Het Kunstenfestivaldesarts begint pas over drie weken. Maar als u tickets wil, bestelt u ze best nu al, want met de verkoop gaat het weer ouderwets snel. De artistieke leiders Daniel Blanga Gubbay en Dries Douibi maken ons wegwijs in het programma.
| Dries Douibi en Daniel Blanga Gubbay: “We trekken een groter publiek aan dan voor de pandemie.”
Met 34 projecten van artiesten van 23 landen uit alle continenten doet het Kunstenfestivaldesarts niet alleen de belangrijkste Brusselse theaters, maar ook bijzondere locaties als het Dudenpark, nachtclub C12, het skatepark aan de Kapellekerk, Théâtre Royal des Galeries, of MAD Brussels aan. Met 'reguliere' dans- en theatervoorstellingen, maar ook met een overnachting in Canal-Centre Pompidou, een drie uur durende ode aan de rave-cultuur in Omnisportzaal Rad, of een Free School met Portugese, Arabische of Oekraïense taallessen.
“Onlangs stelde ik in Taiwan nog vast hoeveel mensen het festival kennen. Dat is belangrijk voor Brussel, zijn artiesten, zijn publiek”
Tijdens de coronacrisis herbronde het Kunstenfestival zich met verschillende formules, waardoor het op een bepaald moment een van de weinige culturele initiatieven was met een niet-virtueel aanbod. Ook de karakteristieke combinatie van het internationale en het lokale resoneerde tijdens de pandemie – zelf een globale crisis die ons op het lokale terugwierp. “Zo hielden we altijd voeling met ons publiek,” zegt Dries Douibi. “Voor onze eerste editie op volle kracht trokken we daardoor meteen een groter publiek aan dan voor corona. Dit seizoen hebben we tijdens de eerste drie dagen van de ticketverkoop nog eens twintig procent meer tickets verkocht dan vorig jaar.”
Hoe ziet dat publiek eruit?
Dries Douibi: We zien onder meer dat het veel jonger is geworden. Ik denk dat we daar ook een verschil maken met cultuurhuizen met een seizoenswerking. Als dynamisch festival met verschillende formats en een belangrijk nachtprogramma, is ons publiek nog veel jonger dan voorheen. Door de pandemie heeft een fragielere, iets oudere bevolking waarschijnlijk afgehaakt, maar het is een doelstelling om ook hen weer te laten aanhaken.
Even over dat nachtprogramma. Dat bestaat dus niet uit zomaar wat feestjes?
Douibi: Behalve de klassieke dans- en theatervoorstellingen, zijn er meer en meer podiumkunstencreaties die de grens opzoeken tussen performance, muziek en nachtleven. Ook fuiven en party's worden artistiek vormgegeven. Zo wordt de nacht een thematiek die door een aantal creaties doorschemert. We werken bijvoorbeeld voor de eerste keer samen met de Brusselse nachtclub C12 in Brussel-Centraal, waar MEXA, het Braziliaanse collectief van dakloze en thuisloze mensen, de mythe van Odysseus herwerkt in een voorstelling die bevraagt wat het is om een thuis te hebben. Ze doen dat in C12 omdat ze dat zware onderwerp op een feestelijke manier willen benaderen.
“Locatievoorstellingen zoals in het Dudenpark zijn heel populair, maar we maken er geen gimmick van”
Een ander project over de nacht is Nocturnes for a Society van Myriam Van Imschoot en Lucas van Haesbroeck. Dat zal plaatsvinden in K1 van Kanal-Centre Pompidou en duurt wel elf en een half uur. Hierin wordt met het publiek een soundscore gemaakt, waarna het met die soundscore en de echo van de echte nachtgeluiden van de stad samen de nacht doorbrengt.
Zijn voorstellingen op locatie een echte troef van het festival geworden?
Douibi: We onderscheiden ons het meest door onze hechte relatie met de stad: de kunstenaars, de inwoners, de culturele partners, maar ook de verschillende locaties die van de stad één groot theaterspeelveld maken. Dankzij het fijne en trouwe publiek kan het Kunstenfestival experimenteren met nieuwe namen, vormen én locaties. We merken in de ticketverkoop dat die locatievoorstellingen heel populair zijn, maar we maken er geen gimmick van. Ze vertrekken telkens vanuit een artistieke vraag. Eén van de voorstellingen van Lenio Kaklea heeft om zeven uur 's ochtends in het Dudenpark plaats omdat zeven uur het uur van de jacht was, en het Dudenpark historisch een belangrijke plek was voor jacht in de stad – één van de onderwerpen die Kaklea in haar werk onderzoekt.
In het skatepark vlak bij festivalcentrum Les Brigittines in de Marollen doet de Indiase kunstenaar Amol K Patil, die na Documenta voor het eerst weer naar Europa komt, een interventie.
Jullie zetten als festival in op toegankelijkheid, zoals nu voor het eerst ook met een 'relaxed performance'. Wat is dat?
Douibi: De Schotse Claire Cunningham, die wij voor het eerst in België verwelkomen, is een choreografe met een fysieke handicap die werkt met een ensemble van dansers met een fysieke handicap die virtuoos dansen met krukken en rolstoelen. Voor Thank You Very Much interviewde ze Elvis-imitatoren. In samenwerking met de kunstenaar presenteren we de voorstelling als een 'relaxed performance', met een aantal kleine aanpassingen. Zo blijft de hele voorstelling lang het licht gedimd aan, kunnen mensen blijven spreken met elkaar, en ook binnen en buiten gaan. Specifieke groepen en individuen die dat wensen kunnen eerst de zaal bezoeken. Zo wordt de voorstelling toegankelijk voor een breder spectrum aan mensen, bijvoorbeeld voor personen met neurodivergentie of ouderen met concentratieproblemen, voor ouders met jonge kinderen …
Het thema van jullie succesvolle Free School is dit jaar 'taal'.
