Socioloog Rudi Laermans en (rechts)filosoof Laurent de Sutter laten straks in Bozar hun licht schijnen op cultureel Brussel, dat een gooi doet naar de titel van Europese Culturele Hoofdstad in 2030. “Cultuur reduceren tot wat lokale animatie om ons sociaal weefsel te herstellen, is niet bepaald ambitieus.”
| Filosoof Laurent de Sutter, met op de voorgrond socioloog Rudi Laermans: “Ik wil uitgaan van kunst die mij kan transformeren.”
Wie is Rudi Laermans?
- Socioloog, geboren in 1957, was verbonden aan de KU Leuven, leidde er het Centrum voor Cultuursociologie
- Gaf les aan dansschool P.A.R.T.S
- Als criticus en theoreticus volgt hij de hedendaagse kunsten, en de hedendaagse dans in het bijzonder, op de voet
- Publiceerde onlangs Klein lexicon van het managementjargon, Ik, wij, zij. Sociologische wegwijzers voor onze tijd, en Gedeelde angsten. Kleine sociologie van de maatschappelijke onzekerheid
Wie is Laurent de Sutter?
- Geboren in 1977
- Rechtsfilosoof, verbonden aan de VUB en Science-Po in Parijs
- Begon als medewerker van het rockblad RifRaf, en schreef lang voor Focus/LeVif
- Als uitgever actief als redacteur voor de Parijse uitgeverij Puf, en de reeks Theory Redux bij de Londense uitgeverij Polity
- Publiceerde onlangs Narcokapitalisme, Eloge du Danger, en Pour en finir avec soi-même
Wanneer de Brusselse denkers elkaar voor dit gesprek ontmoeten in Café Victor in Bozar, beginnen ze meteen gretig boekjes uit te wisselen en elkaar leestips te geven. Ideeën laten clashen en dan weer ordenen is voor beide heren dagelijkse kost.
De Nederlandstalige Brusselaar Rudi Laermans ging onlangs op emeritaat als hoogleraar sociologie aan de KU Leuven, maar van hem verschenen pas nog de essays Ik, wij, zij, over de pijnpunten van onze geïndividualiseerde maatschappij, en Gedeelde angsten, over de maatschappelijke dimensies van onze individuele angsten. Laermans schrijft ook over cultuurpolitiek en is daarnaast nog eens kunstcriticus. Laurent de Sutter noemt hem dan ook – hier gaan we – “de officiële theoreticus van de revolutie in de Belgische hedendaagse dans van de jaren tachtig en negentig”.
Rechtsfilosoof De Sutter, begonnen als recensent van het rockblad RifRaf, kreeg dan weer ooit het etiket 'popfilosoof' opgekleefd. Hij laat dan ook weinig onderwerpen onaangeroerd: erotiek, verdovende middelen, architectuur, Greta Thunberg, juridische anarchie: De Sutter heeft er theorieën over. En als hij het in Eloge du Danger heeft over onze omgang met 'gevaar' in onze hyperbeveiligde en -verzekerde samenleving, of in Pour en finir avec soi-même over onze ik-cultuur, dan komt hij automatisch op het terrein van zijn gewaardeerde collega. Vandaar het uitwisselen van die boekjes.
“Ik word liever geconfronteerd met een kunstwerk dat me dwingt mijn ideeën bij te stellen, dan met een werk dat gewoon zegt dat die dingen slecht zijn”
Meneer De Sutter, u schreef over angst en gevaar. Kunstenaars kregen daar onlangs meer dan hun deel van, in tijden van covid, populisme en cultuurbesparingen. Ze werden er soms politieke actoren door.
Laurent de Sutter: In delen van de politieke wereld en van de publieke opinie heeft zich inderdaad het idee genesteld dat artiesten waardeloze werklozen zijn die profiteren. Hoe moeten kunstenaars daarmee omgaan? Dat kan ik hen natuurlijk niet opleggen. Wel kan ik zeggen dat politiek engagement van kunstenaars – denk bijvoorbeeld aan Hito Steyerl (Duitse beeldend kunstenaar die haar werk terugtrok van Documenta 15 in Kassel na een antisemitismerel op het kunstfestival, red.) – hun kunst niet vervangt.
