Proces tegen Belgische staat voor raciaal beleid in Congo gaat van start

Voor het Brusselse hof van beroep vindt maandag en dinsdag het proces plaats dat vijf slachtoffers van rassensegregatie in Congo hadden aangespannen tegen de Belgische staat. De vijf, die hun zaak in eerste aanleg verloren, willen dat de Belgische staat alsnog wordt veroordeeld voor haar raciale politiek ten tijde van haar voogdijschap over Congo tussen 1908 en 1960.

De klacht is de eerste in haar soort in Europa en werd in 2021 voor de burgerlijke rechtbank in Brussel gepleit. Die had de vraag van de vijf burgerlijke partijen afgewezen, waarop meteen beroep werd aangetekend.

De vijf vrouwen werden geboren in Congo tussen 1946 en 1950. Ze menen dat België zich schuldig maakte aan misdaden tegen de mensheid. Ze vragen een schadevergoeding voor het leed dat ze hebben doorstaan door hun ontvoering en segregatie. Ze vragen ook om documentatie over hun origine en achtergrond.

De vrouwen zijn geboren uit een relatie tussen een Belgische man en een Congolese vrouw, tijdens de periode dat Congo een Belgische kolonie was. Ze werden uit hun gezin gehaald en naar weeshuizen gebracht, net zoals de meeste metissenkinderen. Volgens documenten die werden teruggevonden in koloniale archieven, werden de ontvoeringen van metissen georganiseerd door Belgische officieren, met medeweten van de Kerk.

In 2018 bood de toenmalige premier Charles Michel namens de Belgsiche staat excuses aan voor de gedwongen ontvoeringen en segregatie van metissen in Congo, Rwanda en Burundi. Voor de burgerlijke partijen zijn de excuses een eerste stap, maar moeten er ook schadevergoedingen volgen.