Honderd jaar geleden floreerden de Brusselse voetbalclubs als nooit tevoren. Eén jaar na Union mocht ook Daring Brussel op 12 september 1920 zijn imposante nieuwe stadion inhuldigen, in Molenbeek. Het eindresultaat van een lange zoektocht, doorkruist door de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog.
| Op 20 juni 1926 bekampten België en Frankrijk elkaar in het Machtensstadion. De vriendschappelijke interland eindigde op een 2-2-gelijkspel.
Honderd jaar later
De naam van het stadion veranderde meermaals, van Charles Malisstadion (1920-1939) tot Oscar Bossaertstadion (1939-1973), om het stadion uiteindelijk te noemen naar de legendarische burgemeester Edmond Machtens. Anno 2020 herinnert niets in het stadion nog aan de grandeur van weleer. Zelfs het monument voor de oorlogsslachtoffers is aan het blote oog onttrokken door de wildgroeiende vegetatie.
De hypermoderne tribunes van 1920 zijn al lang verdwenen. Na de fusie tussen Daring en Racing White in 1973 werd een nieuwe hoofdtribune gebouwd, ingehuldigd met een galawedstrijd tegen het grote Real Madrid (1-2 voor Real). Het waren de gloriejaren van het nieuwe RWDM, dat twee jaar later zijn eerste en enige landstitel zou pakken. In 1993 werd de laatste tribune uit het Daring-tijdperk afgebroken, een tribune die immens populair was bij de supporters. De moderne tribune die in de plaats kwam, zou later de molensteen rond de nek van het financieel noodlijdende RWDM betekenen.
Het heropgerichte RWDM speelt nog steeds in datzelfde Edmond Machtensstadion. Hoewel het stadion voetbalgeschiedenis ademt, is het duidelijk dat een grootschalige renovatie zich opdringt. “Vooral de Tribune L'Ecluse, uit 1973, is aan vernieuwing toe. Het dak, de muren, elektriciteit … alles is tot op de draad versleten,” zegt RWDM-voorzitter Thierry Dailly. “Het dringendste zijn de sanitaire voorzieningen. De staat daarvan is erbarmelijk. Maar op langere termijn is het hele stadion aan vervanging toe.”
De hamvraag is: wie moet dat betalen? Het stadion is eigendom van de gemeente Molenbeek, RWDM staat in voor het onderhoud van het stadion. Schepen van Gemeentelijke Eigendommen Jef Van Damme (SP.A): “In het contract staat duidelijk dat RWDM geen huur betaalt, maar in ruil zelf de nodige investeringen moet doen. Al beseffen we ook dat er meer dan tien miljoen euro nodig zal zijn voor zo'n grootschalige renovatie. De gemeente noch de club kan dat betalen.”
Daarom kijkt de gemeente in de richting van het investeringsfonds Beliris. “In de lente van 2021 is er een nieuwe ronde om projectdossiers in te dienen. We willen dan een grootschalig plan voor de stadionsite klaar hebben en de gehele sportinfrastructuur op de site verbeteren, ook de tennis- en petanquevelden,” aldus Van Damme. De toekomst van het stadion maakt ook deel uit van de langetermijnvisie die de gemeente samen met een Italiaans architectenbureau uitstippelt. Van Damme: “Het stadion is een van de belangrijke onderdelen van het masterplan voor Molenbeek tegen 2050. We willen de club mee betrekken in die denkoefening.”
In de eerste jaren van de clubgeschiedenis leidde Daring, opgericht in 1895, een nomadenbestaan. Na enkele seizoenen op het plateau van Koekelberg moest Daring wijken voor de bouw van de Basiliek van Koekelberg. De club verhuisde naar een veld aan de Jetsesteenweg in Jette. Daar boekte Daring zijn eerste grote successen, met landstitels in 1912 en 1914.
Ook de supporters zakten steeds massaler af naar het terrein aan de Jetsesteenweg. En dus drong een nieuwe verhuizing zich op. In juli 1914 schreef de krant Sportwereld: “Naar men zegt zou Daring zijn plein van den steenweg van Jette verlaten, en zijne tente opslaan in de Beggijnestraat op Molenbeek, dicht tegen Karreveld.” Naar verluidt kwamen ook terreinen in Sint-Agatha-Berchem en Moortebeek in aanmerking. Na verhitte bestuursvergaderingen viel de keuze uiteindelijk op Molenbeek.
Volksclub van west-Brussel
Het was in het voordeel van Daring om in het noordwesten van Brussel te blijven, een streek waar intussen een grote supportersschare tot stand was gekomen. Na het behalen van de landstitel in juli 1914 werd Daring al officieel gehuldigd door het Molenbeekse gemeentebestuur. Daring profileerde zich als dé volksclub van West-Brussel, en het dichtbevolkte Molenbeek bleek een prima uitvalsbasis. Alphonse Boelens, huisarchitect van de gemeente Elsene, tekende de eerste plannen voor een nieuw sportcomplex.
Zo'n vaart zou het echter niet lopen. In 1914 brak immers de Eerste Wereldoorlog uit. Niet alleen werd de voetbalcompetitie stilgelegd, Daring was ook betrokken partij. In september 1915 bevonden niet minder dan 37 Daring-spelers zich aan het front. Sterspeler Edmond Van Cauwenbergh en 29 andere Daringmannen lieten het leven in de strijd. “Het mag gezegd dat Daring zijn deel gegeven heeft in het grootsche bloedig offer dat de oorlog van België vergde,” aldus Sportwereld.
