De kinderen, kleinkinderen en zelfs achterkleinkinderen van de eerste migranten uit Marokko maken vandaag onlosmakelijk deel uit van onze maatschappij, zeker in Brussel. Zestig jaar na het migratieakkoord vertellen vier generaties over hun band met wat ooit hun thuisland was.
| Bashir en vader Mohammed M'Rabet.
Mijn vader sprak geen woord Frans toen hij hier aankwam. In de textielfabriek in Anderlecht waar hij werkte, had hij een klein schriftje op zak. Elk woord dat hij de Franstalige of Nederlandstalige collega's hoorde zeggen, schreef hij fonetisch op in het Arabisch. Zo leerde hij hen beetje bij beetje te verstaan.”
Mohamed M'Rabet is vandaag 84 jaar. Hij was een van de pioniers uit Marokko in ons land: arbeidsmigranten die hier vanaf het begin van de jaren 1960 aankwamen voor werk in de mijnen, industrie of in Brussel vooral in de bouwsector. Zijn zoon Bashir M'Rabet vertelt zijn verhaal in zijn plaats, omdat Mohamed zich niet meer zo fit voelt, zo excuseert hij zich. Bashir is vandaag jeugdwerker bij vzw Foyer en richtte daar het MigratieMuseumMigration mee op. “Omdat we voelden dat veel jongeren met Marokkaanse roots de verhalen van hun eigen grootouders niet kenden,” zegt Bashir.
“Mijn vader schreef elk woord dat hij bij Franstalige of Nederlandstalige collega’s hoorde fonetisch op in het Arabisch”
Jeugdwerker bij Foyer
Die grootouders, voor sommigen zelfs overgrootouders, zijn vandaag moeilijk te strikken in Brussel. De eerst Marokkaanse immigranten zijn boven de tachtig, ziek of overleden en een groot deel spreekt de taal niet.
“Mijn vader werkte aan het begin van de jaren 1960 in een textielfabriek in Tanger,” vertelt Bashir M'Rabet, nu 59. “Zijn baas was een Belg die ook een fabriek had op de grens van Anderlecht en Molenbeek, vlak bij het kanaal. Hij had al vaker gevraagd of mijn vader niet in België wilde komen werken, want hij kende de machines al. Mijn vader had dat overwogen, maar mijn moeder wilde niet. Dankzij het migratieakkoord van 1964 gingen de reis en administratie plots allemaal vlotter. Toen is hij gesprongen, samen met twee van zijn collega's.”
Goedkope arbeidskrachten
Dat bilaterale akkoord tussen ons land en Marokko formaliseerde wat al enkele jaren aan de gang was: Belgische bedrijven gingen goedkope arbeidskrachten zoeken in Marokko, zoals ze dat al eerder deden in Italië, Spanje en Griekenland. Het akkoord werd ondertekend op 17 februari 1964, nu exact zestig jaar geleden. In de zomer zou een gelijkaardig akkoord met Turkije volgen. Ter gelegenheid van die verjaardag organiseert zowel vzw Foyer als Espace Magh deze week lezingen en evenementen rond de Marokkaanse diaspora in Brussel.
Want die is hier behoorlijk groot: zestig jaar na het akkoord telt Brussel ruim 146.000 inwoners met de Marokkaanse nationaliteit, zo leren cijfers van statistiekbureau Bisa. Dat is meer dan een tiende van alle Brusselaars en zowat de helft van de Marokkanen in ons land. Het gaat dan alleen om de inwoners die Marokko als enige of tweede nationaliteit op hun paspoort hebben staan. Hun Belgische kinderen en kleinkinderen vallen in de statistieken niet op. Zo hebben volgens cijfers van Statbel een kleine 100.000 Belgische Brusselaars minstens één ouder met een nationaliteit uit Noord-Afrika, van wie het grootste deel Marokkanen zijn. Een generatie later is dat alweer moeilijker te meten. En in de cijfers zijn Marokkaanse asielzoekers, die voornamelijk vanaf de jaren 1990 kwamen, ook verwikkeld.