Het is belangrijk om voor ogen te houden dat kunst transformatie op heel lange termijn teweegbrengt. Door de optelsom van individuele confrontaties van mensen met kunstwerken. Die 'tectoniek' voltrekt zich heel langzaam, en is iets heel anders dan de politieke strijd die zich via protesterende groepen en allianties van kunstenaars op straat en in de media afspeelt.
Ik word persoonlijk dan ook liever geconfronteerd met een kunstwerk dat me dwingt mijn ideeën over kapitalisme, het neoliberalisme, het patriarchaat of het kolonialisme bij te stellen, dan met een werk dat gewoon zegt dat die dingen slecht zijn. Want voor dat laatste hebben we geen kunstenaars voor nodig.
Rudi Laermans: Het domein van de kunsten is dat van de uitvinding en de creatie van nieuwe werkelijkheden. Ik vind het interessant wanneer ik, in de dans bijvoorbeeld, op de scène nieuwe levensvormen en nieuwe lichamen zie verschijnen. Of nieuwe vormen van samenzijn en intimiteit.
"Ik ben voor Good Move, maar dat is een gereduceerde discussie die aan architectuur en esthetiek voorbijgaat ”
Maar door het neoliberale model worden kunstenaars inderdaad in een ingewikkelde en perverse organisatorische matrix gedrukt. Enerzijds moeten ze meer 'entrepreneur' zijn om eigen middelen te werven, en anderzijds moeten ze meer bureaucraat zijn om al die subsidie- en projectaanvragen te doen. Men is ondergeschikt aan de staat en tegelijk moet men elkaar op de markt beconcurreren.
Interessant is wel dat artiesten daardoor andere manieren van zelforganisatie vinden. Bijvoorbeeld door collectieve, coöperatieve platforms te creëren. In Brussel vind je die niet toevallig vooral aan Franstalige kant, omdat daar minder geld is. Dat is een goede tendens. Zeker langs Vlaamse kant was er sprake van een overprofessionalisering, met een bijhorende bureaucratie die ook de instellingen overwoekerde.
In Gedeelde Angsten hebt u het over het 'sociaal vertrouwen' dat een tegengif kan vormen tegen de neoliberale angstpolitiek. Herkent u dat in die collectieve artiestenplatforms waarover u het net had?
Laermans: Je kan inderdaad geen collectieven creëren zonder vertrouwen, en elke harde vorm van neoliberalisme is een vorm van angstpolitiek. Het is niet voor niets dat met het neoliberalisme de tweedeling tussen winners en losers ingeburgerd is geraakt. Neoliberale subsidiepolitiek verandert het geweten van de kunstenaar, die gaat redeneren in termen van goed en slecht: ben ik een winner of een loser? Dat is bikkelhard.
We zien ook steeds meer cocreatie. Kunstenaarscollectieven, minderheidsgroepen en het publiek nemen ruimte over die individuele regisseurs vroeger zelf innamen. Ze dansen, cureren, en debatteren samen. Worden we allemaal kunstenaar?
Laermans: Ik denk ook dat mensen meer met esthetiek bezig zijn, met een mooi leven in alle betekenissen van het woord: een mooi lichaam, goed eten ... In die zin heeft er een esthetische revolutie plaatsgevonden in de richting van het zintuiglijke en de ervaring: 'less is more because it pays out in esthetics'.
Daarnaast is er inderdaad ook een niche in de kunst met een identitaire, postkoloniale, of sociale insteek. Binnen een aantal huizen en instellingen, door een aantal critici, en door sommige media worden die bovenaan geplaatst als dé nieuwe avant-garde. Alsof ze op de meest contemporaine manier onze contemporaine cultuur vertalen. Dat is natuurlijk niet waar. Ik vond de laatste Documenta ook interessant, en ik begrijp dat je als instelling niet alles kan programmeren, maar je moet niet gaan hiërarchiseren door te spreken over een avant-garde. De kunsten blijven een heel pluraal speelveld.
