De crisis dwingt tot keuzes. De liefde noopte de Nederlandse schrijver Rob van Essen ertoe om tijdens de ‘lockdown light’ zijn Amsterdam achter te laten voor het Brussel van zijn vriendin Lize Spit. Hij vertelt BRUZZ over schrijven in afzondering, bescheidenheid ten aanzien van het onvoorspelbare, en tochtjes door een bedrieglijk stille spookstad.
Wie is Rob van Essen?
- woont in Amsterdam, maar pendelt regelmatig naar Brussel, waar zijn lief woont
- werd in 2019 bekroond met de Libris Literatuurprijs voor zijn roman De goede zoon
- schreef daarvoor al verschillende romans en bundels, zoals Visser, Alles komt goed en Hier wonen ook mensen
- heeft een column in De Groene Amsterdammer, recenseert voor NRC Handelsblad en houdt de blog ‘Reddend zwemmen’ bij
Geen kopje koffie in een koffiebar om eindelijk eens met Rob van Essen te praten over hoe hij in de ban raakte van Brussel en de dot van Lize Spit. De auteur van de met de Libris Literatuurprijs bekroonde roman De goede zoon schreef tien jaar geleden al een kortverhaal over een wereldwijde griepepidemie, en nu kunnen we hem zelf alleen van een veilige afstand benaderen via de videochat.
Wat heeft je doen kiezen voor de Brusselse in plaats van de Amsterdamse situatie?
Rob Van Essen: Normaal pendelen Lize en ik regelmatig heen en weer. Dan ben ik weer een paar weken in Brussel en dan is zij weer een paar weken in Amsterdam. Lize heeft wel een kat, waardoor we iets meer aan Brussel gebonden zijn, maar nu wilde ik sowieso naar haar voordat alles dicht zou gaan. Misschien kan ik nog wel naar Nederland, maar ik denk niet dat ik dan nog terug zou kunnen keren – ik vermoed dat dat niet onder essentieel vervoer valt. We zitten hier nu dus tweeënhalve week samen, en dat zal nog langer worden. Maar dat is niet erg, want ik ben graag in Brussel, ook al zijn de omstandigheden nu helemaal anders. We kijken schuin uit op het Baraplein, waar het gewoonlijk elke ochtend en avond een grote verkeerschaos is. Nu is dat gewoon een landelijk pleintje met wat mensen en af en toe een auto of een fietser. Everyday is like Sunday, zoals Morrissey zong.
Hoe interpreteerde jij de ietwat lossere aanpak van de coronacrisis in Nederland?
Van Essen: Ik denk dat de overheid in Nederland heel beducht is voor verstoring van de openbare orde, en voor grote groepen ontevreden burgers. Iets zeggen over ‘de volksaard’ is altijd riskant, maar misschien zijn de Belgen iets volgzamer, of worden ze toch volgzamer ingeschat dan de Nederlanders. Misschien daarom dat de maatregelen in Nederland pas werden genomen op het moment dat ze al van kracht waren in de buurlanden. Zodat de burgers er al wat aan gewend waren. De maatregelen worden wel slecht gecommuniceerd. Na de persconferentie moet de regering nog gaan delibereren wat ze dan precies inhouden en hoelang ze gelden. Ik vind het crisisdraaiboek in België strakker. De enige onduidelijkheid hier was of ‘librairie’ nu boekhandel of krantenwinkel betekende. (Lacht)
Kom je nog buiten in Brussel?
Van Essen: Zo nu en dan. Gisteren heb ik nog even rond het centrum gelopen. Het is ook wat unheimisch. In dat prachtige voorjaarsweer loop je door lege straten waarin iedereen elkaar toch een beetje wantrouwt. Je loopt om elkaar heen en wie dat niet doet, neem je dat ook meteen kwalijk. De stad is niet veranderd, maar wel de manier waarop wij ze ‘vullen’. Je kan ook niets doen in de stad want er is niets open. In het park van Vorst mag je niet meer op het gras, aan de Hallepoort mag je niet op de bankjes zitten. Het is een wandeling in een decor. Je moet juist naar huis om iets te doen, om iets te eten of iets te drinken. Daarom mis ik het ook niet als ik een dag niet naar buiten ben geweest. Tegelijk heeft de rust iets onheilspellends. Ik liep gisteren voorbij het Sint-Pieterziekenhuis en daar gebeurt ondertussen natuurlijk heel veel. En ook achter de gevels van de huizen woedt van alles. We applaudisseren tegenwoordig altijd om acht uur. Dat zag ik in het begin niet zitten, maar toen ik het toch deed, merkte ik dat ik bijna tot tranen toe geroerd werd. Want we klappen voor de zorg, maar ook voor de buurt en onszelf. Het is letterlijk een teken van leven. ‘We leven nog.’ Ook al merk je overdag totaal niet dat er nog mensen thuis zijn.
Dat applaudisseren, elke dag om acht uur, zag ik eerst niet zitten. Maar toen ik het dan toch deed, werd ik bijna tot tranen toe geroerd
Voor schrijvers is de semiquarantaine wel vertrouwd terrein.
Van Essen: Daar hebben we geluk mee. We hoeven niet te wennen aan een nieuwe routine, we hoeven geen kinderen te onderhouden, en we hebben nog werk. Lize en ik zitten nu vaak aan de keukentafel tegenover elkaar te schrijven, maar dat deden we vroeger ook al wanneer ik in Brussel was. We kunnen niet naar onze vaste koffiezaakjes, maar dat is een kleine prijs. En het is wat moeilijker om je te concentreren, want voor je het weet zit je een halve dag op nieuwssites en sociale media naar nieuwe ontwikkelingen te speuren. Dat probeer ik dus ook te beperken.
