Er beweegt iets in de Marollen. Terwijl traditionele meubelverkopers onder druk staan, werd de buurt hét nieuwe mekka voor tweedehandskleren in Brussel. En dat betekent ook andere klanten. “18 euro per kilo, maar dan krijg je ook een cliënteel van 18 euro.”
Bart Dewaele
| Jacques (links, naast Michel Deschuytere), eigenaar van een speciaalzaak in oosters interieur: “Mijn klanten uit Brabant komen de laatste jaren veel minder.”
Last days', 'All tables 1.000 euro!' en 'Totale uitverkoop'. De etalagebriefjes van de Blaesstraat 63 winden er geen doekjes om: op de plek waar ooit Stef Antiek zat, verdwijnt straks een grote meubelzaak. Aan de overkant staat de ook al omvangrijke ruimte van tapijtenhandel Didden al leeg sinds 2018.
Het blijkt een constante als BRUZZ op een donderdagvoormiddag door de handelsas loopt. In de hele Blaesstraat tellen we circa zestig handelszaken met gesloten deuren en neergelaten rolluiken. Ruwweg de helft daarvan lijkt op een overnemer te wachten, de andere helft blijft nu gewoon even dicht. De cijfers van hub.brussels bevestigen dat de leegstand in de wijk hoog is: de voorbije jaren schommelden ze rond 20 procent, terwijl het gewestgemiddelde 14 procent bedraagt.
“Veel klanten van buiten Brussel denken dat ze niet meer in de Marollen raken, terwijl dat niet klopt”
Schrijnwerker en voorzitter van de lokale handelaarsvereniging
Een zaak die vandaag wél open is, is Blaes 125. Alleen al het gebouw, met zijn binnenbalkons en lichtkoepel, blijkt een bezoek waard. Oude verzen op de muur herinneren aan een verleden als Nederlandstalige protestantse kerk. De koopwaar – van een tiental handelaars – doet meer aan een museumcollectie denken dan aan een meubelzaak: een scheepskompas voor 2.900 euro, negentiende-eeuwse geweren of een opgezette zebra voor luttele 17.000 euro.
Blaes 125 draait vandaag opnieuw behoorlijk, na een coviddip die er fel op inhakte. “De klanten uit andere landen, de Russen en Amerikanen, komen terug,” legt gerante Nicoletta uit. “Maar de onveiligheid in de wijk neemt toe: er wordt geschoten en dieven rukken al eens juwelen af bij voorbijgangers.” Dat veel zaken leegstaan, viel ook Nicoletta op. “Je hebt de zaken die sluiten, maar ook steeds meer winkels die maar enkele dagen per week de deuren openen. Het weekend is het belangrijkste, dan draait de rommelmarkt op volle toeren. De rest van de week komt er soms niet genoeg volk om personeel te betalen.”
Tafel in de reiskoffer
Het atelier van schrijnwerker Michel Deschuytere. De voorzitter van de lokale handelaarsvereniging werkt al 45 jaar in de wijk. “Lang, zegt u? De Hoogstraat ligt hier al 2.000 jaar en was ooit een Romeinse heerweg. Dat noem ik lang,” zegt Deschuytere. Na zijn opmerking volgt een knetterend lachje. De toestand van de handel in zijn wijk baart hem nochtans zorgen.
“Vooral de traditionele zaken die duurdere en zwaardere waren verkopen, hebben het moeilijk,” merkt de voorzitter. “De oorzaak is een mix: de nasleep van covid, de economische crisis met de inflatie en de mobiliteitsplannen. Wat dat laatste betreft, schort het vooral aan de communicatie. Veel klanten van buiten Brussel denken dat ze niet meer in de Marollen raken, terwijl dat niet klopt. Handelaars beschikken bijvoorbeeld over gratis parkeerplaatsen voor de klanten, maar het lijkt wel alsof wij de enigen zijn die dat weten.”
De voorzitter wandelt door de wijk en stopt steeds weer voor een winkel met gesloten deuren. “Een schoenwinkel die op donderdag dicht is, vreemd toch? En daar heb je een winkel met artisanale zeep, dat werkt tegenwoordig wél goed. Toeristen nemen geen tafel mee in hun koffer (lachje).”
