Toen stonden ze daar op onze Grote Markt, net iets te vroeg. Iets te mooi spel tegen die lelijke Franse muur, gewoonweg spél tegen Engeland. Wie zal zeggen waarom we de eerste plaats misten? Maar het leek een overwinning: driekleurstraten, een uitzinnige menigte en ontroering in heel België.
Celia schiet met scherp: 'Zwartgeelrood'
We adopteerden de Franse Thierry Henry, Martínez was al van ons. Zelfs de plaatsvervangend beschamende hoogwaardigheidsbekleders mochten meedoen. Als er een aardbeving was in Ukkel na België-Brazilië, wie registreerde dan de wolk van emotie op deze zondagnamiddag?
Op 11 juli stonden megalomane teksten in de krant over een verleden dat nooit bestond en een ‘wij’ dat anderen uitsloot. Maar die dag na België-Frankrijk was niemand geïnteresseerd in vendelzwaaien. De meest Belgische 11 juli ooit: we kwamen ver, we liepen ambetant en waar bleef de regen?! We waren ‘wij’.
De identiteit van België is understated, gereserveerd en nooit opdringerig. Gelukkig maar. Hoe sterker het ‘wij’ in een groep, hoe drukkender de verplichting van ‘de ander’. Die hoort er niet bij en zal het voelen ook. Maar België is zo flou. Wat zou onze agressie moeten sturen?
Op cruciale momenten hangt hier wel identiteit, merkwaardig genoeg geculmineerd in Brussel. Of is dat logisch? Wij zijn immers België in het kwadraat: surrealistischer, in nog meer stukjes verbrokkeld, bijwijlen nog irritanter beheerd. Wij Brusselaars zijn een allegaartje. Hier is iedereen vreemd, iedereen Brusselaar. Het Zinneke is een bastaard. Dat mengelmoesje geldt natuurlijk voor iedereen ter wereld - een pure genenpoel takelt alleen af - maar wij beseffen het. Het maakt ons Brusselgevoel: de stille solidariteit van de vreemdeling.
Wij Brusselaars zijn een allegaartje. Hier is iedereen vreemd, iedereen Brusselaar. Het Zinneke is een bastaard.
Op zijn best is het groepsgevoel van de mens om samen mens te zijn. Twee jaar geleden voelde je na de Brusselse aanslagen een meegaande vriendelijkheid op straat. Krioelende pers en straffe uitspraken werden gemeden, de medeburger bijna teder behandeld. Ook dit keer maakten kleur, achtergrond of afkomst niet uit. Zelfs Nederlanders mochten delen in de kater en meedansen bij de huldiging in tjokvolle Brusselse straten.
Laat dat ons nationalisme maar zijn. Tous ensemble rond een innovatieve, gedurfde ploeg die echt samen speelde. Mensen van elke afkomst die toevallig de beste waren. Niet omdat vet blijft bovendrijven, maar omdat ze kansen kregen. Zoals in de Anderlechtse voetbalschool hangt: oefening verslaat talent. De liefde voor het leren en voor het spel staat centraal. Als je dat soort sfeer nu eens in elke school binnenkreeg en op elke werkvloer.
Het spijtige contrapunt aan ons Brusselgevoel immers: wij scoren extra hoog op inkomensongelijkheid, gezondheidskloof, armoede. Ons huiswerk voor het zomerreces en de komende jaren moet zijn: hoe dat Brusselse solidariteitsgevoel vertalen in écht gelijke kansen, waar gebeurlijke ongevallen of je thuis slagen niet in de weg staan. Laten we tonen dat een grootstad daartoe in staat is. Een plek waar het écht gelijk vertrekken is voor iedereen: dat zou me pas nationalistisch maken.
Lees meer over: Column , Celia Ledoux
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.