“Marokko blijft een deel van mijn identiteit en ik leer bewust Arabisch om de cultuur te kennen, maar ik ben er verder niet zo mee bezig,” zegt de 16-jarige Ilias Hadnan uit Evere. Hij is al de vierde generatie van Marokkaanse herkomst in Brussel, zowel langs moeders- als vaderszijde. Zijn overgrootvader langs moederskant kwam naar hier in 1961. “Het is misschien anders voor Marokkaanse jongeren die hier later zijn aangekomen,” zegt hij. “Ik ben gewoon Belg.”
Tik met de lat
De opvattingen van jongeren met Marokkaanse roots vandaag zijn dan ook niet dezelfde als die van de vorige generaties. “Mijn vader was werkloos sinds de oliecrisis en vond nadien alleen nog maar korte jobs hier en daar,” vertelt Bashir, die hier tiener was in de jaren 1980. “Ik werd toen zeker drie keer per dag gecontroleerd door de politie. In nachtclubs mocht ik niet binnen, mijn Belgische vrienden wel. En er waren cafés waar ik geen koffie mocht bestellen,” vertelt hij. Op school kreeg hij vooraan de klas een tik met de lat als hij een fout maakte. “Omdat ze het toch zo doen in Marokko, lachte mijn leraar dan,” zegt Bashir. “Dat openlijke racisme is vandaag verdwenen. Het is meer anoniem geworden.”
“Ik was de eerste van mijn gezin die naar een goed atheneum ging. Daar is me regelmatig gesuggereerd om over te stappen naar snit en naad,” vertelt ook Aisha Idrissi (52) uit Laken. Haar vader kwam in 1972 naar Brussel, geïnspireerd door een aantal mannen uit zijn dorp in het noordwesten van Marokko. Aisha volgde vier jaar later in het kader van gezinshereniging. Ze was toen vier jaar oud.
“Dat soort vooroordelen merkte ik vooral in het middelbaar onderwijs. Mijn lagere school was in de jaren 1970 al erg gemengd, in het midden van de Chicagowijk in het centrum. Er zaten kinderen van Spanjaarden, Italianen, Grieken en Turken.” Die wijk tussen de Dansaertstraat en het Sint-Katelijneplein was destijds een aankomstwijk voor veel migranten. “Mijn vader heeft er zijn hele eerste jaar bij vrienden uit zijn dorp gelogeerd. En na een paar jaar in Schaarbeek zijn wij er met het gezin ook weer naartoe verhuisd. Je had in de Dansaertstraat al meer gemengde winkels, want in Schaarbeek moesten mijn oudere zussen zich behelpen in het Frans bij lokale kruideniers.”
De eerste generaties herinneren zich de solidariteit die er toen leefde. “Rondom het Zuidstation waren de cafés aanspreekpunten voor wie aankwam. Voor elke streek was er wel een café waar je naartoe kon met vragen over jobs of woningen,” vertelt Bashir M'Rabet. “Voor mijn vader lag dat infopunt in een café aan de Lemonnierlaan. Allemaal informeel, natuurlijk. Maar zelfs wie uiteindelijk in de mijnen in Limburg of Charleroi ging werken, passeerde eerst enkele maanden in Brussel.”
“Wie uit hetzelfde dorp kwam, mocht al snel bij vrienden of kennissen logeren,” herinnert ook Aisha Idrissi zich. “Mijn vader kon via-via al snel aan de slag in de slachthuizen van Abattoir in Anderlecht. Hij was altijd boer geweest op het platteland, dus dat lukte wel.”