Dat met name meubelzaken het lastig hebben, zeggen ook andere handelaars. Voor Bombay-Pekin, specialist in oosters interieur, rookt eigenaar Jacques net een sigaret op het trottoir in de Hoogstraat. “Vooral mijn klanten uit Brabant komen de laatste jaren veel minder. Ze zeggen dat ze hier niet meer raken door het Brusselse mobiliteitsbeleid. Ik merk dat ook zelf. Onlangs deed ik er een uur en een kwartier over om van de basiliek tot hier te raken, amper vijf kilometer ver.”
Omdat zijn Brusselse omzet krimpt, besloot Jacques zijn klanten dan maar te volgen. Hij opende het depot in Drogenbos ook voor verkoop en begon een zaak in het Waals-Brabantse Genval. Het is blijkbaar een fenomeen. 'Nieuwe showroom nabij zoning Waver Noord', staat ook op de lege vitrine van meubelontwerper Karl De Vinck.
Een eiken kast, iemand?
De verhalen van de handelaars vertalen zich in de cijfers. De voorbije twaalf jaar kromp het aandeel van de meubelzaken. De brede categorie 'huisinrichting' is vandaag nog maar goed voor 24 procent van het handelsaanbod, tegenover 32 procent in 2012, zo blijkt uit cijfers van hub.brussels. En binnen die categorie verliezen 'meubels' nog eens aan belang, terwijl 'decoratie' groeit. Die laatste categorie omvat vooral lichtere producten die minder duur zijn en makkelijker te transporteren.
Gino Van Ossel is niet verbaasd dat uitgerekend de meubelsector het zwaar te verduren heeft. De professor retail (Vlerick Business School) merkt op dat een groot deel van de meubelmarkt naar het internet verkaste. “Fysieke meubelwinkels krijgen het daardoor moeilijker, zeker in het centrum. De mobiliteitsproblemen voor zowel de handelaar als de klant spelen daarbij een rol, maar lijken me niet doorslaggevend. Het meubelaanbod nam ook toe in de Rand de voorbije decennia.” Van Ossel merkt ook op dat jongeren zelden nog oude meubels kopen. “Veel tweedehandswinkels zitten met steeds meer oerdegelijke eiken meubels die niet niemand wil.”
Zijn collega Benjamin Wayens (ULB) zit op dezelfde golflengte. “Vroeger moest een koper voor veel meubels de stad in, dat is vandaag anders. Daarnaast valt het me op dat de handelaars enkel over externe factoren spreken, de oorzaak is nooit dat ze de vinger niet aan de pols houden. De meubelsector is er ook een die maar heel traag vernieuwt.”
“Handelaars spreken enkel over externe factoren, maar de meubelsector is er ook een die maar heel traag vernieuwt”
Stadsgeograaf
Terug naar de Marollen. Daar ziet Jacques nog een ander probleem voor zijn zaak. Hij wijst naar de overkant van de straat, waar een vestiging van Melting Pot-tweedehandskleding per kilo verkoopt. “Er blijven maar van die friperies bijkomen, het moeten er nu al een vijftiental zijn. Waarom dat een probleem is? Een winkel die kleren voor 18 euro per kilo verkoopt, brengt ook een cliënteel van 18 euro naar de wijk. Daar hebben wij als meubelverkopers niets aan.”
Veel Nederlands
Vijftien winkels met tweedehandskleren, een dichterlijke overdrijving? Niet echt, zo blijkt. Als BRUZZ begint te turven blijken het er exact zoveel, vooral in de Hoogstraat en deels ook in de Blaesstraat. De Marollen kronen zich daarmee afgetekend tot dé wijk voor gebruikte kleren, bevestigt ook hub.brussels. Sint-Gillis en Sint-Joost volgen op een afstand.
In kilowinkel Fripkot in de Hoogstraat, wordt even later duidelijk wat Jacques bedoelt. Een dozijn klanten, vaak jonge vrouwen en geregeld Nederlandstalig, inspecteren de kleren. Ook in het straatbeeld klinkt opvallend veel Nederlands.
“Het draait goed,” vertelt gerante Nele Wouters met een glimlach. Ze legt uit dat ze ook Melting Pot verderop beheert, dat meer in vintage kleren specialiseert, terwijl Fripkot zich op recentere merkkleren toelegt. “Toen ik tien jaar geleden startte in deze straat was ik zowat de enige. Dat er zoveel bij zijn gekomen, vind ik prima. Dat brengt meer kledingklanten naar de buurt.”
