Een hele poos geleden schreef ik iets over het opkomende tennis in de hoofdstad. Daarin kwam Royal Léopold Club ter sprake, de allereerste tennisclub van Brussel. De tennis- en hockeyterreinen van Léopold in Ukkel zijn zeker een uitje waard, al dan niet in combinatie met een bezoek aan het Van Buurenmuseum of het belendende Brugmannpark.
Estafette: Vorstelijk bezoek voor Royal Léopold Club
Ter plaatse krijg ik een rondleiding van voorzitter Luc De Ridder en mag ik een boek ter ere van het honderdjarige bestaan van de club in 1993 inkijken.
Op 11 februari 1893 wordt aan de Square Frère Orban, tussen de Wet- en de Belliardstraat, een voetbalclub opgericht. Onder de stichtende leden bevinden zich twaalf vermogende Brusselaars, baronnen en graven. De voetbalclub met stamnummer vijf krijgt de naam Royal Léopold Club: een verwijzing naar koning Leopold II, waarvan de eerste voorzitter de ordonnantieofficier is. De voetbalclub bestaat nog steeds en speelt wedstrijden onder de naam Léopold Ukkel – Woluwe FC in het Fallonstadion in vierde klasse.
In 1897 verhuist de voetbalclub naar de Tenboschvlakte, ter hoogte van de huidige Lepoutrelaan. Daar ligt vandaag tramstation Ma Campagne, dat verwijst naar het vroegere rurale karakter van de omgeving, waar door een sterke en snelle urbanisatie werkelijk niets meer van terug te vinden is.
In datzelfde jaar wordt ook de tennisafdeling van de club opgericht. De terreinen van de club worden geleend van Freddy Brugmann, een telg van een bankiersfamilie die via Duitsland en Verviers naar Brussel is verkast. Naast de vijftien tennisvelden verrijst een houten paviljoen dat de club voor een bedrag van 1.000 Belgische frank overkoopt van de wereldtentoonstelling op de Solboschvlakte en dat met man en macht een kilometer westwaarts wordt verplaatst.
In 1899 worden op de vers aangelegde tennisterreinen de eerste internationale wedstrijden op Belgische bodem georganiseerd.
In 1901 verhuist de tennisclub naar het Ukkelse Brugmannpark, waar ze nog steeds haar thuisbasis heeft. Ook deze terreinen van zeven hectare huurt de club voor een symbolisch bedrag van de familie Brugmann. Op de voormalige landbouwgrond zorgt de club zelf voor de aanleg van voetbal- en tennisvelden, en bomen. In 1952 koopt Léopold Club de terreinen voor een symbolisch bedrag over van de familie Brugmann, met de belofte dat er blijvend sportieve activiteiten zullen worden georganiseerd.
Nog datzelfde jaar bouwt de club een groot stadion, met een capaciteit van 4.500 toeschouwers. Daar wordt in 1953 tennisgeschiedenis geschreven door Jacky Brichant en Brusselaar Philippe Washer in de halve finale van de Europese Davis Cup. Dankzij tijdelijke extra tribunes kunnen er 7.000 toeschouwers in het Paul de Bormanstadion (zie foto). Zelfs koning Boudewijn is van de partij. Bij een 2-2 stand wordt de match tussen Washer en Pietrangeli beslissend. De Brusselaar haalt het. In de finale in Kopenhagen verslaat het Belgische topduo de Denen.
In 2006 bedreigt een inwendige tweespalt het voortbestaan van de club. Een deel van de aandeelhouders, voornamelijk de rijke families die de club eertijds beheerden, wil dat op de plaats van het vroegere stadion een vestiging van luxefitnessketen Aspria verrijst, een keten die vooral bij rijke expats in de smaak valt. Gelukkig kan de andere clan dat idee wegstemmen. Op de plaats van het vroegere stadion zijn er vandaag moderne kleedkamers, een kantine, indoor tennisvelden en een minder dure fitnessclub met op het dak zelfs outdoor tennisvelden.
Eindredacteur Ken Lambeets houdt van literatuur en van echte sporten
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.