Daniel Blanga Gubbay: Het festivalcentrum zal elke dag tussen zes en halfzeven 's avonds een echte taalschool worden. De Cubaanse dissidente artieste Tania Bruguera leidt het project, waarvoor ze Brusselse burgers heeft begeleid om hen te leren lesgeven in hun moedertaal: Portugees, Arabisch, Lingala, Mandarijn Chinees, Oekraïens. Talen van gemeenschappen die heel aanwezig zijn in Brussel, maar die wel heel verschillende migratiegeschiedenissen achter de rug hebben. De titel The School of Integration verwijst dan ook naar het feit dat het aanleren van de nationale talen vaak als een parameter wordt gezien voor integratie. Terwijl integratie voor Bruguera niet alleen een verticaal proces is in de richting van de dominante cultuur, maar ook een horizontaal proces dat kennis wil nemen van elkaars culturen.
Het worden niet alleen taallessen, maar ook lessen in een artistieke praktijk. Zo wordt het Portugees gegeven door tapijtwever Marco Simoes die het over fysieke weefsels én 'het sociale weefsel' zal hebben, en de lessen Lingala worden ook lessen in rumba. En ook de geheime taal Polari, die gebruikt werd door homoseksuelen in de achttiende en de negentiende eeuw, komt aan bod.
Kiezen jullie als programmatoren de thema's of kiezen de thema's jullie?
Blanga Gubbay: Een belangrijk deel van het budget gaat naar de twee derde (co)producties die speciaal voor het festival worden gemaakt. Dat moeten we een jaar voor het festival vastleggen. De rest van het programma met bestaande of kleinere creaties kunnen we nog tot in december verfijnen, waardoor we dicht op de actualiteit zitten.
Douibi: Behalve voor de Free School leggen we daarbij geen thema's vast. Dat een thema als 'taal' zich aandient, is logisch, aangezien we ons duidelijk door de stad laten inspireren. Maar de oprichtster van het Kunstenfestival, Frie Leysen, zei al dat kunstenaars bijzondere antennes hebben waarmee ze vaak al in aanraking komen met een realiteit die we pas later met zijn allen duidelijk waarnemen. Zo zaten in ons vorige programma, dat samengesteld was voor de oorlog in Oekraïne, veel projecten die reflecteerden over oorlog. Door hedendaagse kunstenaars te laten reflecteren over het hier-en-nu en de toekomst, komen thema's naar boven die je niet op voorhand kan vastleggen.
Blanga Gubbay: We verdedigen ook het principe dat een kunstwerk en een kunstenaar altijd over veel verschillende aspecten tegelijk praten. Er is altijd sprake van een complexiteit die we niet willen reduceren door de blik van het publiek te veel te sturen. Wat niet wegneemt dat we ook graag aangeven welke lijnen zichtbaar worden. Zoals dit seizoen het thema van de zelfgekozen familie, dat wijst op nieuwe vormen van solidariteit die breder gaan dan de traditionele eenheden van het koppel, het gezin of de familie. De intergenerationele voorstelling Fortunes of Smiles van de Japanse theatergrootmeester Kuro Tanino gaat daarover, maar ook de dansvoorstelling waarvoor Nadia Beugré samenwerkt met kappers-dansers uit de transgemeenschap van Abidjan, de voorstelling over de rave-cultuur in Omnisportzaal Rad die binnenkort wordt afgebroken, of Lake Life van Kate McIntosh.
Een ander thema dat terugkeert is onze enge en dwingende blik op economische productiviteit en werk, zoals in Family Portrait van de Japanse Midori Kurata, dat wat doet denken aan de film Parasite.
Blijven de Brusselse theaters nog altijd even enthousiast aan boord als partner?
Douibi: We voelen bij hen het bewustzijn dat een festival als het onze niet zonder hen kan gerealiseerd worden. Die samenwerking is nog versterkt, zeker langs Franstalige kant, waar de directies bij onder meer Théâtre National, de Hallen van Schaarbeek, Théâtre Varia en Rideau de Bruxelles veranderd zijn en veel interesse hebben om dit internationale luik in hun programma te copresenteren en coproduceren. Door de zalen, de technische ploegen en de financiële tussenkomst van de partners kunnen we een ambitieus programma maken met een bescheiden budget van 3 miljoen euro.
Met de internationale uitstraling van het Kunstenfestival zit het nog altijd snor?
Blanga Gubbay: Absoluut. Het festival is ook nog altijd een ontmoetingsplaats voor professionals in de internationale podiumkunsten. Onlangs stelde ik bijvoorbeeld in Taiwan nog vast hoeveel mensen het kennen. Dat is belangrijk voor Brussel, voor zijn artiesten, en voor zijn publiek dat hier kunstenaars te zien krijgt uit 23 verschillende landen.
Kunstenfestivaldesarts, 11/5 > 3/6, verschillende locaties, www.kfda.be
Lees meer over: Brussel-Stad , Events & Festivals , Kunstenfestivaldesarts , KFDA , Daniel Blanga Gubbay , Dries Douibi
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.