Bij de restauratiewerken van café Greenwich in de Kartuizersstraat zijn in 2010 beerputten gevonden. Wetenschappers gespecialiseerd in archeologische planten- en dierenresten en pollen vonden in de beer onverteerde botjes en andere sporen. Genoeg om eruit af te leiden wat de bewoners zoal aten.
| Archeobotanicus Lien Speleers (links) en archeozoöloog Bea De Cupere met een paardenschedel.
Hoe werkt het archeologisch team?
Tijdens het archeo logisch onderzoek in het Gewest worden in emmers stalen verzameld. Die komen terecht bij een team onderzoekers die
werken in opdracht van erfgoeddienst Urban Brussels (Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Zij bestuderen de stalen in het Koninklijk Belgisch Instituut
voor Natuurwetenschappen (KBIN) op dierlijke resten, zaden, vruchten en pollen. Ze analyseren onder meer het residu van alle archeologische
beerputten in het gewest. Het bevestigt of werpt een nieuw licht op de voedselconsumptie in de middeleeuwen en later.
Wat de middeleeuwse en post-middeleeuwse Brusselaar zoal (goed) verteerde, kan afgeleid worden uit de menselijke uitwerpselen die in beerputten te vinden zijn. Een team van wetenschappers, gespecialiseerd in archeologische planten- en dierenresten, haalt zijn neus niet op voor het organische residu dat uit die putten gedolven wordt.
“We kunnen elk voor ons specialisatiedomein materiaal zeven uit wat ons aangeleverd wordt, en we vinden wel heel wat,” zeggen Lien Speleers, archeobotanicus (gespecialiseerd in zaden- en vruchtenonderzoek) en Bea De Cupere, archeozoöloog die, samen met een collega gespecialiseerd in pollenonderzoek, stapels witte emmertjes met beerputstalen door de handen laten passeren, of onder de microscoop leggen. In het Instituut voor Natuurwetenschappen bespreken ze de vondsten.
Uw team moet alle archeologische beerputten van het Brussels Gewest analyseren.
Lien Speleers: Tijdens archeologische noodopgravingen konden er al op verschillende sites in Brussel beerputten onderzocht worden. Zo werden er in 2010 bij de renovatiewerken van café Greenwich in de Kartuizersstraat in de kelders drie beerputten gevonden. De organische vulling, die in twee beerputten nog goed bewaard was, werd integraal gerecupereerd.
Deels op basis van het aardewerk, werd één put gedateerd in de veertiende/vijftiende eeuw. De onderste lagen uit de tweede beerput zijn uit de late middeleeuwen, de bovenste lagen uit de zestiende/zeventiende eeuw. De dateringen werden bevestigd op basis van C14-datering, gedaan op zaden en vruchten (koolstofdatering is een radiometrische dateringsmethode waarmee de ouderdom van organisch materiaal tot 50.000 jaar oud kan bepaald worden, red.). De zaden, vruchten en pollen van planten en dierlijke resten uit het sediment (de aarde) van de lagen die uit de beerputten kwamen, werden onderzocht.
Hoe begin je aan zoiets?
Bea De Cupere: Concreet zeven we de aarde op verschillende maaswijdtes. Voor de dierlijke resten is dat op 4, 2 en 1 millimeter, voor de zaden en vruchten is dat fijner op 2, 1, 0,5 en 0,25 millimeter. Voor het pollenonderzoek wordt niet gezeefd, maar worden er preparaatjes gemaakt die onder de microscoop bestudeerd worden.
In de beerputten van de Kartuizersstraat werd bijna niets van potscherven gevonden, wat betekent dat ze vroeger echt alleen werden gebruikt om uitwerpselen op te vangen. Ook keukenafval kon er al eens ingegooid worden. Doorgaans werd de beerput regelmatig geledigd. De vulling, in dit geval louter beer, was ideaal als bemesting. Wellicht wilden de eigenaars de beer echt zuiver houden als goede fertilizer van de tuin of het veld.
Welk dierlijk materiaal haalde u uit de beer?
De Cupere: Specifiek voor dit huis vonden we vooral visresten, vogelresten en heel kleine, niet determineerbare zoogdierresten. In de visresten is voornamelijk paling en haring te herkennen. Ook vonden we platvis, waaronder schar en schol, en kabeljauwachtigen als schelvis en wijting. Botjes van kip, duif en kleine zangvogels (zoals mussen of vinken) werden herkend.
En verder vonden we ook nog resten van varken en schaap. Wat niet uitsluit natuurlijk dat ook rundvlees werd gegeten, maar de beenderen van die grote huisdieren zijn te groot om ingeslikt te worden. De ingezamelde botjes dragen immers allemaal etssporen, als gevolg van hun doorgang door het menselijk spijsverteringsstelsel. Tafel- of keukenafval, dus grotere voedselresten, hebben we haast zo goed als niet gevonden.
Eigenlijk pasten de middeleeuwse Brusselaars al een soort gft-sorteersysteem toe, niet in een oranje zak, maar in de beerput.
De Cupere: (lacht) Zo ver gaat onze interpretatie niet.
