Interview

Etenstijd voor Godzilla: Aafke Romeijn smeert haar Boterhammen in de Stad

Kurt Snoekx
© BRUZZ
25/08/2021

In de schaduw van Godzilla schaaft Aafke Romeijn al jaren aan een sprookje van deinende dansvloeren en duizelingwekkende dieptes. Donderdag smeert de kleurrijke Nederlandse schepper van bitterzoete elektropop, poëtische trips naar het zelf en ingenieus gecomponeerde toekomstvisioenen haar Boterhammen in de Stad.

AAFKE ROMEIJN

Geboren in Overasselt in 1986

Speelt piano en harp en start een lieve piano-en-tweestemmige-zang-punkband die ontpopt tot Mister Blue Sky, in 2007 winnaar van de Roos van Nijmegen

Studeert Nederlands in Utrecht en compositie in Den Haag

In 2011 komt haar eerste album uit: Stella must die!

Legt zich vanaf haar tweede album CHIN. IND. SPEC. REST. (2013) toe op Nederlandstalige elektropop en werkt samen met onder anderen Spinvis, Tom Kestens, Sef en Stippenlift

Bouwt een Twitter-reputatie op, maar verdwijnt in maart 2021 van het platform na bedreigingen van radicaal rechts

In 2018 verschijnt haar eerste roman, Concept M, in 2020 debuteert ze als dichter met Leegstand

Vertaalt in 2021 die poëzie over haar depressies naar haar vijfde album Godzilla

Vertoeft regelmatig in Brussel als lid van ECSA, de belangenbehartiger van Europese popmuzikanten

Op 31 augustus verschijnt haar tweede roman: 7B

“Als kind droomde ik van één ding: een ruimte die helemaal voor mezelf was. Mijn eigen plek, waar ik de deur achter me kon dichttrekken. Niets imposants, hoor, ik heb nooit een villa gewild. Gewoon één kamertje, een nest waar ik als een ekster obsessief gesprokkelde spulletjes – boeken, brillen, kleuren nagellak, schoenen, tassen, planten, kleren, edelstenen… – mee naartoe sleep. Geborgenheid met uitzicht, ergens op de bovenste verdieping van een heel hoog flatgebouw. En dat was alles wat er niet was in het dorp waar ik ben opgegroeid.” Het gebeurt terloops, maar niet zonder reden dat Aafke Romeijn het beroemd geworden feministische essay A room of one's own van de Britse schrijfster Virginia Woolf evoceert. De Nederlandse artieste heeft zich de afgelopen tien jaar zo'n eigen kamer uit de wereld gekerfd middels bitterzoet gevooisde, verrukkelijk deinende maar messcherpe elektropop, poëtische trips naar de diepste krochten van het zelf en ingenieus gecomponeerde toekomstvisioenen. Niets verbloemend, hoogst oorspronkelijk, met het hart op de tong, de vinger aan de grillig dreunende pols van een wereld die wankelt, valt en opstaat, en een op tijd en stond venijnig klauwend monster in het vege lijf.

Schrijven is een manier om te ontsnappen, om een ultieme reis te maken in mijn hoofd, in alle uithoeken ervan rond te dolen, hoe lelijk of raar ook

Aafke Romeijn

Een kamer waar de kleurrijke schrijfster, muzikante, opiniemaakster, moeder, dwarsdenker, feministe en ex-twitteraar in alle versplintering en samenhang zichzelf kan zijn. “Alle ruimte is politiek,” vervolgt Aafke Romeijn. “In gebouwen komen zoveel oerbehoeftes samen. Architectuur wordt vaak voor lief genomen, maar het heeft zo ontzettend veel invloed op hoe je leeft, wie je bent, hoe je je voelt. In de stad, waar je achter elke gevel, achter elk raam iemand met een verhaal hebt zitten. En in Overasselt, het dorpje op het platteland waar ik opgroeide en al snel snakte naar bewegingsvrijheid, de mogelijkheid om zelf te kunnen bepalen waar ik heen ging, zonder daarvoor afhankelijk te zijn van mijn ouders, een auto of een busrooster – want meisjes alleen fietsen niet door bossen. Die ontsnappingsdrang compenseerde ik door van kindsbeen af voortdurend in atlassen te lezen, kaarten te maken van niet-bestaande eilanden en te schrijven over fantastische plekken die ik helemaal zelf kon inrichten. Daar schuilde een soort van vrijheid in. Nog steeds is schrijven een manier om te ontsnappen, om een ultieme reis te maken in mijn hoofd, in alle uithoeken ervan rond te dolen, hoe lelijk of raar ook.”

