Lize Spit 2

'Het Smelt': Brusselse Lize Spit schrijft toproman

Michaël Bellon
© Agenda Magazine
20/01/2016

We hebben in deze krant regelmatig aandacht voor jong schrijftalent, en nu moet u zeker de oren spitsen. Dit weekend werd in De Markten ‘Het Smelt’ voorgesteld - de eerste roman van Lize Spit. De Brusselse, die eerder studeerde aan het Ritcs, schreef daarmee een van de lijvigste, maar ook een van de mooiste en grimmigste debuten in vele jaren.

E r bestond al een tijdje enig rumoer rond Lize Spit (27). Haar schrijftalent werd al een eerste keer bevestigd toen ze van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) steun kreeg om een scenario van een langspeelfilm te schrijven. En na haar overwinning in de schrijfwedstrijd Write Now! had Spit de uitgeverijen voor haar romandebuut voor het uitkiezen. Uiteindelijk ging ze in zee met de gloednieuwe uitgeverij Das Mag van het Nederlandse tijdschrift Das Magazin, waarin ze al een aantal teksten had gepubliceerd.

“Ik wilde altijd al schrijver worden,” vertelt Spit ons in café La Ruche aan het Zuidstation, waar ze niet ver vandaan woont. “Als kind hield ik een dagboek bij, en al noteerde ik vooral wat we thuis aten, hier en daar gaf ik ook aan hoe belangrijk dat schrijven voor me was. Op een dag in 1999 staat er bijvoorbeeld ‘we moesten in de klas een limerick schrijven en juf Martine moest huilen toen ik de mijne voorlas.’ Ik weet nog dat ik daar dagenlang een warm gevoel aan overhield: ik kreeg bevestiging voor iets waar ik in wilde uitblinken. Het was toen dat ik begon te observeren in functie van wat ik er over zou kunnen schrijven.”

Hoe ouder ze werd, hoe serieuzer de ambitie. “Ik wilde per se debuteren voor ik twintig was, maar uiteindelijk heeft het me veel langer gekost. Het schrijven van mijn debuut zelf nam niet het meeste tijd in beslag, wel het twijfelen, de overtuiging vinden dat ik ertoe in staat was. In de tussentijd heb ik kortverhalen en poëzie geschreven om mijn eigen stem te vinden. Ik heb ook alle tijd genomen om uit te vissen bij welke uitgeverij ik me als auteur het meest thuis voelde. ‘Ja’ zeggen tegen de wilde plannen van Daniël van der Meer van Das Magazin, was ‘ja’ zeggen tegen een uitgeverij die eigenlijk nog niet bestond. Maar dat vond ik juist een aantrekkelijk idee: ik wist dat ze, net als ik, alles op het spel zouden zetten om het te doen slagen.”

Paste je opleiding aan het Ritcs ook in de schrijversdroom?
Lize Spit: “Eigenlijk bestond de schrijfopleiding uit twee algemene jaren ‘audiovisuele kunsten’ en dan twee specialisatiejaren scenario schrijven. Ik wilde het liefst gewoon schrijven. Tijdens het ingangsexamen kon ik de docenten niet vertellen wat pellicule was, toch werd ik toegelaten. Ik leerde de ambacht van het scenario schrijven ook waarderen: het is een kwestie de techniek onder de knie te krijgen en beeldend te denken. Ik haal meer inspiratie uit films dan uit boeken, en heb er veel geleerd over structuur, plot en personages.”
“Vlak nadat ik afstudeerde kreeg ik steun van het VAF om onder begeleiding een scenario te schrijven. Maar het script begon al snel te interfereren met het idee voor mijn roman. Ik voelde me gevangen in de strakke scenario-vorm. Het schrijven van proza was een verademing omdat het me een rechtstreekse band gaf met de lezer. Wat je schrijft – exact die woorden – worden gelezen. Die nabijheid vind ik waardevol.”

Welke ideeën had je vooraf over je debuut?
Spit: “Ik wilde eigenlijk geen coming-of-age-roman schrijven. Dat suggereert toch altijd iets van navelstaarderij. En misschien vreesde ik ook dat het dan weer zo’n typisch debuut, zou worden waarvan ze zeggen: ‘we zullen na haar volgend boek wel zien of ze echt ergens toe in staat is’. Uiteindelijk is het toch een boek over volwassenwording geworden. Maar dat is kennelijk precies wat schrijvers doen in hun eerste boek: afrekenen met iets, in het bijzonder met zichzelf.”

Het is ook een dik boek. Weinig debuten halen 470 bladzijden.
Spit: “Een verhaal bepaalt zelf hoe lang het wordt, hoeveel ruimte het nodig heeft om geloofwaardig verteld te worden. Ik wilde onderzoeken hoe een veilige vriendschap grimmiger wordt naarmate de drie vrienden ouder worden, omdat de drift tussen hen komt te staan. Eerst ging het om drie jongens, maar uiteindelijk ben ik helemaal opnieuw begonnen omdat ik het interessanter vond om één meisje tegenover twee jongens te zetten. Daar zijn dan nog andere verhaalelementen bij gekomen die het geheel deden kloppen en nog beklemmender maakten.”

Waren de vervagende sekserol en rol die seks speelt dingen waarover je graag wilde schrijven?
Spit: “Ik was zelf een jongensachtig type dat het liefst van al in het slijk rolde, en zo voel ik me nog steeds. Er zit veel seks in het boek, maar nooit op een Flair-achtige manier. Er is geen enkele scène waarmee ik de lezer wil opwinden. Integendeel: de intimiteit is steeds bruut, wrang en bezit een dubbel kantje.”

Hoewel er ook veel humor in je boek zit, wordt het verhaal ook bijna ondraaglijk triest.
Spit: “Ik was een lief kind, maar hield stiekem het meest van de donkere sprookjes van Grimm, die met de afgehakte hoofden. Iedereen heeft een donker kantje. Zo loopt Eva achter haar vader de trap af en denkt: ‘één duwtje en hij is er vanaf.’ Door te schrijven wil ik die donkere kantjes onderzoeken. Bloed vind ik interessanter dan tranen.”

Ik kan me voorstellen dat mensen hengelen naar het autobiografisch gehalte van ‘Het smelt’.
Spit: “Als ik schrijf voel ik nooit schaamte. Alles staat in functie van een goed verhaal. Als het verhaal dan klaar is, denk ik wel eens: ’Ben ik niet te ver gegaan? Waarom gebruik ik het verdriet en de geheimen van anderen om zelf met de pluimen te gaan lopen?’ Maar ik ga in interviews niet in op het al dan niet autobiografische karakter van de roman. Een autobiografische roman bestaat volgens mij niet. Schrijvers kijken altijd door een vizier, zoeken tragiek, maken uitvergrotingen, dat maakt hen hoogst onbetrouwbaar.”

Je boek dwingt de lezer tot een kalm tempo, omdat het op elke pagina beelden oproept: details en rake observaties die nog eens worden verlevendigd door de taal.
Spit: “Hopelijk ligt daar een groot stuk van de waarde van het boek. Ik las deze week How Fiction Works van James Wood en hij schrijft: ‘Literatuur zorgt ervoor dat we het leven beter opmerken.’ Dat vind ik een mooie insteek. Er zitten in mijn roman geen grootste opvattingen over het leven of de literatuur - in die zin is het misschien weinig ambitieus. Maar ik heb wel geprobeerd met details iets groters te vertellen.”

Ik las wel ook dat je er zelf een moordend werktempo op na houdt, met weinig tijd voor slaap.
Spit: “Ik heb dit boek in een jaar opgeschreven. Ik ben nogal perfectionistisch, dus ik kan niet hele lappen tekst schrijven en die aan de kant leggen zonder al meteen te beginnen bijschaven. Ik schreef van tien tot vijf, en rond negen uur ‘s avonds begon ik nog eens aan een avondsessie tot vier uur ‘s nachts. Ik ben tegelijk een avondmens en een ochtendmens, dus ik sliep gewoon heel weinig. Ik nam zo weinig mogelijk pauzes, want zodra ik afstand nam, begon ik te twijfelen. De vermoeidheid en de waanzin zijn nodig om jezelf er van te overtuigen dat het zin heeft wat je doet. Nu is mijn wilskracht wel opgebruikt voor een tijdje, mijn lichaam moet er even van bekomen.”

Brussel komt voor in je boek, maar ‘Het smelt’ is een dorpsroman en geen stadsroman. Kunnen we die nog van je verwachten?
Spit: “Ik heb lang getwijfeld om er meer Brussel in te verwerken, maar uiteindelijk wilde ik dat voor een volgend boek bewaren. Brussel is een moeilijke stad om over te schrijven omdat je snel in clichés vervalt. Een dorp is een dankbare setting voor een debuutroman. Een van de slagzinnen van het boek is: ‘om in dit dorp iemand noemenswaardig te worden, moet je iets noemenswaardig over een ander te vertellen hebben’. In Brussel geldt het tegengestelde, hier heerst anonimiteit.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni