Wie het nog niet gedaan heeft, kan ik een bezoek aan het Fin-de-Sièclemuseum in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten ten zeerste aanbevelen. Wat betreft scenografie en belichting is er nog werk aan de winkel, maar de aanwezige collectie is zonder meer impressionant. Wie door de beperkte scenografie wat achtergrond mist, kan na het lezen van De Gouden Eeuw van Brussel van Eric Min gelukkig zelf wel voor gids spelen.
Estafette: Tennis in het Brusselse Fin de Siècle
In de kelderverdiepingen van het KMSK maakte ik kennis met het werk van Fernand Khnopff. Khnopffs vader was eerst substituut van de Procureur des Konings in Brugge en werd daarna benoemd tot Raadsman aan het Hof van Cassatie in Brussel. Het een en ander had als gevolg dat zijn zoon zich volop aan de kunsten kon wijden. Met succes: Khnopff groeide uit tot de vertegenwoordiger van het symbolisme in de Belgische schilderkunst. Hij was samen met James Ensor, Theo Van Rysselberghe en Félicien Rops stichtend lid van de vernieuwingsgezinde Belgische kunstenaarsgroep Les XX, waarvoor hij tevens het logo ontwierp.
Op het schilderij Memories: Lawn Tennis beeldt Khnopff zeven vrouwen uit die op elegante wijze een tennisracket in de hand houden, alsof het het bestek is waarmee ze later een copieus feestmaal zullen verorberen. Wie goed kijkt, merkt weinig verschil in de taille van de sportieve vrouwen. Niemand minder dan Khnopffs zus en muze Marguerite, wier huwelijk hij maar moeilijk kon verkroppen, stond immers in zeven verschillende poses model voor het doek.
De langgerokte dames komen duidelijk uit betere kringen dan de protagonisten van de realistische schilderijen van de Société Libre des Beaux-Arts enkele verdiepingen hoger in het Fin-de-Sièclemuseum: tennis was in die tijd – nog meer dan nu – een mondaine sport.
Slechts enkele jaren voordat Khnopff het doek schilderde, kwam de tennissport uit de betere Engelse kringen naar België overgewaaid. In 1883 wordt het eerste Brusselse tennisveld aangelegd in het Leopoldpark. Vijf jaar later liggen er al vijftien tennisvelden aan het Tenboschpark, die gebruikt worden door de Koninklijke Leopold Tennis Club, een van de oudste clubs van het land.
In 1899 worden op de terreinen van de club de eerste internationale wedstrijden georganiseerd, met deelnemers uit Frankrijk, Nederland en België. Ook het jaarlijkse Pinkstertornooi van de club trekt veel mondain volk. De tornooien ademen een sfeer uit van de betere garden parties. Volgens de overlevering trekken vooral elegante dames er de aandacht. Misschien leunde Khnopffs schilderij dan ook dichter aan bij de werkelijkheid dan hij zelf ooit had kunnen vermoeden.
In 1901 verhuist de Brusselse tennisclub naar Ukkel, waar ze nu nog altijd haar thuisbasis heeft.
Nog een jaar later wordt in Brussel de Belgische Lawn Tennis Liga opgericht, de voorloper van de overkoepelende Belgische tennisbond, zeg maar. De eerste voorzitter van de Liga is net als Fernand Khnopff een zoon van goeden huize: Armand Solvay, zoon van de grootindustrieel en scheikundige Ernest Solvay. Het is overigens Armand, zelf een verdienstelijke tennisser, die aan Horta de opdracht gaf voor de bouw van het majestueuze Hotel Solvay aan Brusselse Louizalaan.
Wie vandaag een bezoek wil brengen aan Fernand Khnopff en Armand Solvay, moet naar de Brusselse pendanten van het Parijse Père Lachaise. Daar rusten ze allebei dicht bij de vaders aan wie ze hun mooi leven te danken hebben. Op de begraafplaats van Laken ligt Khnopff in een graf dat enkel de naam van zijn vader draagt, in Elsene kreeg Armand een plekje in het familiegraf van de Solvays, dat ontworpen werd door – u raadt het – Victor Horta.
BDW-eindredacteur Ken Lambeets houdt van literatuur en van echte sporten
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.