Het sociale experiment dat de crisis met zich meebrengt, moet jou ook interesseren. De futuristische wereld waarin De goede zoon zich afspeelt, lijkt ook nog wel op wat we gewoon waren, maar is op bepaalde vlakken toch fundamenteel anders.
Van Essen: Op Twitter had iemand geschreven ‘Wordt dit de wereld van De goede zoon – met een basisloon en permanent toezicht?’ Ik heb dat van dat permanent toezicht zelf niet in het boek gelezen, maar dit zijn ontegensprekelijk interessante tijden. Ook in de betekenis van de oude Chinese vloek ‘Moge u leven in interessante tijden’. Het is opvallend hoe snel we ons aanpassen en zelfs eisen dat de overheid ingrijpende beslissingen neemt. Eigenlijk hebben we met z’n allen staan roepen: sluit ons op! Dat is uit eigenbelang, maar er blijkt ook een vertrouwen in deskundigen uit. Nadien volgt wel de vraag wat we nu eigenlijk allemaal uit handen hebben gegeven, of de politiestaat nabij is en wat er teruggedraaid moet worden. Ik kijk dus wel met een schrijversblik, maar niet om alles meteen te gebruiken. Er zullen waarschijnlijk wel genoeg coronaboeken uitkomen. En de luxepositie waarin ik zelf verkeer, zet ook aan tot een zekere bescheidenheid. Ik lijd nu niet. Maar er zijn ook mensen die doodziek zijn, of die zich – in enkele gevallen letterlijk – dood werken. Het feit dat we die mensen alleen indirect waarnemen via de krant of tv, maakt de discrepantie tussen de stilte in de stad en de hectiek binnen de ziekenhuizen zo groot. Het maakt dat ik nu niet als een gek alles wil gaan duiden. Zeker niet in het openbaar. Even wat stil ontzag is wel op zijn plaats. Iedereen is nu al bezig met hoe het straks moet als alles weer afgelopen is. Maar we moeten hier eerst maar eens doorheen voor we weer plannen beginnen te maken. In het begin was iedereen ook heel druk op sociale media. Schrijvers gingen voorlezen, er waren veel tips en veel flauwe humor. Alles werd uit de kast gehaald om de situatie te verwerken. Maar misschien is het ook goed om de energie wat te sparen.
In de wereld van De goede zoon is er sprake van een basisinkomen. Zelf heb jij bedenkingen bij de theorie dat mensen met een basisinkomen vanzelf maatschappelijke meerwaarde zullen creëren. Stemt de golf van spontane solidariteit in deze eerste fase van de pandemie niet hoopvol?
Van Essen: Dat basisinkomen in De goede zoon was een gedachte-experiment. In zijn boek Gratis geld voor iedereen stelt Rutger Bregman dat mensen creatiever en socialer zouden worden van zo’n basisloon. Ik wilde een andere kant belichten, want ik had vroeger als werkloze ook een soort basisloon, en ik werd daar niet socialer of creatiever van. Nu zie je wel gebeuren dat mensen een grote behoefte hebben om elkaar te helpen. Dat is hartverwarmend, al helpen we er ook onszelf mee. Zo vraagt het hoofdpersonage in De goede zoon zich af waarom hij zijn moeder bijstaat – voor haar of voor zichzelf? Uiteindelijk maakt het weinig uit, want het nettoresultaat is hetzelfde en positief.
Op je blog ‘Reddend zwemmen’ postte je opnieuw je verhaal Al die dooie baasjes van tien jaar geleden. Over een dodelijke epidemie! Visionair.
Van Essen: Visionair ben je nooit. Dat zo’n epidemie komt en dat er ooit al verhalen over zijn geschreven, is onvermijdelijk. Op dat moment was juist de Mexicaanse griep langsgekomen, waarvoor bejaarden meer immuun bleken te zijn dan jongeren, omdat in de jaren 1950 al een vergelijkbaar virus was langsgekomen. Met dat gegeven heb ik toen gespeeld: stel dat er echt zoveel mensen aan zouden sterven dat er massagraven moesten worden ingericht.
De omgangsvormen in dat verhaal zijn ruw. Hoe beschaafd gedragen we ons in deze tijden?
Van Essen: Dat zal ervan afhangen. Zolang de supermarkten bevoorraad blijven, en water en stroom de huizen binnenkomen, is er geen probleem. Als dat wegvalt, kan het laagje beschaving dunner worden.
Praten Lize en jij aan de keukentafel over jullie works in progress?
Van Essen: We lezen elkaar dingen voor, en als we een beetje vastzitten, praten we erover. Maar we kunnen elkaar ook met rust laten. Het grote voordeel is dat we elkaar niet hoeven uit te leggen hoe belangrijk het voor ons is. Als een van ons aan een goede passage bezig is, dan weet de ander dat we gewoon later zullen eten of de deur uitgaan. Schrijven gaat voor alles.
Op je blog zijn verschillende stukken te lezen waarin je Brussel ontdekt. Je hebt er werk van gemaakt.
Van Essen: Je wil een stad toch veroveren om je ertoe te verhouden. En Brussel is een stugge stad. Eerder dit jaar zag ik met Lize de film Joker, die zich afspeelt in Gotham – een sterk aangezet New York – en concludeerden we dat het Gotham-gehalte van Brussel toch hoger is dan dat van Amsterdam. Ik zie nu ook wat voor een keurig aangeharkte stad Amsterdam is. De chaos in Brussel is groter. Voor een gewoontedier als ikzelf is het mooi om de ontwikkeling van een stad te volgen. Steeds met een nieuwe blik naar de stad kijken is vermoeiend, maar houdt je ook alert.
Lees meer over: Expo , Samenleving , corona , covid-19 , libris
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.