VEELVRAAT
“Ik voel me dus wel thuis in mijn eigen hoofd,” glimlacht Aafke Romeijn. Die ene ruimte waarin ze plekken en histories en verhalen opslaat, “of informatie over dingen die me helemaal niet interesseren maar waar ik in duik om te vinden wat daarin mijn interesse wel kan vasthouden. Ik ben een veelvraat op dat vlak, ja, ik heb een soort van obsessieve nieuwsgierigheid naar alles en de hele wereld. En daar hoef je vandaag niet eens meer fysiek de deur voor uit. Wat dat betreft, ben ik opgegroeid in de juiste tijd. Vroeger had ik wellicht veel meer boeken gelezen, nu verorber ik soms dertig Wikipedia-pagina's op een avond, of ik verdwaal in onderzoeksrapporten van een of andere overheid. Om me 's avonds af te vragen: waar ben ik nu terechtgekomen? Heerlijk.”

1764 Aafke-Romeyn

| Aafke Romeijn: “Dat is de keerzijde van die scheppingsdrang: een angst voor alles. Voor de leegte, die net zo allesoverheersend is. Ik tracht een balans te vinden tussen die twee uitersten, maar heel succesvol ben ik daar niet in.”

Uit Aafke Romeijns verfrissend botsende hoofd werd in 2018 voor het eerst een roman geboren: Concept M, een lijntje naar het niet zo verre jaar 2020 waarin de Nederlandse samenleving kreunt onder de gevolgen van een epidemie van kleurloosheid, een door bijwerkingen van een vitaminesupplement geïnduceerde, erfelijke ziekte die lichamen broos maakt en levenslang afhankelijk van kleurstof. In die door toegenomen zorgkosten en polarisering geplaagde samenleving, geregeerd door een oppermachtige en gecorrumpeerde Middenpartij, werpt de kleurloze Hava Gerritsen haar eigen lichaam in de strijd.

7B, Aafke Romeijns tweede roman, die deze week verschijnt, laat een gat in de tijd vallen en knoopt in 2040 weer aan bij de toekomst die vanuit Concept M werd uitgeworpen. In de leegte van Noordoost-Groningen verrijst met 7B een Fremdkörper die militairen huisvest die verwikkeld zijn in de oorlog om grondstoffen voor kleurstof. Onder de permanente dreiging van de epidemie en terrorisme rijpen complottheorieën, wordt de privacy aan flarden gescheurd, krijgt de bevolking kleurcodes en permissies te slikken, en worden efficiëntie, eigenbelang, verantwoordelijkheid, economische haalbaarheid, menselijke waardigheid, waarheid, veiligheid en macht in een weegschaal uit balans gelegd. Het gevolg is een ingenieus web aan morele vraagstukken waar je als lezer altijd een stukje van je proper gewaande ziel in verliest. Een open aanval van de chaostheorie op onze tijdruimte, “die met corona Concept M in één klap al uit de sciencefiction had getrokken,” lacht Aafke Romeijn.

