Het was eigenlijk midden in een werkdag. Het schrijven stokte, ik had mijn koffie snel opgedronken, was weggegaan en hoopte dat een verandering van achtergrond ook een andere blik op het werk zou schenken.
Celia schiet met scherp: dierentuin
Lees ook: Celia schiet met scherp: Park 58
In de regen kijk je naar je voeten en stap je zo snel mogelijk naar je bestemming, maar dit was een dag gestolen, van een plek ver weg waar het altijd precies dit weer is: zon die welk laagje kleren ook verwarmt, temperatuur waarover zelfs geen Belg denkt te klagen. Af en toe stak er een briesje op, zodat het niet saai werd.
En toen ik daar zo buiten stapte, zag ik voor mijn voeten iets vreemds. Rond maar met uitsteeksels, duidelijk botanisch, maar wispelturig als een fractaal. Een hoopje buitenaardse materie. Ik legde het voor me op de schrijftafel en op de een of andere manier belandde het op het dashboard van mijn auto. (Ik héb een auto, lieve lezer. Dat terwijl ik over fietsers en voetgangerssteden oreer. Stoute columnist.)
"Een week later ging ik in de wagen zitten en gaf het ruimtewezentje zichzelf prijs: het rond brak open in een stel waaiertjes vol hazelnoten"
Een week later ging ik in de wagen zitten en gaf het ruimtewezentje zichzelf prijs: het rond brak open in een stel waaiertjes vol hazelnoten. Ik weet het: deze column had kunnen beginnen met: “ik vond een cluster dichte hazelnootbolsters”, maar het wonder zit ‘m toch in de ontdekking? Eerlijk gezegd schaamde ik me. In mijn prille jeugd zat ik elk weekend in een zo afgesloten platteland dat natuur als enige mogelijke interesse overbleef, en nu herkende ik geen hazelnootbolster op mijn eigen dashboard. Een echte stadsmens, vol verwondering om wat een normale mens “herfst” noemt.
Alleen werd het maar geen herfst. De verwondering bleef. Sommige weken lijkt Brussel een aaneengesloten braaksel van grijze misbouw. Je ziet alleen opengebroken straten, aan hun lot overgelaten mensen, hoort van fietsdoden en politieke lethargie. Maar deze week was Park 58 nog mogelijk. (Kom in opstand, Brusselaars! Dwing het af in verkiezingstijd!)
Er was zomer waar geen zomer hoort te zijn. De Brusselaars transformeerden zich in een exotische troep om erin te passen. Ze baadden als zeehondjes bij hun drankje, renden als kleine zwaluwen over pleinen en trottoirs. Als meeuwen vergaderden ze in strakke witgrijsblauwe pakjes vol machogestes om mekaar de loef af te steken, onbewust van de humor in hun pure zijn.
De kleurrijke flamingokunstenaars naast de wat grijzere albatrossen van de administratie, sjokkende oudere diertjes met plotse pep in hun sleepgangetje hielden andere oude en kwispelende diertjes aan een lijn. Heelder troepen kleine spreeuwtjes met fluovestjes liepen door de straten onder begeleiding van oplettende eksters.
Ik sla de straat in van het ruimtewezentje, die nu vol hazelnootjes ligt. In mijn handtas vind ik een papieren zakje. De straat is verlaten. Zou ik durven? Ik verzamel nootjes als chocolade-eitjes met Pasen. Dan, opeens, hurkt een krullenbolletje naast me om te rapen. Er stopt nog een kind. Binnen de paar minuten zijn er acht, negen volwassenen en kinderen aan het rapen. Dat misten we natuurlijk nog in de Indian Summer. Eindelijk, na de vossen, ook troepen eekhoorntjes in Brussel.
COLUMN Celia schiet met scherp
Lees meer over: Brussel , Column , Samenleving , COLUMN Celia schiet met scherp , Celia Ledoux
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.