel Nederlands te horen is in het Edmond Machtensstadion. “Maar de doorstroom vanuit downtown-Molenbeek, met Maghrebijnse fans, komt door het nieuwe succes meer en meer op gang,” erkent ook Gatz.
“Het wordt nog meer een volksclub waar Brusselaars elkaar tegenkomen, en niet zozeer enkel arbeiders,” vult Meskens aan. “Er zitten trouwens zeker ook hoogopgeleiden, bedrijfsleiders en zelfstandigen bij ons op de tribunes. En dus ook een minister.”
Het is een dwarsdoorsnede die simpelweg bij de meeste clubs terugkeert, ook bij het vernieuwde Union, maar duidelijk nog het meest bij Anderlecht. “Er zijn supportersgroepen van De Panne tot Namen, waarin alle lagen van de maatschappij vertegenwoordigd zijn,” vertelt Coppens. “Wat die diverse aanhang verenigt, is mooi voetbal willen zien, de tegenstander domineren, en ja: morren wanneer dat niet gebeurt.”
Het is dat laatste facet, gepaard met de grote niet-Brusselse aanhang bij paars-wit, dat Anderlecht vandaag het sterkst onderscheidt van de Brusselsere, volksere tegenhangers Union en RWDM. “Je kan stellen dat het publiek bij die twee clubs door het succes dat ze beide kennen enkel maar zal verbreden,” aldus Deswert. “Zeker het sprookjesverhaal van Union heeft de aandacht opnieuw gevestigd op het Brusselse voetbal, en daar zal RWDM mee van profiteren.” Een dynamiek die ongetwijfeld extra pigment zal geven aan de vele Brusselse derby’s die volgend seizoen op het hoogste niveau zullen worden uitgevochten.
“Het sprookjesverhaal van Union heeft de aandacht opnieuw gevestigd op het Brusselse voetbal en daar zal RWDM mee van profiteren”
“De drie clubs zullen enorm inzetten op de beleving bij de derby’s die eraan zitten te komen,” voorspelt Brussels voetbalkenner Kurt Deswert. “Het zijn stuk voor stuk prestigeduels waarvoor diehardfans en modale Brusselse sportfans meer warm zullen lopen dan voor wedstrijden tegen de topploegen.”
“Je ziet de voorbije jaren trouwens al hoe de drie clubs, inclusief Anderlecht, proberen te surfen op een zeker authentiek Brusselgevoel, een soort gemeenschapsgevoel. Het succes van Union en nu ook RWDM zal die dimensie alleen maar vergroten.”
Lees meer over: Anderlecht , Sint-Gillis , Sint-Jans-Molenbeek , Sport , Samenleving , RWDM , Union Saint-Gilloise , RSC Anderlecht , Jupiler League
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.