“Ik denk dat sommige dingen zelfs vlotter verliepen dan tegenwoordig,” zegt Ilias Hadnan, die zijn familiegeschiedenis met wat hulp van zijn moeder reconstrueert. “Want zelf ken ik eigenlijk amper verhalen,” geeft hij toe. Zijn overgrootmoeder bleef hier alleen achter met zes kinderen nadat haar echtgenoot na enkele jaren weer richting Marokko was vertrokken. “Mijn oma's zus heeft toen op haar achttiende al een eigen huis in Schaarbeek kunnen kopen voor het hele gezin, dankzij hulp van haar werkgever,” zegt Ilias. “Al weet ik dat het harde jaren waren. Dat heeft mijn oma me later verteld.”
Gewoon een Belg
Ilias deelt een gevoel dat veel jongere generaties kennen. Het migratieverleden is er wel, maar een prominent onderwerp hoeft het niet te zijn. “Natuurlijk heb ik mijn wortels, die zitten in mij, maar ik ben ook gewoon Belg,” zegt de 16-jarige. De tiener uit Evere voetbalt in een club met jongeren van allerlei nationaliteiten. “Spanjaarden, zwarte jongens, een hele mix. We zijn als broers. Ik heb er eigenlijk nooit racisme ervaren,” zegt Ilias. “Ik zie wel dat sommige leerkrachten nog vooroordelen hebben tegenover Maghrebijnse kinderen en dat ze die soms naar de 'tussen haakjes' makkelijkere studierichtingen verwijzen, maar dat wordt meer en meer zeldzaam. Gewoon omdat de hele klas vol kinderen met een migratieachtergrond zit. Wij werken even goed.” (Lees verder onder de foto)
Maar volgens jeugdwerker Bashir M'Rabet is dat gevoel dus niet door iedereen gedeeld. “Onderhuids racisme is er zeker nog. Je ziet dat via sociale media en in tv-debatten met bepaalde politieke partijen,” zegt hij. “En tienerjongeren denken dan wel dat ze gelijk behandeld worden, ze merken toch discriminatie zodra ze een job of woning moeten zoeken met hun vreemde naam.” Reden waarom ze volgens Bashir dikwijls niet expliciet voor België zullen kiezen. “Als ik een groep jongeren vraag of ze zich honderd procent Belg voelen, zeggen weinigen ja. Simpelweg omdat ze zich niet helemaal geliefd voelen in ons land. Denk maar aan de rellen na de voetbalmatch tussen België en Marokko (bij het WK van 2022, red.). Voor mij leek dat op een soort fuck you naar hun moederland België, dat hen nooit écht graag heeft gezien. Als de vader dan wint, dan kiezen ze zijn kant.”
De stad mee gebouwd
Volgens M'Rabet hinkt vooral het onderwijs nog achterop. “In de geschiedenislessen leren kinderen niet dat Marokkaanse arbeiders de stad mee hebben gebouwd. De metrotunnels, grote gebouwen en wegen: ik denk dat veel jongeren trots zouden zijn als ze weten dat hun grootouders die mee hebben aangelegd,” zegt de jeugdwerker.
Zoals de vader van Aisha Idrissi, die de tunnel aan metrostation Schuman nog hielp graven aan het eind van de jaren 1970. “Vandaag werk ik in diezelfde wijk als hr-medewerker voor de Europese instellingen, dat maakt me trots,” zegt ze. Aisha ziet ook een rol voor ouders met een migratieachtergrond, zegt ze. “In mijn eigen gezin merk ik een groot verschil tussen mijn zussen die hier niet hebben gestudeerd, en dus nooit echt Frans hebben geleerd, en de jongere kinderen die hier nog een hele schoolcarrière hebben gehad,” zegt ze. “Ik heb van jongs af aan het belang van studeren ingezien en wijs mijn kinderen op hun rechten en plichten. Ik durf nu ook in te gaan tegen hun leerkrachten als ik het niet eens ben met een advies. Dat had mijn eigen vader vroeger nooit gedurfd.”
60 jaar Marokkaanse migratie
Lees meer over: Brussel , Samenleving , 60 jaar Marokkaanse migratie , migratieakkoord , arbeidsmigratie , Marokkaanse diaspora
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.