Zeker sinds de val van Leopold II was Arno de meest vocale ambassadeur geworden van Brussels kleine zusje Oostende, en van alles wat zich daar aan rock-’n-roll heeft voorgedaan. Van repeteren in een kelder aan de Koninklijke Gaanderijen tot het prepareren van de perfecte garnaalkroket.
| Arno, badend in het melancholische licht van een van zijn favoriete schilders, Oostendenaar Léon Spilliaert.
Speciaal voor wie niet graag naar de zee kijkt, hebben ze in Oostende heel wat blinde muren voorzien van muurschilderingen. Zo prijkt op de zijkant van het modernistische stadhuis sinds twee jaar een portret van Arno, geschilderd door de Britse street artist Helen Bur, die zich baseerde op een foto van Arno’s maatje Danny Willems. Veel zichtbaarder worden de eerbetonen niet. Zelfs al kreeg Arno in 2007 van het Filmfestival Oostende ook al zo’n omhooggevallen ster op de ‘Walk of Fame’ die de dijk voor de Venetiaanse Gaanderijen op knullige wijze verkitscht.
Op datzelfde filmfestival flaneerde Le Plus Sollicité onlangs nog naar de uitreiking van zijn Lifetime Achievement Award, door een erehaag van Oostendenaars die hij met een verwijzing naar ‘Putain Poetin’ trakteerde op zijn bekendste slogan, die eraan herinnert dat wij allemaal Europeanen zijn.
Eerder had Arno ook al muzikaal afscheid genomen van zijn stadsgenoten met een concert in het Kursaal. En voetbalclub KV Oostende, waar ‘O la la la’ zelfs bij een totaal gebrek aan indrukwekkend voetbal tot het vaste repertoire stadionhymnes behoort, bracht nog een eerbetoon aan Arno voor het een pak slaag kreeg van Club Brugge. “Kromme beentjes” – zoals Josse De Pauw Arno in zijn recente carrièreoverzicht In open veld noemt – stond dan misschien niet meteen meer bekend om zijn zware linker, in zijn jonge jaren voetbalde hij wel degelijk, zelfs even bij de jeugd van voorloper AS Oostende.
Het ereburgerschap van O. had Arno al sinds 2003 op zak. Hij kwam het pas in 2018, vijftien jaar later, officieel ophalen. Misschien had hij zich overslapen. Dat heeft hij er toen niet bij gezegd
Het ereburgerschap van O., ten slotte, had Arno ook al een tijdje op zak. Dat was in 2003 al geregeld door de toenmalige Open Vld-oppositie en de toenmalige SP.A-meerderheid, in een zeldzame vlaag van eensgezindheid. Ook al kwam Arno dat ereburgerschap pas in 2018, vijftien jaar later, officieel ophalen. Misschien had hij zich overslapen. Dat heeft hij er toen niet bij gezegd.
Door al die eerbetuigingen en titels zou je je kunnen afvragen hoe de toch al wat verlepte Koningin der Badsteden zou hebben gereageerd als ze al die jaren niet op haar charmante chouchou had kunnen rekenen. Er zijn heel veel redenen te verzinnen om Oostende de eretitel Brussel-Aan-Zee toe te kennen, en tal van influencers staan met één been in de zee en met het ander in de Zenne, maar zeker sinds de val van Leopold II was vooral Arno de vocale ambassadeur van beide morsige cultuursteden, waar de aangespoelde bewoners de autochtonen ruim in aantal overtreffen.
LE TEMPS OÙ OSTENDE OSTENDAIT
Arnold Hintjens werd in 1949 in Oostende geboren als zoon van de werkmens Maurice Hintjens en Lucrèce ‘Lulu’ van den Kieboom, die helaas al op haar 44e, toen Arno 24 was, aan kanker overleed. Door het sociale engagement van zijn vader zou ook Arno later links dragen, terwijl de artistieke aspiraties langs de kant van zijn moeders familie kunnen hebben bijgedragen aan de muzikale roeping van de jonge Arnold. Zijn knieën knikten nog van het voetballen en zijn ogen pikten nog van het zwemmen toen hij in 1963 in de hotelschool van Oostende van de leraar Nederlands en zedenleer Hubert Decleer ‘Rocky mountain’ van Sonny Terry & Brownie McGhee te horen kreeg in de klas, en vervelde tot Arno. Paul ‘Couter’ Decoutere gaf vervolgens het definitieve zetje. Die Zeebruggenaar hield in Oostende de kledingwinkel Tuf Tuf Club open, waar beide langharigen wat hippe stukken uitwisselden en een gitaar en mondharmonica onder elkaar verdeelden. Ze vormden eerst het groepje Freckleface – trotse winnaar van het negende muziekfestival van Westende in 1972 – en daarna Tjens Couter.
Naarmate de renommee van Arno ook de naburige buitenlanden bereikte, werd Arno ‘de Vlaamse Europeaan uit Oostende die in Brussel woonde’
C’était au temps où Ostende Ostendait, en Arno en zijn vriendinnetje Sonja Vanhee het multiculturele nachtleven in de Langestraat en omgeving fêteerden, Oostends-Frans en Oostends-Engels praatten tegen inheemse zeebonken en voortijdig gestrande uitheemse gelukzoekers, of zelf de boot namen naar Engeland om ginder hier nog ongehoorde platen in te slaan. Enfin, u kent dat soort romantische verhalen uit tijden die nooit ofte nimmer zullen terugkeren.
