De Brusselse advocaat-schrijver Alain Berenboom beweert dit weekend in een opiniestuk in Le Soir dat de sluiting van verkleedwinkel Le Palais des Cotillons symbool staat voor de teloorgang van de zwans, de typische humor van de hoofdstad. Jean-Jacques De Gheyndt, voorzitter van de Geschiedkundige Kring/Cercle d’Histoire de Bruxelles, begrijpt die pessimistische visie niet: “Er is best nog veel interesse voor de Brusselse folklore.”
De teloorgang van de zwans: is de Brusselaar te serieus geworden?
“Le Palais des Cotillon in de Lombardstraat was een plaats waar we naartoe gingen om maskers te kopen, te lachen en te provoceren. Dat de verkleedwinkel nu failliet is, is voor mij een teken dat Brussel veel te serieus is geworden,” legt Berenboom uit in een gesprek met BRUZZ.
Die sérieux is volgens de Schaarbeekse advocaat/schrijver niet eigen aan de Brusselse cultuur. Berenboom denkt met nostalgie terug aan zijn jeugdjaren toen het Brussels en de zwans nog alomtegenwoordig waren. “Op straat sprak iedereen Brussels Frans, het weekblad Pourquoi pas publiceerde grappige teksten in het Brussels, en theaters en cabarets waren er in overvloed.”
De zwans gaat terug tot ver voor de jeugdjaren van Berenboom, sommigen situeren de kiemen in de negentiende eeuw. Het poppentheater Toone, dat in 1830 werd opgericht en nog steeds bestaat, bracht bijvoorbeeld al vroeg adaptaties van grote werken als De drie musketiers. Die werden in het Brussels opgevoerd met allerlei ironische schertsen. Die moppen, zo herinnert Berenboom zich levendig, navigeerden op een briljante manier tussen humor en rake sneren naar de toenmalige politiek.
"Tot de Tweede Oorlog was de zwans een heuse beweging", vertelt Jean-Jacques De Gheyndt van de Cercle d'Histoire de Bruxelles. "Fotograaf Louis Ghémar organiseerde bijvoorbeeld de 'Brussels Zwans Exhibition', waar de spot werd gedreven met schilders, beeldhouwers en andere artiesten die vaak wollige taal gebruikten om hun kunst uit te leggen. De klassieke kunst werd er belachelijk gemaakt. Na de oorlog waren er nog altijd fantastische grappenmakers, maar het gebeurde niet meer op zo'n schaal als in de beginjaren. Nu blijft zwanzen vooral beperkt tot de privésfeer: onder vrienden wat moppen maken en elkaar plagen, maar niet uitlachen."
Brussels dialect
Zonder Brussels dialect geen zwans, zegt De Gheyndt. “Ik zal het met een voorbeeld uit een van de teksten van theater Toone illustreren : Arrière, ignoble créature, of ge vliegt met aa kop tegen de muur. Créature en muur rijmen, maar het komische effect wordt gecreëerd door de twee talen te gebruiken. Steeds minder Brusselaars zijn beide talen nog machtig, dus dat maakt het zwanzen vandaag moeilijker.”
Dat zwanzen en het Brusselse dialect ten dode zijn opgeschreven, daar gaat De Gheyndt niet mee akkoord. “Die interpretatie vind ik getuige van wel heel veel pessimisme. Ik geef al vijftien jaar lessen en voordrachten over de Brusselse streektalen en die bereiken een groot publiek. Mijn boeken verkopen ook nog goed. En daarnaast organiseert Brusseleir! (een Brusselse vzw die in 2013 opgericht werd met als doel het Brusselse dialect te promoten, nvdr) al meer dan tien jaar cursussen Brussels Vloms, die ook altijd goed vol zitten. (Op dreef) Ook in de literatuur bestaat het nog: zo heb ik De kleine prins naar het Brussels Vloms vertaald en schrijft Joske Maelbeek nog altijd zeer bekende fabels in het Brussels Frans.”
Dat het al genoemde theater Toone vandaag eerder een toeristenpubliek trekt, moet De Gheyndt ook wel vaststellen. “De tongval en enkele uitdrukkingen blijven bestaan, maar het geheel moet vooral internationaal verstaanbaar blijven. Een vertoning in het Brussels Vloms is er nog maar heel zelden.”
Lees meer over: Brussel , Cultuurnieuws , Alain Berenboom , Jean-Jacques De Gheyndt , brusselse zwans
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.