De boom van de tweedehandskleding past in een bredere trend en zit ook elders in Brussel in de lift. “Ook in dat segment is er een verschuiving naar online, maar de markt groeit zo snel, dat de fysieke winkels daar mee van profiteren,” analyseert Gino Van Ossel. “Tegelijk is het een activiteit die perfect past in een wijk waar al heel lang tweedehands wordt verkocht, te beginnen met de markt van het Vossenplein.”
Van de Hoogstraat stappen we terug naar de Blaesstraat. Handelaarsvoorzitter Deschuytere wijst op andere segmenten die het goed doen: zo telt de wijk ondertussen een handvol tattooshops en verkopers van vinylplaten. Het valt ook op hoe de twee hoofdassen van de wijk beide hun eigen karakter hebben. De Hoogstraat telt heel wat horeca, tweedehandskledingzaken en de winkels zijn er doorgaans ook kleiner. De Blaesstraat is dan weer meer op inrichting gericht, met grotere panden en lijkt beduidend meer leegstand te kennen, die vooral richting Hallepoort dramatische vormen aanneemt. Een grafiek van hub.brussels bevestigt dat laatste ook.
Het goede leven en lekker eten
Uitbaatster Barbara van opticien Wauters-Serpieter in de Blaesstraat, wijst nog op een tweede breuklijn in de wijk: ter hoogte van de rommelmarkt krijgen zowel Hoog- als Blaesstraat een ander karakter. “Richting Hallepoort begint een andere wereld. Aan onze kant (richting centrum, red.) is de handel meer op het goede leven gericht, met kunst, brocante en lekker eten in de Hoogstraat. Richting Sint-Gillis heb je meer alledaagse spullen.” Michel Deschuytere merkt op dat de sociale woonblokken en het OCMW vooral in de Hoogstraat een breuk veroorzaken. “Winkels die daar zitten, hebben het altijd al moeilijker gehad.”
Barbara herkent een aantal fenomenen die ons onderweg opvielen. “Het klopt dat veel zaken het moeilijk hebben, onder meer door het mobiliteitsbeleid. De Marollen zijn het hart van Brussel en als het hart in problemen komt is dat niet goed voor de stad.” De opticienne bevestigt ook de trend naar minder openingsdagen. “Ik heb daarnet zelf de stickers aan de etalage veranderd, we zijn nu pas vanaf donderdag open in plaats van woensdag. Maar dat hier veel dicht is in het begin van de week is al langer zo. Veel brocanteurs hebben zelf tijd nodig om zelf te gaan snuisteren en koopwaar op de kop te tikken.”
Dat snuisteren doen de brocanteurs met een winkel onder meer op de rommelmarkt van het Vossenplein, nog steeds het kloppende hart van de wijk. Over de evolutie van de markt bestaan geen cijfers, maar caféhouder Aydin van Le Chineur, die al decennia op het ritme van de markt leeft, ziet wel een trend. “De verkopers beginnen later. Vroeger stonden klanten uit Vlaanderen al om 4 uur op om hier om 6 uur de mooiste dingen te kopen. Daarna ontbeten ze bij mij. Nu begint de verkoop vaak pas om 8 uur. De kwaliteit van de waren lijkt me ook minder dan vroeger, waardoor de winkelhouders er minder vinden. Een schilderij voor 10 euro op de kop tikken en het voor 80 euro doorverkopen is moeilijker geworden.”
De zaken die tweedehandskleren verkopen zal het startuur van de rommelmarkt worst wezen. Die zien de Marollen steeds meer uitgroeien tot dé magneet voor vintage en andere klerenjagers. “Er komen ook veel toeristen, die vaak staan te kijken van de prijzen hier. In Parijs of Londen betaal je veel meer,” merkt Nele Wouters. “Toeristen bellen me ook om te vragen in welke wijk ze moeten zijn voor tweedehandskleren. In de Marollen dus.”
Lees meer over: Brussel-Stad , Economie , Shop , vintage , Marollen , Michel Deschuytere , handelaarsvereniging , tweedehandskleding
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.