Ik koester een grote fascinatie voor dingen in verval, dingen die door veel mensen lelijk gevonden worden maar die toch bestaan. Misschien omdat ik er heel veel mogelijkheden in zie, er een gevoel van rust in vind omdat het vanaf hier alleen maar beter kan worden

Aafke Romeijn

“De werkelijkheid is toch altijd extremer dan je kan bedenken. Sciencefiction, of toch wat ik er het interessantste aan vind, is één gebeurtenis droppen en dan kijken wat die teweegbrengt, hoe ze de geschiedenis verandert. Dat is een heel trage oefening in logisch nadenken. En ook een vorm van hoogmoed, omdat je verstand hoort te hebben van allerlei onderwerpen waar je als schrijver geen verstand van hebt – van techniek over economische ontwikkelingen en geopolitiek tot 'Hoe open ik in 2040 een deur?' Het is de meest ambitieuze denkoefening die je als mens kan doen, een heel nieuwe wereld verzinnen, waarin je echt alles moet vormgeven. Daarmee is het ook een volstrekt onmogelijke oefening. Je weet dat je gaat falen, dan kan je dat maar beter zo interessant mogelijk proberen te doen.”

Het is de ultieme leugen die zo dicht tegen de werkelijkheid aanschurkt dat ze tot waarheid opglanst. “Vanaf het moment dat ik kon praten, was ik altijd al verhalen aan het vertellen,” zegt Aafke Romeijn. “Ik verzon alles bij elkaar, ik loog alles bij elkaar. Mijn moeder heeft vaak gezegd dat ik, als ik thuiskwam van school, honderduit vertelde en dat tachtig procent daarvan alleen maar in mijn hoofd bestond. Ik denk dat ik daar een zekere magie in zag, de macht om een verhaal op te hangen voor iemand die dat in principe voor waar aanneemt. Ik wist al snel dat ik daar iets mee moest.”

DE ALLESOVERHEERSENDE LEEGTE
“Ik sta altijd aan,” verzucht Aafke Romeijn over haar vermogen om, over een periode van nauwelijks drie jaar, tussen die twee toekomst­visioenen-in-romanvorm ook nog eens M, de soundtrack bij haar debuutroman, de wereld in te pleuren, een dichtbundel, Leegstand, en haar nieuwe album Godzilla. “Ik ben volstrekt geobsedeerd door mijn werk, elke seconde ben ik met elke vezel van mijn lichaam bezig met creëren, met het vertalen van alles wat ik zie in taal of in geluid. Het overschaduwt alles, in die zin is het ook een falen in het zijn van een mens. Het is voor mij geen werk, het is als ademen. Je zegt toch ook niet tegen iemand: 'Goh, jij kan goed eten!' (Lacht) Tja, dat doen mensen nu eenmaal heel vaak. En als ze het niet doen, hebben ze een probleem.”

Dat probleem vormt de brandende pit van de poëzie in Leegstand en de daarop geënte, verraderlijk verleidelijk deinende songs op Godzilla. “Dat is de keerzijde van die scheppingsdrang: een angst voor alles. Voor de leegte, die net zo allesoverheersend is. Op zo'n moment verzak ik meteen in een enorme depressie en kan ik niks meer. Dan lig ik een hele dag te slapen, of ik probeer heel wanhopig om wakker te blijven en niet suïcidaal te worden. Ik tracht een balans te vinden tussen die twee uitersten, maar heel succesvol ben ik daar niet in. Iedere vier, vijf jaar dient zich zo'n depressief jaar aan. En tot op heden heb ik nog geen andere manier gevonden dan heel veel medicatie om er weer uit te komen.”

Het is aangrijpend hoe kwetsbaar Aafke Romeijn de ruimte van zichzelf betreedt. Heel expliciet 'verschrijft' ze zichzelf in Leegstand in een soms toegetakelde ruimtelijkheid, in een toevallig lichaam, een leeg huis, tijdelijk onbewoonbaar. Het zijn woorden die diep snijden. “Ik vind het als schrijver best ingewikkeld om over emoties te schrijven. Vanaf mijn puberteit tot ik 27 of 28 was, heb ik zo heel veel over mezelf geschreven. Mijn privéleven was best wel turbulent. Ik moest leren omgaan met die depressies, mijn weg in de wereld vinden, terwijl ik andere mensen net heel ingewikkeld vond. Maar zulke teksten worden snel uitleggerig, clichématig. Via de omweg van de dingen om me heen, een stad, een lege winkelstraat lukt het me wel om voorbij het louter beschrijven van mijn eigen leed te raken, het tot iets externs te maken.”

