Het drugsgeweld in Brussel groeit, met vrijwel dagelijks een schietpartij. Bewoners en politici vragen om een krachtig antwoord, maar uit wat kan dat bestaan? BRUZZ toetste verschillende succesvolle strategieën uit het buitenland met de Brusselse realiteit. “Zet bendeleiders samen met politie, buurtbewoners en familie.”
| Een politie-interventie bij drugdealers in Sint-Gillis.
Lees ook: Zes schietpartijen in één week in Brussel-West, donderdagnacht schoten gelost in Molenbeek
Peterbos. Matonge. Oud-Molenbeek. Laag Sint-Gillis. Het zijn maar enkele van de hotspots voor drugsgeweld in het gewest. De voorbije weken kwam dat geweld vooral in Sint-Gillis in een stroomversnelling, met een executie op de Jacques Francksquare als triest dieptepunt.
Over de oorzaken van het oplaaiende geweld vloeide al heel wat inkt. Maar hoe reageer je als beleid best op die spiraal van schietpartijen? Dat is een vraag waar ook onze politici nog mee worstelen. BRUZZ ging op zoek naar voorbeelden van strategieën die wél werken en toetste ze aan de Brusselse realiteit.
1. Ceasefire in Boston: focus op de zwaarste gevallen
Er werden best wel wat wenkbrauwen gefronst toen David Kennedy in 1994 met zijn plan kwam om het – vaak drugsgerelateerde – bendegeweld tussen jongeren aan te pakken in Boston. De autodidactische criminoloog en voormalige journalist koos voor een focus op de zwaarste daders, die verantwoordelijk waren voor het meeste geweld. Het plan kreeg de toepasselijke naam Ceasefire (staakt-het-vuren).
De jongeren in kwestie – vaak bendeleiders – werden verplicht om naar een vergadering te komen met vertegenwoordigers uit de hele gemeenschap. Politie en gerecht, maar ook sociaal werkers, sportcoaches, buren, familie en religieuze leiders gaven daar samen één boodschap: “Het schieten moet stoppen.” De veelplegers kregen te horen dat het hele overheidsapparaat keihard zal optreden als het geweld doorgaat en daarbij alle mogelijke middelen zal gebruiken. Hoever die aanpak kan gaan, toont het geval van een beroepsmisdadiger die een effectieve gevangenisstraf kreeg van negentien jaar omdat hij één kogel op zak had.
Tegelijk kregen de jonge criminelen een reddingsboei toegeworpen. De gemeenschap verbond er zich ook toe om hen te helpen met opleiding en jobs als ze stoppen met het geweld. “We zullen je helpen als je dat toelaat en we zullen je stoppen als je ons daartoe verplicht,” zo vat Kennedy de boodschap zelf samen in een interview. “Tot onze grote verbazing sijpelde die boodschap door in de hele stad op een manier die we in de verste verte niet hadden verwacht.”
Het Ceasefire-plan, ook wel de ‘don’t shoot-methode’ genoemd, leidde tot een daling van het aantal moorden op jongeren met ruim zestig procent. Sindsdien is het model toegepast in tientallen steden in de VS, meestal met succes. Maar ook Zweden, waar het bendegeweld nog grotere proporties aanneemt dan in België, heeft Ceasefire ondertussen ontdekt. “Een leider meekrijgen heeft vaak een effect op de hele bende. Het zijn tenslotte ook gezagsfiguren,” zegt criminoloog Jelle Jansens (UGent), die wel heil ziet in de methode voor Brussel.
2. New York: van misdaad stoppen naar veiligheid creëren
In de jaren 1990 gebeurde er iets merkwaardigs met de misdaadstatistieken in New York: in de loop van het decennium kenden die een steile val. Analisten hebben veel verschillende oorzaken genoemd voor de evolutie. Die gaan van de legalisering van abortus (met als premisse dat ongewenste kinderen een risicofactor zijn voor misdaad), tot het overwaaien van de crackepidemie uit de jaren 1980.
Het is echter de aanpak van de politie die de meeste aandacht krijgt. Onder burgemeester Rudy Giuliani bracht die systematisch hotspots voor geweld en drugs in kaart om daar vervolgens fors op te treden. De politie ging achter wapens aan en paste het zogenaamde ‘stop and frisk-principe’ – stoppen en fouilleren – erg intensief toe. Passanten werden gearresteerd voor kleine inbreuken en het aantal agenten groeide flink. Het aandeel volwassenen dat naar de gevangenis ging verdubbelde in een decennium.
“Het was een strategie die de drugsdealers vooral van de straat wou, maar de drugshandel verder ongemoeid liet,” analyseert criminologe Letizia Paoli (KU Leuven). Anders gesteld: New York won the war on drug violence, maar niet de war on drugs. De ordehandhavers gebruikten de praktijk van stoppen en fouilleren in toenemende mate ook buiten drugshotspots en de kritiek kwam dat die methode discriminerend en racistisch was. Het waren immers vooral de gekleurde inwoners van armere wijken die ermee te maken kregen.
