Voor het eerst sinds Johan Anthierens in 1999, schrijft een Vlaming een boek over Jacques Brel. ‘Brel, de Belg’ is een tour d’horizon langs de Belgische standplaatsen, liedjes en commentaren van de chansonnier die veertig jaar geleden overleed. Van Zandvoorde tot Luik, van de Place Sainte-Justine tot het Paleis voor Schone Kunsten.
| Jacques Brel in 1965 in de Parijse Olympia.
Thijs Delrue is ex-journalist van Sporza en inmiddels voltijds schrijver, vooral van sportboeken (onlangs nog het boek van veldrijder Sven Nys, Winnaars hebben een plan). Maar nu begeeft hij zich eerder op het terrein van zijn vader Dries Delrue – kenner van het Franse chanson. En op het terrein van zijn geboortestreek, want Delrue is afkomstig uit het West-Vlaamse grensdorp Rekkem, waar het Frans alomtegenwoordig is, net als destijds in het wat verderop gelegen Zandvoorde, waar Brels vader, de Franstalige Vlaming Romain Brel, vandaan kwam voor hij zich in Brussel vestigde.
“Niet dat Brel één van ons is, of zo,” nuanceert Delrue meteen. “In het hoofdstuk over zijn roots kan je trouwens lezen dat men er in Zandvoorde niet zo van wakker ligt dat de Brels daarvandaan komen. Maar Brel heeft zijn Vlaamse achtergrond natuurlijk gecultiveerd. Voor mij is dit boek vooral een soort eerbetoon aan mijn jeugd en mijn ouders. Mijn vader heeft aan moederszijde Waalse wortels, en door hem waren er thuis voortdurend chansons te horen. Maar zijn favoriet was wel Georges Brassens. Hoewel hij Brel een geweldig performer vond, had mijn vader – die naast francofiel ook cultuurflamingant was ten tijde van Leuven Vlaams – soms moeite met de persoonlijkheid van Brel, die toch ook een provocateur en poseur kon zijn en uiteindelijk wel een franskiljon bleef. Wat niet wegneemt dat ik bij het schrijven een beroep heb kunnen doen op mijn vaders onmetelijke archief van artikels, boeken en beeldmateriaal.”
Toch bent u erin geslaagd aan al die boeken en films nog een wezenlijk boek toe te voegen.
Thijs Delrue: Het mocht niet zomaar een biografie zijn. Daarom is het boek toegespitst op de belgitude van Brel. Niet door zijn handel en wandel in België minutieus na te gaan, maar wel door na te gaan hoe hij worstelde en dweepte met die belgitude. Echte Brel-freaks weten natuurlijk al zo goed als alles over Brel, maar het boek biedt voor elke liefhebber wel een samenvatting of introductie over zijn relatie met België. Verschillende chansons bieden daarvoor een goede kapstok en laten ook toe in te gaan op zijn stilistische kenmerken.
U schrijft wel dat het moeilijk te achterhalen is wat Brel nu precies dacht. De liedjes zijn geen manifesten waar hij uren over nadacht, en in de interviews sprak hij zichzelf ook weleens tegen.
Delrue: Met Filip Jordens (Jordens toert met een hommage aan Brel, red.), die als klankbord diende voor het boek, heb ik een lang gesprek gehad met Brels dochter France, die met de Fondation Brel ook achter het boek staat. Zij is artistiek een enorme fan, maar is niet blind voor zijn gebreken en demystificeert hem ook. “Als je wil schrijven over Brel, moet je eigenlijk aan jezelf denken,” zei zij. Het probleem met grote artiesten is de interpretatie achteraf door mensen die zich in het werk en de persoonlijkheid verdiepen alsof het een buitengewoon speciale man betrof. Terwijl ook Brel een mens is als u en ik, die zichzelf kon tegenspreken of van mening veranderen.
Toch had hij een bijzondere persoonlijkheid. Hij leefde hard en aan een aantal principes bleef hij trouw.