1764 Aafke-Romeyn2

| Aafke Romeijn: “Vanaf het moment dat ik kon praten, was ik altijd al verhalen aan het vertellen. Ik verzon alles bij elkaar, ik loog alles bij elkaar. Ik denk dat ik daar een zekere magie in zag.”

“Ik weet niet waarom, maar ik koester een grote fascinatie voor dingen in verval, of ook dingen die door veel mensen lelijk gevonden worden maar die toch bestaan. Snelwegen bijvoorbeeld, of van die enorme logistieke distributiecentra die tegenwoordig als visieloze architecturale blokkendozen overal in Nederland worden neergeplant. Mensen kijken ervan weg, maar voor mij hebben die ruimtes iets. Heel veel mogelijkheden misschien, een gevoel van rust omdat het vanaf hier alleen maar beter kan worden, zoals wanneer je uit een diepe depressie komt.” Het is de belofte die tragiek in zich houdt, en die de uitgewoonde, uitgekapitaliseerde ruimte in Tilburg en een verlaten mijnterril in de Borinage met elkaar verbindt. Of met de wonderlijke metafoor Godzilla, die in de gelijknamige titelsong van Aafke Romeijns nieuwe album “gaten in ons wegdek” stampt, want “we hoeven nergens heen.” Bevrijding via de verlossing “van de hoogmoed die in onze stenen schuilt.”

HET GROOTSTE SPROOKJE
Het werk van Aafke Romeijn is kwetsbaar en messcherp, soms brutaal grappig en leugenachtig licht op de voeten, soms overrompelend en claustrofobisch. “Op de Zuidas wordt gebouwd aan constructies om van af te springen,” klinkt het op 'Zuidas'. Het vallen eindigt tussen zachte verwondering en harde ontraadseling. “Ik besta heel erg in die paradox tussen lichtheid en zwaarte, ja,” vertelt Aafke Romeijn. “Ik wist al heel vroeg, als kind aan de piano en op de harp, dat ik mensen kon doen huilen. Dansen was moeilijker. (Lacht) Ik heb veel geluisterd naar Franse artiesten, die uitblinken in die lichtvoetige melodieën. Ze staan toe om de zwaarte van de inhoud verteerbaar te maken. Dansbare muziek is een kleine, eenvoudige manier om mens te blijven in tijden van depressie. Net zoals je met een grap jezelf leven kan inblazen, of door op Instagram een #fundafun-commentaar te schrijven bij het zoveelste hilarische, van marmer en goud aan elkaar hangende interieur (Funda is zowat het Nederlandse Immoweb, red.). Mijn moeder zegt vaak: 'Hoe depressiever, hoe grappiger.' (Glimlacht) Die twee gaan wel echt hand in hand.”

Het moment dat het je zo erg niet lukt om gelukkig te zijn, voelt aan als een soort van ultiem falen. Je mislukt in bestaan. Dat is wel een erg lage drempel

Aafke Romeijn

“Een depressie is nooit één ononderbroken lijn, dat is ook het moeilijke. Je hebt heel slechte en minder slechte weken. In de minder slechte ben ik meteen bezig met de vraag hoe ik vertaal en vertel wat ik net heb meegemaakt. Waarom – en dat is de vraag die het moeilijkst te beantwoorden valt – wil ik dood? Op het moment dat dat verlangen wat luwt, denk ik over hoe ik zo goed mogelijk kan antwoorden. En dat doe je door heel inzichtelijk, voorvoelbaar en herkenbaar te maken hoe het voelt om in een depressie te zitten. Hoe erg ik in mijn eigen hoofd zit, hoezeer ik op mijn eigen verhaal ben gericht, hoe extreem moeilijk ik het vind om me dienstbaar op te stellen of voor anderen te zorgen. Hoe het soms voelt alsof ik de energie niet heb om te doen alsof ik niet nutteloos ben, niet nietig.”