In de jaren 2010 werd het roer dan ook omgegooid. Toenmalig burgemeester Bill De Blasio koos voor een aanpak die netwerken in buurten versterkt, de openbare ruimte opknapt en jobmogelijkheden biedt. De verantwoordelijkheid voor de zorg voor de wijken schuift zo van de politie naar de hele gemeenschap. De moordcijfers bleven langzaam dalen, de gevangenispopulatie kromp spectaculair.
De korpschef van de Brusselse politiezone Zuid kent de situatie in de VS goed, hij studeerde er ooit aan de FBI National Academy. “Systematisch stoppen en fouilleren zou in Brussel niet zomaar aanvaard worden, dat soort veiligheidscultuur hebben we hier niet,” zegt Jurgen De Landsheer. “Het zou de problemen trouwens niet oplossen. Ik denk dat vooral de begeleiding van verslaafden hoger op de prioriteitenlijst moet. Bij de dealers zitten vaak verslaafden die zo hun eigen gebruik betalen.”
“We moeten zorgen voor gebruikers, en ook verloedering tegengaan, buurten betrekken en vangnetten uitbouwen”
Nationaal drugscoördinator
Ook nationaal drugscoördinator Charlotte Colman (UGent) waarschuwt voor een aanpak die enkel op repressie focust. “Dan krijg je vooral een verplaatsing van de criminaliteit. We moeten tegelijk zorgen voor personen die gebruiken, en ook verloedering tegengaan, buurten betrekken en vangnetten uitbouwen. En fundamenteler moeten we jongeren meer perspectieven en positieve rolvoorbeelden geven.”
3. Medellín: investeer in de armste buurten
“De gevaarlijkste stad ter wereld.” Die weinig benijdenswaardige titel kreeg het Colombiaanse Medellín in de jaren 1990. Per honderdduizend inwoners waren er jaarlijks 375 moorden. In de loop der jaren daalde dat aantal tot 15, dat is 25 keer minder.
Die evolutie heeft onder meer te maken met de val van drugsbaron Pablo Escobar, maar zeker ook met het stedelijke beleid. Vanaf de jaren 2000 besliste de stad om massaal te investeren in de armste buurten: er kwamen nieuwe openbaarvervoerslijnen, die geïsoleerde buurten met het centrum – en dus met het economische hart van de stad – verbinden, onder meer via een kabelbaan. Ook bouwde de stad scholen, sportcentra, ziekenhuizen, bibliotheken en parken in achterstandswijken. Daar steeg de levenskwaliteit van de bewoners drastisch. Die bevolking werd actief betrokken: inwoners van de wijken kregen zelfs de beschikking over participatieve budgetten, een praktijk die ondertussen ook in Brussel ingang heeft gevonden.
Ook hier geldt natuurlijk: Brussel is Medellín niet. Toch kan de aanpak inspiratie bieden voor een wijk als Peterbos, die erg geïsoleerd ligt in de stad, denkt criminologe Letizia Paoli. “Je kan er meer inzetten op buurtactiviteiten, de sociale cohesie versterken en economische alternatieven bieden voor de drugscriminaliteit.”
“Ik denk dat vooral de begeleiding van verslaafden hoger op de prioriteitenlijst moet”
Korpschef politiezone Zuid
Korpschef Jurgen De Landsheer van zone Zuid kent Medellin, dat hij professioneel verschillende keren bezocht. “De transformatie van de stad speelde er zonder twijfel een belangrijke rol, maar er is ook een enorme politiemacht actief. ‘s Avonds kunnen ze daar relatief gezien drie of vier keer zoveel agenten de straat opsturen als wij.”
4. Portugal: decriminaliseer drugs
Toen Portugal in de jaren 1990 met een heroïne-epidemie te maken kreeg, deed het een radicale stap: het gebruik van alle drugs bleef illegaal, maar werd uit het strafrecht gehaald. Personen die drugs gebruiken, werden voortaan in de eerste plaats als mensen gezien die medische hulp nodig hebben. De invoering van het model leidde in het begin tot veel minder drugsdoden, maar het drugsgebruik nam in het algemeen wel toe.
Het Portugese model wordt vaak als voorbeeld genoemd, maar welke invloed het had op het drugsgeweld is niet eenduidig. “In het begin was er een duidelijke daling,” zegt Domingos Duran van het Portugese ministerie van Gezondheid, dat de drugsstrategie overschouwt. “Zeker in de wijken van Lissabon waar heel veel gedeald werd, was dat voelbaar. De wijk Casal Ventoso gold als de grootste drugssupermarkt van Europa. Daar trad het bestuur fors op, met politie-interventies en zelfs de afbraak van een aantal straten.”
