Het open boek dat ze op haar debuutalbum Montbray is, wil Sylvie Kreusch ook in het echte leven zijn. Een werk van lange adem, beseft de zangeres wier muziek theatraal, suggestief en mysterieus genoemd wordt, tijdens een gesprek over lost, oprecht en vrij zijn.
SYLVIE KREUSCH?
Geboren in 1991 in Antwerpen
Won in 2013 met Soldier’s Heart – radiohit: ‘African fire’ – de StuBru-talentenjacht De Nieuwe Lichting
Sloot zich in 2016 aan bij Warhaus, het soloproject van haar toenmalige vriend Maarten Devoldere
Was model en maakte muziek voor o.a. Ann Demeulemeester, Olivier Theyskens, Prada en Victoria’s Secret
Bracht als opstapje naar haar albumdebuut de solo-ep’s Bada bing! Bada boom! (2019) en Wild love (2020) uit
In de lagere school schreef ze al in vriendschapsboekjes dat ze zangeres wilde worden. Ondanks de zangleerkrachten die het haar afraadden, heeft Sylvie Kreusch doorgezet, want er was maar één plan. Na initieel succes als zangeres van de indiepopband Soldier's Heart en een rol als tweede stem bij Warhaus, het soloproject van haar ex Maarten Devoldere (Balthazar), waren er al solosingles en -ep's verschenen. Met Montbray stapt ze definitief in de schijnwerpers. Het openhartige album over de emotionele turbulentie in het zog van haar break-up is tegelijk een vorm van zelfaffirmatie en het ultieme cadeau aan zichzelf. “Elke keer als ik opnieuw door een diep dal moet, kan ik het opleggen en weet ik dat ik er weer uit zal raken. Mensen blijven nu eenmaal in cirkeltjes draaien. Mijn single 'Walk walk' verscheen toen ik met nieuw liefdesverdriet zat. Het was alsof ik mijn oude ik raad hoorde geven aan mijn nieuwe.”
Terwijl ze een toefje honing in haar vers gezette kop deca mikt – “In Italië doen ze dat vaak, maar in België ben ik blijkbaar de enige” (lacht) – zegt ze dat ze lang heeft gedacht dat ze haar eerste soloalbum niet kon uitbrengen als ze al dertig was. “Eigenlijk wil je behoren tot de David Bowies van de wereld, die al vijf albums uit hebben op hun 25e. Als je dan ook Billie Eilish nog eens hoort passeren, denk je snel: hoe komt het toch dat die zo wijs is op een leeftijd waarop ik nog… ja, wat was ik toen aan het doen?”
Maar Montbray – naar het Normandische dorpje waar de wieg van het album stond – had ze nooit kunnen maken op haar 25e. “Toen liet ik me nog te veel beïnvloeden door anderen, wilde ik vooral tonen dat ik een sterke vrouw was, terwijl ik niet besefte dat je dat pas kan zijn als je helemaal oprecht bent.” De link met een liefdesrelatie, waarin je jezelf kan verliezen als je je te veel laat sturen, legt ze vervolgens zelf. “Pas na mijn breuk met Maarten, toen ik opnieuw alleen was, heb ik mezelf teruggevonden. Was ik toen niet single geweest, dan had ik misschien niet zulke sterke, eerlijke teksten kunnen schrijven.”
De drang om op een podium te staan zat er bij je in van kleins af aan. Waar komt die vandaan?
Sylvie Kreusch: Ik heb een podium nodig als uitlaatklep. Voor mij is het de plek bij uitstek waar ik niet beoordeeld word. Mensen hebben een kaartje gekocht om mij te zien. Dan is het niet meer gênant om vrij en trots mezelf te zijn. In mijn teksten neem ik geen blad voor de mond, omdat ik die directheid en eerlijkheid mis in mijn karakter. Eigenlijk wil ik meer de persoon zijn die ik op het podium en in mijn muziek al ben. Maar in mijn echte leven loop ik dus wat achter op mijn leven on stage.
Het is grappig om nu overal in mijn eigen interviews te moeten lezen dat mijn plaat een soort therapie was die me de kosten van een psycholoog heeft bespaard. Tegenwoordig ga ik wél naar een therapeut en is die quote oud nieuws. Zo zie je hoe snel en hard je als mens kan groeien in een paar maanden tijd. Nu vind ik het vooral sterk van mezelf dat ik eindelijk kan toegeven dat ik ook maar een mens ben, en die stap eindelijk maar eens moest zetten.
Hoe loste je het gebrek aan podium op als kind?
Kreusch: Door mijn eigen plekje te creëren. De muren van mijn slaapkamer waren volgeklad met quotes uit liedjesteksten, van Britney Spears, Christina Aguilera, Feist… “The saddest part of a broken heart isn't the ending so much as the start” (uit Feists 'Let it die') stond toen al op mijn muur. Zo kon ik belangrijke dingen uit mijn leven, zoals de dood van mijn hond, een symbolisch plaatsje geven. Naast die wereld vol lyrics aan de muur was er de spiegel. Daar stond ik altijd voor te zingen en kon ik wegdromen… tot mijn moeder of mijn broer plots binnenstapten en ik me betrapt en gegeneerd voelde. (Lacht) Als er vriendjes kwamen spelen, waren we boven toneeltjes aan het voorbereiden, en toen we in het derde leerjaar bij een nieuwe leraar muzieklessen konden volgen, mocht ik aan het einde van het schooljaar een solo geven in deSingel. Mijn moeder was overdonderd.
Maar niet iedereen bleek overtuigd van je zangkwaliteiten, zo ondervond je later in het middelbaar?
Kreusch: Klopt, ik was geen goeie student en raakte mega lost. Aan de kunstschool werd me gezegd dat dit allemaal niets voor mij was. De zangleerkrachten buisden me. Ik wist ook wel dat ik geen klassieke stem had, maar toen kwam dat heel hard binnen. Ik had maar één plan: zangeres worden. Als tegenreactie werd ik superluid. Ik begon te spijbelen, keihard te feesten en superveel drugs te nemen. Paradoxaal genoeg waren het mijn klasgenoten die, in tegenstelling tot de leerkrachten, wel iets in mij zagen. Door een bandje te beginnen, eerst Fell Floor Fiction, daarna Soldier's Heart, kreeg ik niet alleen mensen rond me die in me geloofden, maar ineens ook een doel – meedoen aan Kunstbende, aan Humo's Rock Rally, enzovoort – en een publiek.
Het heeft tot mijn 25e geduurd voor ik me uit de positie van volger kon bevrijden en echt de controle kon nemen over een song
Daarna heb je het moeilijk gehad om je te bevrijden van het juk van frontgezicht en muze, zonder dat je muzikaal veel in de pap te brokken had. Ook dat leidde ertoe dat je pas op je dertigste je albumdebuut kan maken als soloartieste.
Kreusch: Ik kreeg vaak te horen dat ik er heel goed uitzag en supergoed 'pakte' op een podium, wat achteraf bekeken nogal oppervlakkig was. Maar als je dat vaak naar je hoofd geslingerd krijgt, dan ga je je schikken in die rol. Ik schreef wel mee aan nummers, maar het heeft tot mijn 25e en het stopzetten van Soldier's Heart geduurd voor ik me uit die positie van volger kon bevrijden en echt de controle kon nemen over een song. Maar eigenlijk kan je dat de jongens van de band niet verwijten. De tijdgeest is de voorbije jaren heel erg veranderd. Vroeger belden managers me ook voor allerhande projecten. Dan werd ik in een studio gezet met oudere muzikanten. Ik herinner me onder meer de synthspeler van The Horrors, wat ik toen megazot vond, maar eigenlijk is zoiets nooit een goed idee, want je gaat jezelf zo hard laten doen.
Pas sinds mijn soloproject durf ik neen te zeggen op zulke voorstellen. In Warhaus stapte ik omdat ik Maarten een van de zotste songschrijvers van België vond – nog steeds trouwens. In het begin was het een eer om achter hem te staan, maar uiteindelijk werd de spanning tussen ons te groot, wat logisch is met twee ego's op hetzelfde podium. Maarten wilde zijn lief weleens vooraan zetten, maar ook weer niet zelf in de schaduw belanden.
Op Montbray beschrijf je je breuk met Maarten vanuit alle helse emoties die je in het zog ervan doormaakte. Had je daarbij artistieke voorbeelden?
Kreusch: Sowieso. De eerste dagen na de break-up ging ik alleen naar buiten met mijn kap over mijn hoofd en mijn zonnebril op, terwijl ik luisterde naar de meest dramatische break-upsongs. Die vormden waarschijnlijk de bodem van inspiratie voor mijn eigen songs. Het waren vooral Franse liedjes, zoals 'Message personnel' van Françoise Hardy. Of ken je die livevideo van Mireille Mathieu waarin ze heel hard aan het wenen is? Haar cover van 'The winner takes it all' van Abba ('Bravo, tu as gagné') komt in het Frans zoveel harder binnen. Ook Jessica Pratt was een favoriet, en natuurlijk Lykke Li, voor mij nog steeds de koningin van het gebroken hart.
Je noemt haar break-upplaat I never learn een mijlpaal, omdat ze zo schaamteloos eerlijk was.
Kreusch: Ja. Ik heb haar één keer ontmoet, op een afterparty van Valentino. Precies omdat ze zo eerlijk is in haar teksten had ik het gevoel dat ik haar al kende, snap je? Ik betrapte mezelf erop dat ik haar zag als een soulmate met wie ik een zot gesprek zou kunnen voeren. Maar dat is er dus niet echt van gekomen, want ze straalde heel erg uit dat ze met niemand wilde praten. Ik voelde mij ineens de extraverte. Maar het blijft chic hoe eerlijk ze kan zijn in haar muziek. Op die manier zal je publiek zich ook sneller herkennen in je muziek. Daarom zal ik in mijn teksten weleens bewust overdrijven, maar het blijft altijd wel mijn eigen verhaal. Ik verzin niets.
Al je teksten blijven inderdaad heel dicht bij jezelf. Alleen in 'Girls', een song over sisterhood, lijkt een meer universele aanklacht te zitten: “And if you ever try / To hurt my sister / You better run man / Run as fast as you can.”
Kreusch: Een van mijn beste vriendinnen werd ooit geghost. Het leek een teken van vriendschap om die gast een bericht te sturen met de boodschap dat hij een laffe hond was. Omdat ik met hem bevriend was, dacht ik dat ik dat wel zo kon zeggen, maar achteraf had ik me er natuurlijk beter buiten gehouden. Om maar te zeggen dat je dat moeder- of zusterinstinct soms niet kan tegenhouden. 'Girls' is mijn vriendschapslied. De strofes schreef ik in Montbray nadat ik er met vrienden bij vollemaan aan het vuur briefjes had zitten schrijven met wensen erop.
Verrassend genoeg staat op Montbray met 'Walk walk' ook “het meest positieve nummer dat je ooit schreef.” Hoeveel zegt het over de menselijke soort dat dat nummer over een hond gaat?
Kreusch: (Lacht) Veel. Kratje is op het perfecte moment in mijn leven gekomen. Hij had acht jaar in een Pools asiel gezeten, ik vijf jaar in een turbulente relatie. We hadden allebei onze trauma's te verwerken en hebben door de meest simpele dingen samen te doen veel geleerd van elkaar. Iedereen is altijd maar op zoek naar het ultieme geluk, maar die hond deed me inzien dat mijn geluk gewoon vlak voor me lag. Ik moest alleen de vrijheid vinden om het op te rapen. Los daarvan heb ik natuurlijk een vrij ijdele job, waarin ik de hele tijd met mezelf moet bezig zijn, en kan ik er, als ik niet moet werken, heel erg van genieten om een ander wezen gelukkig te maken.
Tien jaar geleden zei je al: ik zou graag kunnen leven van mijn muziek, maar hoef niet beroemd te worden.
Kreusch: Zo denk ik er nog steeds over. Op een feestje complimenten krijgen over je plaat is zalig. Maar foto's nemen en handtekeningen vragen heb ik altijd raar gevonden. Ik zou het ook niet aankunnen om overal herkend te worden. Ik heb gewoon te veel slechte dagen waarin ik me arrogant zou gedragen. Gelukkig lijken mensen die mijn muziek goed vinden niet zo opdringerig. Hoeveel geluk ik daarmee heb, merk ik als ik op café zit met Max Colombie (van Oscar and the Wolf, red.). Hij wordt continu aangesproken – de prijs die je betaalt voor uitverkochte arena's.
SYLVIE KREUSCH
Montbray is uit via Sony Music.
Concert: 27/11, 19.00, Volta, volta.brussels
Lees meer over: Muziek , sylvie kreusch , Montbray