“Het kost mij gewoon energie om gelukkig te zijn, om te lukken. Voor mij voelt gelukkig zijn als een soort van aristotelische telos, een doel om je naartoe te bewegen. Het moment dat het je zo erg niet lukt om gelukkig te zijn, voelt aan als een soort van ultiem falen. Je mislukt in bestaan. Dat is wel een erg lage drempel. Daarom moet je een bepaald sprookje voor jezelf verzinnen. Voor mij is dat mijn werk. Dat is misschien wel het grootste sprookje, want wat doet het ertoe wat ik schrijf? Als ik niets schrijf, gaat er niemand dood, en toch maak ik het tot iets heel groots en belangrijks. Maar het is ook vaak het eerste wat verdwijnt als het de verkeerde kant op gaat. Als ik merk dat ik geen zin meer heb om iets te maken, er het nut niet van inzie, dan weet ik dat het menens is. Dat verhaal probeer ik voor de buitenwereld bij elkaar te sprokkelen.”

HET HART OP DE TONG
Het eigen lichaam, het eigen hoofd als ultieme politieke ruimte. Als ruimte waar meningen worden gevormd en aansluiting bij het sociale lichaam wordt gezocht. Op de tast, op de huid van de tijd, met een voorliefde voor wat zich toegetakeld, veronachtzaamd, verlaten toont, voor wie ondergeschikt is aan het geheel, uit de boot valt in een poging een gemeenschap te vormen – “het allerbelangrijkste wat je als mens kan doen, en dat waar ik als schrijver, geheel op mezelf gericht, in faal.” En dat botst op het voorgevormde, het vastgeroeste, het behoudende dat bij “mensen uit de hoek van Thierry Baudet (oprichter en leider van Forum voor Democratie, red.) en consorten” leeft, wier bedreigingen Aafke Romeijn eerder dit jaar noopten om haar Twitter-account uit de ether te halen.

1764 Aafke-Romeyn3

| Aafke Romeijn: “Ik besta heel erg in de paradox tussen lichtheid en zwaarte, tussen dansen en huilen.”

“Ik heb me vaak afgevraagd wat mij zo bedreigend maakt? (Lacht) Ik heb het idee dat ik iets belichaam waar die vooral witte mannen van boven de 45 – want dat is waar de meeste bedreigingen vandaan kwamen – aanstoot aan nemen. Ik denk dat ze het gevoel hebben dat ze leven in een tijdsgewricht waarin hen dingen worden ontnomen, waarin ze alleen maar bezig zijn met inleveren, terwijl ze zijn opgegroeid in een tijd waarin alles heel vanzelfsprekend in hun schoot kwam vallen. Ze zijn bang dat hen een ruimte wordt afgenomen, door vrouwen, door mensen van kleur, door andere minderheden die hun stem willen verheffen. En ze zijn vooral bang op het moment dat ze zien dat de ander daar geen zin in heeft, dat hun meest extreme tactieken falen.”

“Ik heb op een bepaald moment ingezien wat de kost voor mij was. Dat is geen angst, niet het idee dat ik nu maar mijn mond moet houden, maar tijd. Ik heb geen zin om elke week een ochtend op een politiebureau te zitten. Ik wil muziek maken, boeken schrijven, en mijn tijd daarvoor is beperkt. Ik heb het hart op de tong. Of ik daar ooit mee heb gestreden? Man, voortdurend. Maar met het ouder worden, geoefender, merk ik dat mijn mes scherper wordt en minder bot. Door het voortdurende slijpen kan je veel preciezer snijden en schade aanrichten.” De gaten in het wegdek lonken, vanaf hier kan het alleen maar beter worden.

AAFKE ROMEIJN
Concert:
Boterhammen in de Stad: 26/8, 12.30, www.abconcerts.be
Boek: 7B verschijnt bij De Arbeiderspers op 31/8

Lees ook

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni