Lisette Ma Neza gaat op reis en neemt mee: een vicewereldkampioenstitel poetryslam, een hart voor de soms pijnlijke verhalen van het leven en Johny Pitts’ reisreportage Afropean. De Nederlands-Brusselse dichter en filmmaker keert terug uit haar tour door L'Europe noire met een resem ontmoetingen, gedichten én een voorstelling voor Europalia.
WIE IS LISETTE MA NEZA?
Geboren in 1998 in Leiderdorp, Nederland, als dochter van Rwandese vluchtelingen
Publiceert op haar veertiende haar eerste dichtbundel
Gaat op aanraden van Ellen Schoenaerts, jurylid bij de Kunstbende, film studeren aan LUCA School of Arts en wordt zo @diemeisjevanbrussel
Wordt in 2017 Belgisch kampioen poetryslam, een jaar later wordt ze in Rio de Janeiro vicewereldkampioen
Zingt en publiceert haar poëzie op het podium, solo en met band
Reist voor Europalia met de trein door zwart Europa, met als reisgids Johny Pitts’ Afropean en als resultaat de voorstelling L’Europe noire: some girls want to go to Europe
“Mijn ouders komen uit Rwanda, maar ik ben geboren in Nederland. Ik woon in Breda en Brussel, en ik spreek Nederlands, Engels en Frans. Mijn hele leven is Europees, maar ik zou mezelf nooit ergens presenteren als Europeaan,” vertelt Lisette Ma Neza. “Toen ik Afropean las, heb ik beseft dat ik dat wel degelijk ben. Europees maar ook Afrikaans: Afro-Europees. Dat vond ik een heel prikkelend idee. Als je weet hoe vaak de Europese en de Afrikaanse geschiedenis elkaar hebben gekruist, dat Europa zonder Afrika misschien nergens had gestaan… Wel, dan is dit ook mijn geschiedenis en mijn continent.”
Het zegt iets over de kracht van Johny Pitts alternatieve reisreportage Afropean, oorspronkelijk verschenen in het Engels in 2019 – een Nederlandse vertaling komt eind april uit bij De Geus. In dat boek verdiept de bekroonde schrijver, fotograaf en journalist de Afropeaanse gedachte die in het begin van de jaren 1990 door David Byrne en Zap Mama's Marie Daulne werd gemunt, toen de eerste plaat van de Brusselse a-capellaband werd heruitgegeven bij Luaka Bop Records. Adventures in Afropea 1 werd in Matonge uit Afrikaanse en Europese invloeden gepuurd en ging symbool staan voor een complexloze, creatieve culturele vermenging, een soort toekomstvisioen van een positieve transcontinentale identiteit die uit een getroebleerde persoonlijke en collectieve geschiedenis opveerde.
Johny Pitts' Afropean zoekt in Sheffield, Parijs, Brussel, Amsterdam, Berlijn, Stockholm, Moskou, Marseille, Rome en Lissabon naar de plek van zwarte Europeanen in de Europese identiteit, naar een Afrika dat in Europa is en uit Europa komt. Het is een verhaal dat identiteit uit de symbolische orde trekt, naar de menselijke maat van de dingen. Een verhaal van mogelijkheden (en hindernissen). De mogelijkheid om niet te kiezen, om te bestaan met meer dan één idee, zonder elk van die ideeën te moeten verdunnen. De mogelijkheid van een leven dat tussen de negatieve en positieve superlatieven in zit, van een volwaardige plaats in een geschiedenis en een continent die zo vaak net die pijnlijke, versplinterde, meervoudige verhalen en details hebben geweerd. Van een Europa bevolkt door Egyptische nomaden, Soedanese restauranthouders, Zweedse moslims en Belgisch-Congolese schilders, van Kaapverdische favela's, Duitse reggae, Algerijnse vlooienmarkten, Surinaamse sjamanen…
“Het is dat besef dat ik uit verschillende bronnen ben gevoed, dat ik uit Afropean en uit mijn reis voor Europalia heb gehaald,” vertelt Lisette Ma Neza. “En dat ik daar niet vijfdelig uit kom, maar als één persoon. Zoals iemand die van water en van watermeloen houdt een watermeloenwaterdrankje maakt, zo ben ik wie ik ben, honderd procent alles. Maar soms mag je ook gewoon watermeloen eten of water drinken.” (Lacht)
BINNENSKAMERS
De jonge vrouw die als een schitterende metafoor voor die “honderd procent alles” is “gemaakt in Afrika en geboren in Europa” stippelde haar eigen treinreis uit, langs het Toulon van de invloedrijke antikoloniale denker Frantz Fanon, langs Barcelona, en Parijs, “niet om de Eiffeltoren te zien, maar om in het Ethiopische restaurantje om de hoek het leven te aanschouwen. Het geeft een heel ander beeld van de steden waarin we leven,” verduidelijkt Lisette Ma Neza. Het maakt een reiziger van de toerist, een ruimte vol geluid en leven van de façade.
In plaats van naar de Eiffeltoren ging ik in Parijs kijken naar het leven in het Ethiopische restaurantje om de hoek. Het geeft een heel ander beeld van de steden waarin we leven
“Maar waar Johny vanuit zijn journalistieke achtergrond schrijft, analyseert en veel achtergrondinformatie, research en cijfers deelt, was mijn research de reis zelf. Ik heb geen analyse gemaakt van mensen van kleur in Europa. Ik heb geen gemeenschap gezocht maar mensen ontmoet en van daaruit een compilatie van levens geschapen. Het leven wordt niet in kleur geleefd. Natuurlijk zijn er worstelingen die ontstaan vanuit waar je wortels zitten, en daar heb ik het vaak over gehad met de mensen die ik ontmoette op mijn reis, maar net zo goed ging het over andere dingen. In het werk dat Absa (Sissoko, Brusselse kunstenares, red.) als scenografisch element heeft gemaakt, een stelsel van kopergekleurde pvc-buizen, zie je díe reis. L'Europe noire gaat veel meer over de gevoelswereld achter mijn reis, over serendipiteit, over een zusje leren kennen aan de andere kant van het continent, over hoe je iets proeft en kan thuiskomen op je smaakpapillen, of over hoe je plots stoot op achterliggende redenen voor wat je doet. Ik heb onderweg beseft dat ik 24 ben, de leeftijd van mijn moeder toen zij op reis was, op de vlucht vanuit Rwanda. En misschien ben ik dat ook, op de vlucht eerder dan op zoek.”
In haar werk ontvlucht het meisje dat op haar veertiende haar eerste dichtbundel publiceerde, op haar negentiende Belgisch kampioen poetryslam werd en op haar twintigste verjaardag in Rio de Janeiro tot vicewereldkampioen werd gekroond niets. Een jong leven tussen de Nederlandse taal, het woordenboek, de Bijbel, een ouderlijke fascinatie voor Franse literatuur, het Kinyarwanda van de orale traditie, de poëzie, het koor, kerkmusicals, onzekere oefensessies op haar kamer en uitdijende schrijfopdrachten voor school convergeert vandaag in een poëtische en muzikale praktijk die onverbloemd met de vinger in open wondes pulkt, maar ook heling aanreikt in de vorm van gedeelde ontroering, ontmoeting en connectie. Die met Billie Holiday “vreemd fruit in de mand” beschrijft, het racistische Pukkelpop-koor een eigen 'De Congo is van ons' in de maag spietst en #metoo pijnlijk rauw bezweert in 'Dit is voor de vrouw', maar uit die pijn ook gloedvolle loutering en liefde puurt.
Ik vind het wonderlijk hoe je je woorden het juiste gewicht weet te geven.
Lisette Ma Neza: Dat is een balans – eenvoud in de taal, zwaarte in het onderwerp – die ik altijd heb gezocht. Ik heb ooit op een festival de commentaar gekregen dat wat ik samen met mijn band doe het publiek heel erg opent. Er zijn onderwerpen die heel gesloten zijn, die mensen doen verstarren of heel dicht naar hun opinies trekken. Door ze te brengen met liefde en lichtheid slagen we erin die zwaarte open te breken.
Je woorden zo opladen vergt geduld. Ik vermoed dat in je piepjonge schrijvende zelf eerder een soort ongedurigheid te ontwaren viel?
Ma Neza: Dat had ik enorm, ja. (Lacht) Ik schreef gewoon heel graag, ik deed het ook voortdurend. Mijn ouders zijn altijd heel ondersteunend geweest, als we iets leuk vonden, lieten ze ons doen, maar het mocht nooit iets 'serieus' worden. School was serieus. Toen ik op de middelbare school meerdere ballen omhoog probeerde te houden en helemaal voor de Kunstbende ging, zelfs in België ging deelnemen, of in de pauzes op school mijn bundel afwerkte, zeiden mijn docenten: “Ze is slim en ze is altijd aan het werk, maar we zien het niet terug.” (Lacht) Dat werd een drempel op de duur. Mijn ouders vonden leuk wat ik deed en ondersteunden me, “maar je moet wel je wiskunde doen.” Maar intussen was het ook een noodzaak geworden voor mij. Al die verhalen in mijn hoofd wilde ik vertellen.
Wat voor verhalen waren dat?
Ma Neza: Altijd andere. (Denkt na) Het waren wel steeds verhalen met grote gevoelens. Bij de Kunstbende kreeg ik af en toe de commentaar dat ik het maar eens over iets banaals moest hebben. Als ik die teksten vandaag opnieuw lees, merk ik wel hoe heftig ze waren, maar ook dat ik het soms nog steeds zo voel. Die woeste orkaan lijkt gewoon de manier waarop ik de dingen voel en ervaar. Liefde was vroeger heel groot, maar kan dat nu nog steeds zijn. Daarom voel ik wat ik doe soms zo diep. Het waren toen wel heel andere onderwerpen dan nu. Familie speelde vaak een rol in mijn verhalen, of ik schreef over tweelingzussen, van wie er eentje moest overlijden. Dat mocht op een bepaald moment niet meer van mijn vader, omdat ik niet met levens mocht spelen. Ik verzon ook vaak verhaaltjes. Over kleine meisjes die supersterren werden. (Lacht) Toen ik echt poëzie ging schrijven, ging het veel over liefde, eenzaamheid, verlies, dat soort onderwerpen. Over mensen die doodgaan of rouwen. Maar nooit over de verhalen die ons eigen waren, over de genocide, over Rwanda of over van kleur zijn.
Was dat geen onderwerp thuis?
Ma Neza: Tuurlijk wel. Maar niet Rwanda in 1994, de genocide. Wij waren gewoon Rwandees en dat blijven we ook. Ik ben opgevoed als een Rwandees meisje, ik wist dat het land bestond, ik spreek Kinyarwanda. Rwanda was er gewoon, niet per se als gespreksonderwerp, maar als dagelijks leven. Zoals taal een ding was, was kleur geen ding. Je bent pas van kleur als je buitenkomt. Pas dan veranderde ik van dat meisje dat van poëzie houdt in dat meisje van kleur dat van poëzie houdt. En ik zat nog in Noord-Brabant, in Breda, in de Gilze-Rijen waar ik ben opgegroeid, omringd door mijn familie, mijn mensen. Ik was nog niet wat de rest van de wereld in mij zag.
KOORTSIGE PLANKEN
“In het Kinyarwanda behelp je je met de woorden die je hebt,” vertelt Lisette Ma Neza. “Je zoekt naar oplossingen om de schaarste van de woorden te omzeilen, door ze in te zetten om iets anders te vertellen. Dat maakt de taal soms enorm poëtisch. Ik heb mijn oma eens gevraagd hoe het was, toen er net een vriend van haar overleden was. Zij zei: 'Hij heeft God beantwoord. Hij was ziek in het vlees van zijn buik.'”
Ik heb bewust de keuze gemaakt om te zoeken naar die verhalen die bijna geen bestaansrecht hebben, die verhalen die mensen eigenlijk liever niet willen horen
Het is die poëzie die zich naar een kolkend hoogtepunt zingt in L'Europe noire. Die heen en weer gaat tussen de muzikanten, de dansers en Lisette Ma Neza, die via poëtische metaforen als “Peter (Somuah, trompettist, red.), speel het verhaal van de vrouw en de kip”, “Réve (Terborg, danseres, red.), dans een kindje dat hulp zoekt in een supermarkt” of “Orville (Breeveld, gitarist, red.), vlucht je soms voor dingen?” de voorstelling componeert. Om in een wirwar van spontane chaos, vloeibare lichamen, levende instrumenten, weifelende woorden en oorverdovende stilte uit te monden.
“Connectie, ontmoeting, transmissie en impact, dat zijn de redenen waarom ik het liefst op het podium publiceer. Die impact is iets wonderlijks. Iemand heeft mij een verhaal verteld, ik geef dat verhaal door aan jou, en samen voelen we de impact ervan. Mijn trompettist noemt dat 'Casablanca degatamatofia', 'spreken in tongen die niet bestaan maar die je wel voelt.' Als dat gebeurt met een publiek, krijg je magie. Dat samenzijn in het moment, dat delen van verhalen van verdriet of geluk of privilege die tegelijk superpersoonlijk en supercollectief zijn, dat samen vertalen naar muziek, dans en woord, is de grond onder mijn keuze om op het podium te publiceren. En misschien zocht ik daar ook wel naar in mijn reis: die momenten dat je je ineens thuis voelt in een ander, door een ander.”
Je werk lijkt doordrongen van het collectieve, van de gedachte dat je niet de eerste bent en niet de laatste zal zijn. Dat is een mooie gedachte, die tegelijk nederigheid en schittering schept.
Ma Neza: Da's mooi, en het klopt. Op de een of andere manier, door jezelf te relativeren en te openen naar wat voor je kwam en na je komen zal, maak je jezelf heel klein, en aan de andere kant net heel groot. Je bent deel van een groter verhaal, je wordt een doorgeefluik. Soms is dat heel goed, maar soms is het ook juist interessant om te zeggen: tot hier, nu begint er iets nieuws. Het is soms belangrijk om de laatste te zijn, of een van de eersten. Om de collectieve verhaallijn te verlaten voor je eigen meanderende steegjes.
Heeft het lang geduurd voor je op die eigen steegjes uitkwam, een eigen plek vond?
Ma Neza: Ik heb wel vaak het gevoel gehad dat ik werd gekaderd, door de plekken waar ik werd uitgenodigd of door de vragen die me gesteld werden. Het is heel moeilijk om dan zelf nog een kader te maken dat niet beïnvloed is, dat los kan laten of dat recht doet aan…
Heeft dat ervoor gezorgd dat je over bepaalde dingen niet schrijft?
Ma Neza: Nee, het heeft er juist voor gezorgd dat ik over bepaalde dingen wel ging schrijven, onderwerpen waarover ik eigenlijk helemaal niet wilde schrijven. Dat gevoel had ik al heel vroeg, al deed ik er toen niets mee. Toen ik op mijn veertiende mijn boekje had uitgegeven, en een journaliste me kwam interviewen, heb ik mijn papa gevraagd waarom ze vroeg waar ik geboren was en hoe ik Nederlands had geleerd. Ik snapte dat niet. Mijn vader zei: ze vindt het gewoon heel bijzonder dat jij zo goed bent in de taal, dat je zo goed Nederlands kan ondanks het feit dat je ook Rwandees bent. Toen dacht ik al: misschien moet ik daar dan over gaan schrijven, maar daar had ik helemaal geen zin in. Uiteindelijk ben ik dat wel gaan doen, omdat ik me geprikkeld voelde. Nu wil ik erover schrijven, maar op mijn manier.
Wat heel vaak gebeurt bij kunstenaars of publieke stemmen van kleur, is dat je in een ruimte wordt geplaatst omgeven door allemaal ogen. Dat geeft je nog heel weinig keuzes. Of je vertelt het verhaal vanuit al die ogen, of je doet dat vanuit jezelf, wat ook jammer is. Ik heb heel vaak alle ogen die op mij zijn gericht beantwoord. Maar nu denk ik dat ik, met de mensen met wie ik samenwerk, heel erg op zoek ben naar hoe wij een paar ogen op de muur kunnen zijn en dit verhaal vertellen, hoe we elkaar kunnen aankijken in plaats van al die prikkels.
Is het podium een manier om afstand te nemen?
Ma Neza: Ik denk dat ik daar juist dichter bij de dingen kom. Op het podium spreek ik dingen uit waar ik niet zomaar in de auto over zou beginnen. Iemand vroeg me ooit mezelf te omschrijven, waarop ik zei: “I'm a very joyful person.” Waarop die persoon reageerde: “Ja, dat zie ik wel, want alle worstelingen die je hebt, krijgen een plek in je kunst, waardoor je vrij kan zijn.” Op een gegeven moment heb ik een keuze gemaakt: oké, ik heb iets gekregen, dat niet van mij is maar waardoor ik dingen kan vertalen. Nu is het aan mij: wat voor verhalen wil ik vertalen? Ik had er prima voor kunnen kiezen om verhalen te schrijven over mensen die naar Cuba verhuizen, fantastische verhalen, wat dan ook, maar ik heb bewust de keuze gemaakt om te zoeken naar die verhalen die bijna geen bestaansrecht hebben, die verhalen die mensen eigenlijk liever niet willen horen. Op het podium leer je me meteen heel goed kennen. Ik vind het superstom om over #metoo te schrijven, maar ik doe het wel. Ik wil die verhalen en die agressie opzoeken. Juist door wat ik doe, kom ik heel dichtbij, misschien dichter dan in het echte leven.
L’EUROPE NOIRE: SOME GIRLS WANT TO GO TO EUROPE
25/3, 20.00, KVS BOL, www.kvs.be
Lees meer over: Expo , Lisette Ma Neza