Cijfers over de evolutie van drugsgeweld kan het Portugese ministerie niet geven. En andere bronnen vermelden dan weer een stijging van het aantal drugsgerelateerde moorden na de invoering van de decriminalisering. Of die stijging een gevolg is van dat beleid of van andere factoren, is daarbij onduidelijk. Mogelijk gaat het om een ander welbekend mechanisme: als de politie – die door de decriminalisering in Portugal minder op gebruikers focust – harder optreedt tegen drugsstructuren, leidt dat vaak tot meer geweld door drugstrafikanten. Dat blijkt in België geval: het Sky ECC-dossier veroorzaakte verschuivingen in drugsterritoria en spanningen tussen bendes.
Duran benadrukt dat decriminalisering en het overheidsoptreden niet de enige factoren zijn die meespelen in de evolutie van drugsgeweld. “Crack kan ook een motor van geweld zijn: het levert tien keer zoveel winst op als gewone cocaïne, omdat het zo verslavend is. En die winst is de belangrijkste drijfveer voor geweld.” Ook criminologe Letizia Paoli ziet crack als geweldfactor, omdat de drug de gebruikers ervan – die soms tegelijk dealer zijn – agressiever maakt.
Conclusie: het Portugese model heeft mogelijk voordelen, maar een garantie op minder drugsgeweld is het niet.
5. Italië: bied een alternatief
Als er één Europees land is dat ervaring heeft met georganiseerde misdaad is het wel Italië. De sterke positie van verschillende maffiaclans – die onder meer drugs verhandelen – leidde er in de loop der jaren dan ook tot een sterke tegenreactie van zowel de burgermaatschappij als de overheid.
“Wat er in Brussel gebeurt, verdient een krachtig antwoord uit elke sector van de samenleving,” zegt Marcella Militello, voorzitster van de Belgische antimaffia-vereniging BASTA! en Brusselse. “Het gaat zowel over het gerecht, de politie, het onderwijs, het sociale beleid, maar ook over gewone burgers. Dat antwoord moet systematisch zijn en je moet het ook echt coördineren.”
Een krachtige coördinatie, het is een aspect dat ook nationaal drugscoördinator Charlotte Colman benadrukt. “Brussel is versnipperd, ja. Maar met een krachtige sturing van het beleid moet dat niet onoverkomelijk zijn. Iemand moet dan wel het overzicht bewaren en de bevoegdheid hebben om te sturen.” Het beeld dat Colman schetst, strookt niet meteen met de huidige situatie in Brussel. Daar ligt minister-president Rudi Vervoort (PS) geregeld onder vuur voor een minimalistische interpretatie van zijn veiligheidsbevoegdheid.
“Wat er in Brussel gebeurt, verdient een krachtig antwoord uit elke sector van de samenleving”
Voorzitster Belgische antimaffia-vereniging BASTA!
Militello haalt enkele concrete pistes aan van Italiaans beleid die werken. “In Italië is het veel makkelijker om panden van misdadigers in beslag te nemen om ze een sociale herbestemming te geven, bijvoorbeeld als school of woningen (een praktijk waar ook nationaal drugscommissaris Ine Van Wymersch voor pleit, red.). En als een jongere in België in de gevangenis terechtkomt, kan hij niet zomaar zijn schoolloopbaan voortzetten, in Italië wel. Er zijn daar ook veel meer initiatieven om jongeren die in de criminaliteit verzeilen weer naar de legale maatschappij te brengen.”
De vele mensen zonder papieren maken de situatie in Brussel nog eens delicater, beseft Militello. “Voor hen is er vaak helemaal geen uitweg uit het drugscircuit. Ze zijn een hapklare brok voor de bendes, een leger waar die makkelijk uit kunnen putten.” Ook korpschef De Landsheer van de zone Zuid ervaart de rekrutering van mensen zonder papieren door drugsbendes als problematisch. “Er staat altijd iemand anders klaar, een strakker terugkeerbeleid dringt zich op.”
De BASTA!-voorzitster wijst ook op het belang van een weefsel dat verhindert dat jongeren richting drugscriminaliteit glijden. “Op school is er in Italië al vroeg aandacht voor geweldloosheid en wat wettelijk is. Ook jeugdhuizen of sportclubs kunnen een sterke schakel zijn. Een bekend voorbeeld is de judoclub die Gianni Maddaloni oprichtte in een camorrawijk in Napels. Op een dag werd Gianni erg zenuwachtig omdat er een brief van een belangrijke camorrabaas aankwam. Maar die crimineel bleek de judocoach vooral te smeken om van zijn eigen zoon een judoleraar te maken, zodat die niet het uitzichtloze pad van een crimineel zou moeten nemen.”
Een ambitieus beleid tegen drugscriminaliteit is duur, geeft Militello toe. “Maar we moeten beseffen dat de schade die de georganiseerde misdaad aanricht vele malen groter is.”
Dealen met drugs
Lees meer over: Brussel , Veiligheid , Justitie , Dealen met drugs , drughandel , drugdealers , drugsgeweld