Delrue: Door naar Parijs te gaan heeft hij zijn gezin in Brussel emotioneel in de steek gelaten, daar moeten we eerlijk over zijn. Maar het katholieke bourgeoismilieu deed hem wellicht te vroeg trouwen, en hij is driehonderd procent voor zijn droom gegaan, hoewel hij in Parijs ook drie, vier jaar zwarte sneeuw heeft gezien. Die overtuiging dat je je dromen moet volgen, belichaamde hij als geen ander. En als de droom voorbij was, stopte hij ermee. Na zijn laatste Belgische concert op 15 november 1966 in het Paleis voor Schone Kunsten maakte hij in De Munt nog de succesvolle musical L’Homme de La Mancha, later de films die geen succes waren, en daarna was hij weg naar de Markiezen.
U wijdt een heel hoofdstuk aan Brussel, dat ook in de rest van het boek heel aanwezig is. Maar veel sporen heeft Brel hier niet achtergelaten.
Delrue: Het standbeeld op het Oud Korenhuis vind ik wel geslaagd. Ik denk dat Brel het multiculturele Brussel van nu wel omarmd zou hebben, hoewel hij soms verrassend conservatief uit de hoek kon komen. Hij was ook de eerste Brusselse beroemdheid die zijn naam gaf aan een metrostation. Voor de rest valt het inderdaad tegen. Ooit pleitte een actiegroep voor een echte Place Sainte-Justine (de verzonnen plaatsnaam in Brels Bruxelles, red.) maar dat is er niet van gekomen. Met het plakkaat op het woonhuis in de Diamantlaan in Schaarbeek had men meer kunnen doen.
"Ik denk dat Brel het multiculturele Brussel van nu wel omarmd zou hebben"
Een opvallende opmerking in uw boek: Brel, die uitvoerig de cafés en restaurants van Brussel, Knokke, Luik en Parijs bestudeerde, was niet per se een stadsmens.
Delrue: Hij hield van de sociale kant, kon met iedereen praten, maar was net zo goed nostalgisch naar zijn jeugd, naar de eindeloze fietstochten die hij toen maakte tijdens zijn vakanties aan de kust. Le plat pays, de torens van Brugge en Gent en de poëzie van Emile Verhaeren waarmee zijn leraar dweepte – dat zijn dingen die blijven hangen bij een kind. Veel meer in de natuur dan op de Markiezen, waar hij voor zijn dood naartoe trok, kan je niet zitten.
Brel romantiseerde Vlaanderen, maar koeioneerde het ook.
Delrue: Tot in Parijs dweepte hij met Vlaanderen. Zijn voorliefde voor de weidse, grijze landschappen was ook authentiek en Le plat pays noemde hij een Vlaams liedje, en geen Belgisch. Toch bevat ook Le plat pays Latijnse elementen Avec de l’Italie qui descendrait l’Escaut/Avec Frida la Blonde quand elle devient Margot. Die mengeling van Romaans en Germaans vond hij essentieel.
Dieptepunt in de relatie was de rel rond het nummer op zijn laatste plaat ‘Les F(lamingants)’, die het pittige predicaat ‘Nazis durant les guerres et catholiques entre elles’ meekregen.
Delrue: Zijn moeilijke verhouding met Vlaanderen begon met Les Flamandes, waarin hij de Vlamingen eigenlijk niet wilde schofferen, maar een voor hem bekend decor koos om een algemene parochiale bekrompenheid te schetsen. Maar Les F was een artistiek minderwaardig nummer, waarmee hij zich wilde mengen in een kwestie waar hij naar mijn gevoel weinig van begreep. Als je je zo profileert als Vlaming, maar weinig moeite doet om een woordje Nederlands te spreken en geen empathie toont voor de ontvoogdingsstrijd die aan de gang is, dan mag zo’n rel niet verbazen. Al valt er ook iets voor te zeggen dat jezelf Vlaming voelen niet per se staat of valt met de taal, en was zijn waarschuwing voor extreem flamingantisme niet ongegrond.
Hebt u zelf een lievelingsnummer?
Delrue: Ik noem graag Jef, omdat daar veel in zit. Brussel – aangezien het over mosselen en frieten gaat – maar vooral de lofzang op de mannelijke camaraderie, die voor Brel zo belangrijk was.
Lees meer over: Brussel , Expo , Jacques Brel , Thijs Delrue
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.