Speleers: Om de zaden en vruchten te herkennen – mijn domein dus – heb ik een referentiecollectie in laden zitten van moderne zaden en vruchten, in totaal meer dan vierduizend specimen (een 500-tal planten ontbreekt nog in de verzameling, red.). Op de kleinste zeef zitten er veel zemelen van granen, wat aantoont dat er veel brood of pap is gegeten. Daarnaast vind ik heel veel fruitpitten, vooral kleine pitten zoals van bosaardbei en vijg. Maar ook bijvoorbeeld pitten van kersen, perzik, zwarte moerbei, druiven, mispel en gele kornoelje (kornoelje wordt nog in Zuidoost-Europa in risotto gegeten, red.). De gevonden ‘vergeten groenten en fruit’ van nu, zoals postelein en mispels, werden in het zestiende-eeuwse Brussel wel gegeten. Verder bevatten de beerputten ook veel resten van keukenkruiden en specerijen.
"We vonden in de beer vis- en vogelresten, maar ook rsten van varken en schaap. Dat betekent dat die allemaal gegeten werden"
U vond ook exotisch voedsel?
Speleers: Zeker. Granaatappel en rijst zijn sowieso importproducten. De vijgen- en druivenpitten kunnen afkomstig zijn van vruchten die in gedroogde vorm naar Brussel ingevoerd zijn. Al zijn de druivenpitten waarschijnlijk ook deels afkomstig van de lokale druiventeelt. Tomaat kwam ik niet tegen, al is dat door mijn voorganger wel al in Brusselse beerputten gevonden, maar dan wel uit de negentiende eeuw. Onder keukenkruiden en specerijen, vonden we veel venkelzaad en mosterdzaad. Maar ook enkele exotische producten zoals peper en paradijskorrel (maniquette peper).
Valt daaruit af te leiden welke status de eigenaars van de beerput hadden?
Speleers: Uit geschriften weten we dat in de middeleeuwse en post-middeleeuwse periode in Brussel de hoogste adel in de bovenstad woonde. In de benedenstad, waar de huidige Kartuizersstraat ligt, woonde meer ‘gewoon’ volk, maar bijvoorbeeld ook handelaars. Hoe welvarend die handelaars wel waren, weten we niet, maar uit de beer - en dus de voedingsresten - van de putten in de Kartuizersstraat kunnen we concluderen dat het geen arme mensen waren.
De Cupere: De gevonden visbotjes komen van wat standaard als vis gegeten werd. Maar de kleine zangvogels vallen dan weer te linken – volgens referenties in Engeland – aan een rijkere keuken. Terwijl in een andere tijdsgeest mussen en zangvogels eten net iets van de armen was.Speleers: Van de vondsten van exotische planten en specerijen kunnen we enigszins afleiden dat die niet op het bord van arme luizen kwamen. Specerijen waren vrij duur toen. De eigenaars van deze beerputten hadden wel enige koopkracht.
Mag u uit de zaden en vruchten ook afleiden hoe de natuur er toen uitzag?
De Cupere: Tijdens opgravingen in 2015, voor de bouw van het Herman Teirlinckgebouw van de Vlaamse Gemeenschap vonden de archeologen resten van een oude, meanderende rivierarm. Die verdween door dichtslibbing na de vijfde eeuw na Christus. Het is voorlopig de enige plek in Brussel waar er resten uit de Romeinse periode gevonden zijn.
Tegen de beschoeiing van de rivier (schotten om afkalven te voorkomen, red.) waren veel resten van dieren gegooid, in dit geval etensafval en krengen (kadavers), zoals paard en hond. Uit de gevonden schelpen kan afgeleid worden of het om snel- of traagstromend water ging.
De aanwezigheid van sommige wilde dieren zegt iets over de omgeving, of die bijvoorbeeld al dan niet bebost moet zijn geweest. In de opvulling van de rivier werden ook plantenresten gevonden. Zo konden we reconstrueren hoe het landschap er tijdens de Romeinse periode moet hebben uitgezien op die plaats. Bedoeling is dat de resultaten van het onderzoek online consulteerbaar worden op de website Erfgoed.brussels van het Gewest.
Een andere collega doet microscopisch onderzoek op pollen. Wat voegt dat toe aan het werk?
Speleers: Pollen worden over grotere afstand door de wind verspreid en geven bijgevolg een beeld van het landschap in de ruimere omgeving. Door de resultaten van het pollenonderzoek en het zaden- en vruchtenonderzoek samen te leggen, konden we afleiden dat de site van Thurn & Taxis tijdens de Romeinse periode vrij open was, en de wijdere omgeving bebost.
In het geval van de beerputten, is voor bladgroenten, die doorgaans geoogst worden voordat ze zaad hebben gevormd, pollenonderzoek vaak de enige manier tot ‘herkenning’. Dat is bijvoorbeeld het geval voor kervel en spinazie. Pollen van wilde planten die door bijen bezocht worden geven een indicatie dat er honing aanwezig was in de beerputten, en dat de bewoners dat dus aten.
Enkel door pollenonderzoek komen we ook te weten dat er kappertjes, kruidnagel en komkommerkruid in de beer zit. In de stalen van pollen zijn ook eitjes van darmparasieten gevonden. Voor de twee beerputten van café Greenwich zijn zes verschillende darmparasieten gevonden, waaronder de spoelworm en lintworm. De mens zat hier dus mee opgescheept.
Interessantste vondsten?
Speleers: Door de som van alle onderzoeksresultaten te maken, kunnen we de voedingseconomie van Brussel voor een deel reconstrueren. Behalve info over voeding, geven de planten, zaden ook info over de vegetatie, de natuur en het milieu. Zaden en pollen geven ook mee wat er in en rond de stad groeide. En zelfs de dieren vertellen ons wat over het landschap van Brussel.
Lees meer over: Brussel-Stad , Wetenschap , café greenwich , Archeologie , beerput
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.