Zondagochtenden zijn voorbehouden aan duivenmelkers en wielertoeristen. Na een stevig ontbijt (crackers met hazelnootpasta) en een obligate banaan, spring ik, duivenkotloos, in Sint-Joost op de fiets.
Estafette: Over wielertoerisme en wafelijzerpolitiek
Dat de benen aan de stijve kant zijn, constateer ik tijdens de beklimming van het Sint-Joostvoorplein naar Madou. Na een mini-Parijs-Roubaix in de Koningsstraat, laveer ik mijn stalen ros in de afdaling van de Koloniënstraat tussen de putten in het wegdek naar de benedenstad. Aan de picknicktafels van de centrale lanen hebben de laatste feestvierders van de nacht postgevat. Wat geeft er meer voldoening dan hen al fietsend het nakijken te geven?
Aan de sluis van Anderlecht liggen de verkeerslichten en andere obstakels eindelijk achter me. Peddelend op een klein verzetje geniet ik van de watervogels, de frisse lucht en de weerspiegeling van de chique Moulins de Ruysbroeck in het kanaal. Ik stop even om een extra cracker naar binnen te werken en stuur snel een sms’je naar fietsmakker Joris met de mededeling dat ik nog maar 8 kilometer van Halle verwijderd ben.
Joris wacht me op aan het futuristische stationsplein. Hij neemt het voortouw tijdens de verdere fietstocht richting Waals-Brabant, niet aflatend langs het kanaal. Veel vissers vandaag, in heel wat bochten is het oppassen voor hengels die dwars over het fietspad liggen.
“Zou jij graag een visser zijn?,” vraagt Joris me. Ik mompel dat urenlang naar het water turen op een mooie zondagochtend me geen onaardige bezigheid lijkt, maar dat ik toch liever op de fiets zit, en iets over de daarmee gepaard gaande volksaard.
Wat verderop passeren we de sluis van Ittre, die een hoogteverschil van 13 meter overwint: even op de trappers lopen, quoi. In het volgende deel van het kanaal slepen kleine bootjes wilde waterskiërs voort, hun vrienden bewonderen hen langs de waterkant, een blik bier in de hand.
Een hellend vlak ontluikt aan de einder: als dat niet Ronquières is! Terstond krijg ik een flashback naar een huiveringwekkende scène uit Brussels By Night, de debuutfilm van Marc Didden, die hier op een winderige nacht in 1983 werd gedraaid.
Aangezien wij eerder toeristen dan wielrenners zijn, houden we halt bij de sinds 1968 in gebruik genomen scheepslift, die een hoogteverschil van 68 meter overwint. Het is een van dé symbolen van de Belgische wafelijzerpolitiek, waarbij er in ruil voor investeringen in Vlaanderen een som geld naar Wallonië vloeide. De waterbak van 5.500 ton vervoert dagelijks een tiental schepen over een 1.400 meter lange spoorlijn met een hellingsgraad van 5 procent, maar ligt kennelijk stil op zondag.
Langs de parallelle autoweg fietsen we naar de bovenkant van het hellend vlak. Omdat ook het informatiecentrum, het panoramisch uitzicht en het bijhorend treintje gesloten zijn op de dag des heren, fietsen we nog wat verder, op zoek naar een plek om de dorst te lessen.
Via idyllische landwegen langs tientallen koeien bereiken we het gezellige dorsplein van Feluy, een deelgemeente van het Henegouwse Seneffe, waar een keurig romaans kerkje is neergepoot.
Op het terras van le Taverne des Arts doen collega-wielertoeristen zich tegoed aan enkele glazen gerstenat, het is tenslotte al elf uur. Ze discussiëren over de start van de Italiaanse voetbalcompetitie en het duurt niet lang eer wij bij het gesprek worden betrokken. “Is het jullie eerste bezoek aan de taverne? Het zal zeker niet het laatste zijn!” Dat geloven we graag.
Na een verkwikkende spaghetti bolognese – een Italiaans recept, verzekert de patron – branden we nog snel een kaarsje in de mooie Sint-Aldegondiskerk, alvorens een koppeltijdrit terug naar Brussel te houden, gehaast, als duiven op weg naar de duiventil.
Eindredacteur Ken Lambeets houdt van literatuur en van echte sporten
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.