Toch werd er nog gevoetbald: er stonden vriendschappelijke toernooien op het programma, soms ook benefietwedstrijden ter ondersteuning van krijgsgevangenen. Ook die wedstrijden lokten heel wat volk naar het terrein in Jette. Ondanks de oorlogsjaren lag het stadionproject niet stil. In juni 1917 kocht de club een terrein in Molenbeek van vier hectare van een zekere baron Janssens. Prijskaartje: 161.000 frank. Daring zou voortaan eigenaar zijn in plaats van huurder. En het nieuwe stadion lag in de nabijheid van twee tramlijnen, zodat de supporters in een kwartier tijd van hartje Brussel tot aan het nieuwe stadion gebracht konden worden.
Tijd was er niet
Bovendien had Daring op dit terrein in de De Koninckstraat heel wat ruimte ter beschikking. De plannen omvatten twee voetbalvelden, grote tribunes met plaats voor 32.000 supporters, een buffetruimte en vestiaires die aan alle moderne comforteisen zouden voldoen, een atletiekpiste, tennis- en hockeyvelden, een zwembad en in latere fase zelfs een solarium. Daring begrootte de werkzaamheden op 200.000 frank. De bouw van een stadion kost echter tijd, zeker in oorlogstijden. Hoewel de eerste werkzaamheden in juli 1918 begonnen, werd al snel duidelijk dat het stadion niet tijdig klaar zou zijn voor het komende seizoen. Niet alleen stonden er nog geen tribunes, ook de ondergrond van het terrein was niet van dien aard dat er meteen op gevoetbald kon worden. Langer in Jette blijven was evenmin een optie, want de eigenaar had dat terrein al verhuurd aan een organisator van windhondenrenwedstrijden.
“Eén van de mooiste en meest comfortabele stadions. Vooral de hoofdtribune wekt bij iedereen bewondering op”
Eind 1918 liep de huurovereenkomst in Jette af, en zat Daring zonder terrein. Begin 1919 liep de bouw van de tribunes bovendien opnieuw forse vertraging op door een gebrek aan materiaal en mankracht. Maar omdat de Grote Oorlog nog niet achter de rug was, ging ook het seizoen 1918-1919 niet door. Daring speelde de meeste van zijn (oefen)wedstrijden buitenshuis. In mei 1919 speelde het zelfs een wedstrijd tegen Beerschot op het veld van … Anderlecht, de latere grote rivaal.
De situatie was niet langer houdbaar, zeker omdat het einde van de Eerste Wereldoorlog ook een herstart van de competitie met zich meebracht. Terwijl buur Union zijn vernieuwde stadion in het Dudenpark in september met veel grandeur inhuldigde, stond de eerste competitiewedstrijd van Daring op zondag 12 oktober 1919 gepland. FC Brugge, het latere Club Brugge, kwam op bezoek. De staanplaatsen waren klaar, van de zittribunes waren enkel nog maar de funderingen gelegd. “Het terrein is gereed, doch het overige zal nog veel tijd vragen,” schreef Sportwereld achteraf. Om er dan toch aan toe te voegen: “De heele instelling zal prachtig zijn.” In februari 1920 zakten er 20.000 toeschouwers af voor de derby tegen Union. “Een woordje van lof aan het bestuur van de Daring dat niettegenstaande de voltooiingswerken nog niet geëindigd zijn, ons eene goede plaats bezorgd had en voor de inlichtingen die hunne kommissaris ons verstrekten,” stond er achteraf in Sportwereld te lezen.
Voor het oog van de prinsen
Op de echte inhuldiging was het nog een half jaar wachten. Kort voor de start van het nieuwe seizoen, op 12 september 1920, werd Union uitgenodigd voor een grootse oefenwedstrijd. Om vijf over drie betraden de koninklijke prinsen Leopold en Karel voor de ogen van 15.000 supporters het stadion, terwijl de muziekkapel de Brabançonne speelde. Hoewel het stadion nog altijd niet helemaal afgewerkt was, straalde het complex al de klasse uit waar Daring naar streefde. “Eén van de mooiste en meest comfortabele stadions. Vooral de hoofdtribune wekt bij iedereen bewondering op,” schreef Le Peuple.
“Het dak, de muren, elektriciteit … alles is tot op de draad versleten”
Ook al ging het om een oefenwedstrijd, de inzet was groot: de winnaar mocht zich officieus tot kampioen van Brussel kronen. Bij de ploeg van Union zaten vijf spelers die zich enkele dagen eerder met de nationale ploeg in Antwerpen tot olympisch kampioen hadden gekroond. Daring won met 2-1, al had de wedstrijd weinig om het lijf. “Beide elftallen zullen stellig veel beter moeten spelen willen zij hun vroegere faam gestand blijven,” klonk het kritisch in Het Laatste Nieuws. Dat zou in het geval van Daring ook lukken, want de rood-zwarten sloten het seizoen 1920-1921 af als landskampioen. Een triomf die niet los kan gezien worden van het nieuwe stadion, meende Sportwereld: “De nieuwe inrichtingen van Daring zijn het bewijs dat de leiders zich door de oorlogsomstandigheden niet lieten teleurstellen en dat die Club als een der machtigste van ons land moet aanzien worden.”
Sport op BRUZZ
Lees meer over: Sint-Jans-Molenbeek , Sport , Sport op BRUZZ , RWDM , Edmond Machtensstadion , Voetbal
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.