De Sutter: Uit het feit dat er nog nooit zo'n grote hoeveelheid beelden en verhalen is gecreëerd sinds het ontstaan van de sociale netwerken trekt de Duits-Russische criticus Boris Groys de conclusie dat de wereld kunst is geworden dankzij ons telefoontje. Al zit er natuurlijk ook kitsch tussen. Daarbij moeten we wel oor hebben voor Walter Benjamins waarschuwing dat we in fascisme kunnen belanden als de politiek verdwijnt achter de esthetiek. Benjamin overdreef misschien, maar kunst mag niet de plaats van de politiek innemen, met kunstenaars die zogezegd aan politiek doen, terwijl de echte politieke beslissingen gewoon elders worden genomen. Ik wil uitgaan van kunst die mij kan transformeren.
Inmiddels is Brussel officieel kandidaat om in 2030 opnieuw Europese Culturele Hoofdstad te zijn. Wat zou dat moeten betekenen?
Laermans: Het is misschien een flauw antwoord, maar de belangrijkste ambitie die je kan hebben is dat Brussel elke dag Culturele Hoofdstad zou zijn. Als die titel alleen maar een opportuniteit is om nieuwe communautaire verbindingen te leggen en fondsen te genereren, dan mag je dat ook als niet veel meer dan zo'n opportuniteit benoemen.
De Sutter: Welke Culturele Hoofdstad willen we? Dat is de vraag. Gaan we wat vage projecten bricoleren met een commissaris die op weinig transparante wijze is aangeduid, of komt er iets zichtbaars en ambitieus voor de stad in het algemeen? Ik zou graag zien dat zo'n evenement reflectie kan genereren. In Brussel bestaat nog geen plek die helemaal gewijd is aan ideeën, debat en kritiek. Zoals het Haus der Kulturen der Welt in Berlijn, of Bétonsalon in Parijs. Brussel heeft zo'n huis van reflectie nodig.
Het basisidee van de ploeg rond Brussel 2030 is om geen prestigeprojecten te ontwikkelen, maar bottom-up de al aanwezige positieve plekken en processen te versterken. Zo willen ze de hele samenleving betrekken in een open stadsproject. Is dat een goede aanpak?
Laermans: Zo'n stadsproject is interessant, maar het moet er dan één zijn waar goed over wordt nagedacht. Momenteel gaat stadsbeleid vooral over de multiculturele stad – de stad als ontmoetingsruimte met meer publieke plekken – en de duurzame stad. Langs die lijnen van sociale en ecologische duurzaamheid is er bereidheid van actie en beleid. Maar dat is te weinig. Hoe geef je dat alles vorm? Waar zit de esthetische meerwaarde? Kunnen we de discussie over de publieke ruimte bijvoorbeeld ook anders voeren dan alleen in termen van Good Move?
Ik ben voor Good Move, maar dat is een gereduceerde discussie die aan architectuur en esthetiek voorbijgaat. Ook zou je bijvoorbeeld de vraag kunnen stellen of een oude industriestad misschien niet opnieuw geïndustrialiseerd moet worden. Als je naar wereldeconomie kijkt, kan het een verkeerde keuze blijken om alles op de kleine maakindustrie en de creatieve economie in te zetten en geen industrie meer over te houden. Hoe herdenk je een stad na de logistieke revolutie van het thuiswerken? Daar heb je reflectie voor nodig.
Veel cultuurprojecten moeten net als in de jaren zestig een beetje leven brengen in een doodse buurt. Allemaal goed, maar dan ben je aan het werken voor beleid en politiek, die hun werk aan de cultuursector uitbesteden.
De Sutter: Ik wil ook een kanttekening plaatsen bij het idee van 'culturele humus' en lokale initiatieven die bepaalde publieken en gemeenschappen moeten bereiken. Je mag cultuur niet reduceren tot wat lokale animatie voor de mensen om ons sociaal weefsel te herstellen. Dat is wel heel weinig ambitieus.
De ambitie moet groter zijn. Er gebeurt in Brussel heel veel interessants op kleine en grote schaal. Maar wat heb ik aan verhaaltjes over cultuur en ecologie, nabijheid, identiteit of zorg, als kunst niet ook doet dromen van een andere wereld? Kunst kan ons veranderen en verheffen.
Meet the Thinkers: Rudi Laermans & Laurent de Sutter 12/12, 19.30, www.bozar.be
Lees meer over: Brussel , Events & Festivals , rudi laermans , laurent de sutter , sociologie , filosofie , Bozar , Europese Culturele Hoofdstad in 2030
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.