De ministers Bernard Clerfayt (Défi) en Sven Gatz (Open VLD) hebben een ordonnantie klaar die lokale besturen toelaat om binnen de gemeente de opcentiemen aan te passen naargelang de wijk, het type gebouw, de oppervlakte van het gebouw of het kadastraal inkomen. Het moet de lokale besturen toelaten om andere belastingen af te schaffen.
Meer armslag voor gemeenten om onroerende voorheffing te verfijnen
Vastgoed is een belangrijke inkomstenbron in de hoofdstad. De negentien lokale besturen halen er een derde van hun inkomsten uit, goed voor in totaal zo’n klein miljard euro. Het gaat dan vooral om de onroerende voorheffing (775 miljoen euro) maar er zijn ook kantoorbelastingen (120 miljoen euro), winkelbelastingen (1,5 miljoen euro) en nog een reeks andere gemeentelijke taksen.
Naar voorbeeld van Vlaanderen stellen Clerfayt en Gatz voor om de gemeenten de kans te geven om de onroerende voorheffing in de toekomst meer te verfijnen.
Vandaag zijn de opcentiemen over het hele gemeentelijk grondgebied gelijk, met een nieuwe ordonnantie zullen de gemeenten die kunnen laten variëren naar gelang de wijk, het type gebouw, de oppervlakte van het gebouw, of het kadastraal inkomen.
“Stel dat een gemeente een bepaalde wijk fiscaal aantrekkelijker wil maken, een gloednieuwe wijk, of een buurt die gerenoveerd wordt,” legt Bernard Clerfayt (Défi) uit, “dan kan ze beslissen om er bijvoorbeeld tien jaar lang de onroerende voorheffing te verlagen.”
Volgens Clerfayt en Gatz zijn de lokale besturen vragende partij voor deze wijziging. Aangezien het gewest verantwoordelijk is voor de inning van de onroerende voorheffing, alvorens die wordt doorgestort naar de gemeenten, is er beslist om hier een kaderordonnantie voor te maken.
Die is in eerste lezing goedgekeurd, en zal nadien de parlementaire weg volgen. Veel tegenstand van bijvoorbeeld de Raad van State valt er niet te verwachten, omdat het advies over het Vlaams decreet er geen graten in zag. Er is ook politieke eensgezindheid binnen de meerderheid.
Clerfayt en Gatz hopen hiermee een vereenvoudiging van de lokale fiscaliteit te krijgen. Vandaag hebben achttien van de negentien gemeenten een kantoortaks, vier gemeenten van de negentien een handelsbelasting (zie tabel), bovenop de onroerende voorheffing. “En er zijn nog tal van andere taksen,” zegt Clerfayt. De bedoeling is om de gemeenten de kans te geven om die taksen te integreren in de onroerende voorheffing, zodat het voor burger, economie en overheid eenvoudiger wordt.
De gemeenten verplichten kan het Brussels Gewest niet. De gemeentelijke autonomie staat als een paal boven water. “Maar na de verkiezingen kunnen we hierover het gesprek aangaan met de gemeenten, zodat de lokale fiscaliteit tegelijk verfijnder zal zijn, maar ook eenvoudiger,” zegt Gatz.
Om de huidige gemeentelijke kantoor- of handelsbelasting te integreren in de onroerende voorheffing, laat de ordonnantie toe dat er per type gebouw verschillende opcentiemen worden gehanteerd. Anders dus bijvoorbeeld voor woningen dan voor kantoren, of winkels. “Er kan zelfs een onderscheid worden gemaakt tussen grote en kleine winkels, als een gemeente bijvoorbeeld de kleinhandel wil bevorderen. Het geeft de gemeente een rijker fiscaal areaal,” zegt Clerfayt.
Gatz en Clerfayt gaan ervan uit dat het niet storm zal lopen voor deze innovatieve maatregel, en dat die maar geleidelijk effect zal hebben. Daarvoor is het kijken naar Vlaanderen, waar het mogelijk is sinds 2019 en waar het tot nu toe maar door een handvol gemeenten wordt toegepast, als Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw Londerzeel of Zwijndrecht.
Gatz en Clerfayt beseffen dat de verleiding groot zal zijn in bepaalde gemeenten om de belastingen te verhogen, door bijvoorbeeld sjiekere wijken meer te gaan belasten, of gebouwen die al een hoog kadastraal inkomen hebben. Maar ze geloven niet dat het zo’n vaart zal lopen. Clerfayt zegt dat de bepaling van de onroerende voorheffing nog altijd een openbare en politieke beslissing is, die door een meerderheid in de gemeenteraad zal moeten worden genomen. Dus zal de gemeenteraad er ook rekenschap voor moeten afleggen. Gatz wijst dan weer op het gelijkheidsbeginsel, waarmee belastingsplichtigen die zich benadeeld voelen naar de rechter kunnen stappen.
Lees meer over: Brussel , Politiek , Bernard Clerfayt , Sven Gatz , onroerende voorheffing , kadastraal inkomen , opcentiemen , kantoorbelasting