Net als fietsen in de Vogezen is wandelen een medicijn voor de ziel, het helpt om je gedachten op orde te krijgen. De vermaarde filosoof Immanuel Kant wandelde volgens de overlevering iedere dag een uurtje, begeleid door zijn huisknecht.
Estafette: Kleine gevel, groot verhaal
Adriaan Van Dis schreef met De Wandelaar een treffende roman over wandelen in Parijs, Teju Cole kuiert in Open Stad door de straten van New York en, jawel, Brussel.
Het zal niet verbazen dat Philippe Thys, de drievoudige Tourwinnaar uit Anderlecht die wel vaker in deze columns opduikt, ook een fervent wandelaar was. Na een doorgedreven training en een middagdutje trok hij er in de namiddag te voet op uit, om zijn hoofd leeg te maken en zijn gedachten te structureren. Via ’t Eiland bij de Zennebroeken slenterde hij over het Sas van ’t Rad naar het pachthof van Aa, de Zuunbeek en zelfs tot in Negenmanneke. Het heeft hem verdorie geen windeieren gelegd.
Het derde jaargetijde leent zich perfect tot een lange wandeling door de stad. Staat het ergens mooier verwoord dan op de achterflap van David Van Reybroucks stadsroman Slagschaduw? “Nergens is de regen wanhopiger dan in Brussel.” Of zoals mijn leraar geschiedenis destijds wel eens zei: “Het regent, en alles wordt nieuw.”
Een van mijn favoriete wandelbuurten bij slecht weer is de wijk tussen de Charleroisesteenweg en de Louizalaan, waar de bourgeoisie en de aristocratie vanaf het midden van de negentiende eeuw kwam wonen, toen het stadscentrum te klein en te onhygiënisch werd.
Het lijkt alsof iemand een douchekop voor mijn gezicht houdt wanneer ik langs art-nouveaupareltjes als Hôtel Tassel en Ciamberlani slenter, en wegdroom hoe ik zelf een art-nouveaupand bezit.
Ook in de Veydtstraat tuur ik naar de huizenrij. Mijn oog valt op een gevel die lager is dan alle andere gevels. Het blijkt een kunstgalerij. Voor het gebouw staat een bordje met toeristische informatie. Nooit twijfelen, altijd lezen. De schaatsbaan ‘Royal Skating’ werd, zo lees ik terwijl de regen van mijn hoofd afdruipt, in 1877 gebouwd naar een ontwerp van architect Gérard Maréchal. Voor het dak van hout en ijzer ontleende hij zijn inspiratie aan de grote Victor Horta. Hier kwam de bourgeoisie destijds dus de benen strekken, op een ijzig thé dansant.
Mijn honger is nog niet gestild. Terug thuis zoek ik bij een hete kop thee meer informatie op over de Royal Skating. Achter de kleine gevel schuilt een groot verhaal, zo blijkt.
In 1905 is er van de schaatsbaan al geen sprake meer. De Royal Skating is op dat moment een opslagplaats van de wapenfabriek van Herstal.
Enkele jaren later komt het gebouw in handen van racekampioen Théodore Pillette, die er als importeur wagens van Bugatti en Mercedes verkoopt. Pillette staat bekend als de eerste Belgische deelnemer aan de legendarische 500 mijl van Indianopolis. Met een niet erg begenadigde bolide eindigt hij er op de vijfde plaats. Pilette overlijdt op 38-jarige leeftijd in een auto-ongeval in Luxemburg.
Na zijn dood nemen zijn zoon André, kleinzoon Teddy en achterkleinzoon John de fakkel over. In de jaren 1960 racet André in de Formule 1, zijn laatste Grand Prix is die van België van 1964. Teddy komt eerst uit in de Formule 5000, in de VDS-kleuren van graaf Rodolphe van der Straten. Met Chevron en Lola verovert hij Europese titels. In 1974 debuteert hij in de Formule 1 aan het stuur van een Brabham, later een BRM. Achterkleinzoon John neemt sinds 1995 deel aan Belgische en Europese cups.
Honderdentien jaar racegeschiedenis achter een kleine gevel: grote vangsten komen altijd onverwacht. Maar niet toevallig tijdens een wandeling.
Eindredacteur Ken Lambeets houdt van grote literatuur en kleine wandelingen
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.