Zo had je in de jaren 1960 nog het kunstenaarscafé La Chèvre Folle aan de Sint-Pauluskerk, waar Hugo Claus kwam, waar Arno op zijn zestiende zijn eerste joint rookte, en waar hij ook Roland Van Campenhout ontmoette. Later was er vooral de club The Groove, waar The Moody Blues en The Animals speelden. Arno repeteerde met Freckleface in een kelder aan de Koninklijke Gaanderijen, presenteerde Plat du jour van Tjens Couter in de Versailles op de Zeedijk, en experimenteerde in 1980 met het prille T.C. Matic in de Francisco Ferrer Club in de Wellingtonstraat (waarna bluesman Decoutere bedankte voor de aanrollende new wave en zo de weg vrijmaakte voor latere compagnons de route als Serge Feys en Jean-Marie Aerts). Een belangrijke figuur in die tijd was de uitbater van The Groove en de Versailles, Freddy Cousaert. Die herbergier, dj en concertorganisator legde de link met Marvin Gaye, door Arno te engageren als keukenhulp in het Mercure Hotel, waar Cousaert in 1981 de herbronnende Amerikaan opving.
FAN VAN SPILLIAERT, ALLERGISCH AAN GARNALEN
Naarmate de renommee van Arno ook de naburige buitenlanden bereikte, werd Arno ‘de Vlaamse Europeaan uit Oostende die in Brussel woonde’. Zoals een van zijn vele Brusselse kompanen, Marc Didden, ooit zei: “Door die zee is Oostende eigenlijk maar een halve stad. Je valt er de hele tijd in het water als je een straat uitwandelt.” De cafés die beter werden van Arno’s uitstekende neus voor het nachtleven bevonden zich sindsdien vooral in de bescheiden zeikstraal die van de Archiduc in de Dansaertstraat tot aan café Au Daringman en de Ancienne Belgique reikt.
Toch bleef hij pendelen. In 2009 was hij samen met artistiek leider van de KVS Jan Goossens de centrale gast op Theater Aan Zee, dat ook graag die gemene delers tussen hoofd- en badstad in de verf zet. Toen Josse De Pauw er in 2011 een deel van het programma samenstelde, maakte Danny Willems zelfs nog eens een Oostendse remake van de iconische foto van Arno, Didden, De Pauw, Jan Decorte en Dominique Deruddere in café Le Coq, maar dan in het wat burgerlijkere interieur van Brasserie du Parc.
Van het nachtleven in en om de Langestraat blijft dan ook niet zoveel meer over. Arno moest zich daar de laatste jaren behelpen met een kroegentocht heen en weer tussen de tegenover elkaar gelegen muziekcafés Manuscript en Lafayette. Al is dat uiteindelijk genoeg om nog even de illusie te koesteren dat alles bij het oude is gebleven. Zeker als ze er Arno’s recente ‘Oostende bonsoir’ opleggen: “Tu me promènes, Oostende / Comme tous les soirs / De bière en bière / Et d’histoire en histoire.” Of de Leo Ferré-cover ‘Comme à Ostende’ van Arno à la française uit 1995: “Je suis parti vers ma destinée / Mais voilà qu’une odeur de bière / De frites et de moules marinières / M’attire dans un estaminet.”
Les filles et les garçons du bord de mer blijven nu verweesd achter in het melancholische licht van Léon Spilliaert dat Arno bezingt in ‘Oostende bonsoir’
Als het iets folkloristischer mag, dan verwijzen we graag naar de recente hommage ‘Ensor mon mentor’, of naar de videoclip (met ondertitels op dylaneske kartonnen bordjes) bij ‘Oostensche mokke’. Daarna kan je voor een humoristische uitsmijter nog terecht bij de YouTube-hits met Arno’s legendarische bereidingen van gebakken tong (met Luk Alloo, aan de Muntschouwburg) en vooral van de garnaalkroketten, die net als Arno zelf officieel Oostends erfgoed zijn geworden. Die filmpjes tonen dat Arno’s periode aan de hotelschool niet het beoogde effect heeft gehad, tenzij dan dat ze hem bevestigde in zijn neiging om af te gaan op zijn gevoel. Als het gevoel goed zat, en de roux voor de croquettes de crevettes in de steelpan “de Brabançonne begon te zingen”, dan raakte Arno op dreef. Pure rock-’n-roll, zeker gezien Arno’s tragische allergie aan crevetten.
BONSOIR EN SANTÉ
Les filles et les garçons du bord de mer blijven nu verweesd achter in het melancholische licht van Léon Spilliaert dat Arno bezingt in ‘Oostende bonsoir’. Door het geschilderde portret van Arno is de wijzerplaat van de grote klok op de zijmuur van het Oostendse stadhuis deels onzichtbaar geworden. De uren tussen twee en zes zijn verduisterd. Het zijn de nachtelijke uren waarin Arno nu pintjes aan het drinken is met Paul, Marvin, Hubert, Lulu et les autres, in een hemelse replica die het midden houdt tussen The Groove en L’Archiduc. Santé.