Het Kunstenfestivaldesarts begint aan een nieuw hoofdstuk. Nadat stichtend directeur Frie Leysen en haar opvolger Christophe Slagmuylder 24 edities onder elkaar hebben verdeeld, zwaait ook Slagmuylder nu af, en kiest het festival voor een nieuw model met drie directeurs. Een blik op vijfentwintig jaar evolutie in de internationale podiumkunsten en op een veranderende stad in een veranderende wereld.
| Frie Leysen en Christophe Slagmuylder: samen goed voor 25 jaar Kunstenfestivaldesarts.
Vorige week werd bekend dat het trio Sophie Alexandre, Daniel Blanga Gubbay en Dries Douibi het nieuwe artistieke team zullen vormen van het Kunstenfestivaldesarts (KFDA). Artistiek directeur Christophe Slagmuylder legde in de aanloop naar de 24ste editie zijn functie neer om aan de slag te gaan bij de Wiener Festwochen. Daar was zijn voorgangster Frie Leysen ooit ook nog even aan de slag. En als om hun gelijklopend parcours in de verf te zetten, kregen de twee afgelopen maandag tijdens de uitreikingen van de Prix de la Critique Théâtre-Danse-Cirque in Théâtre 140, de speciale Prix Bernadette Abraté, die grote persoonlijkheden in de podiumkunsten eert voor hun verdiensten en de uitstraling die ze de podiumkunsten bezorgen.
Is vragen naar hoogtepunten tijdens de afgelopen jaren onbegonnen werk?
Christophe Slagmuylder: Dat ligt inderdaad moeilijk, want zo’n festival draait natuurlijk niet om one shots. Het was een parcours van twaalf jaar waarbij we een generatie kunstenaars hebben begeleid - zowel internationale als Toshiki Okada, Bruno Beltrão, Milo Rau of El Conde de Torrefiel, als nationale zoals Kris Verdonck of Sarah Vanagt.
Belangrijk was ook onze nog toegenomen aanwezigheid in de stad, met de projecten in de publieke ruimte zoals die van Anna Rispoli. En er is de relatie met de culturele instellingen in Brussel, die we bijvoorbeeld hebben uitgebreid naar de beeldende kunsten.
"Als je voor artiesten kiest en niet voor producties, dan weet je dat je niet alleen meesterwerken kan tonen"
De pioniersjaren liggen inmiddels lang achter ons.
Frie Leysen: Toen ik in het begin van de jaren negentig naar Brussel kwam met het idee voor het KFDA was dat omdat het aanbod van hedendaagse podiumkunsten hier onder het minimum lag, omdat ik gechoqueerd was door de mentale muur die door Brussel liep, waardoor Nederlandstaligen en Franstaligen niets van elkaar wisten, en door het feit dat Brussel op dat ogenblik alleen nog maar economisch en politiek de hoofdstad van Europa was. Artistiek stelde Brussel niets voor en had het ook geen ambitie. Als je dan kijkt hoe de artiesten en de instellingen in Brussel nu boomen, dan is er geen vergelijking mogelijk, en dan is het duidelijk dat het festival vandaag een ander profiel en een andere missie heeft.
Opmerkelijk is dat het KFDA de afgelopen jaren partner was van zowel Wiels als Kanal, terwijl die twee centra voor hedendaagse kunst heel anders gepercipieerd worden. Ruikt Kanal als franchise van Centre Pompidou niet te veel naar stadsmarketing?
Leysen: Ik ben in ieder geval heel kwaad dat voor dat artistieke project niet is gekeken naar de knowhow die in Brussel aanwezig is. De komst van Pompidou is een vorm van culturele kolonisering en uitverkoop. Pompidou heeft al genoeg zonen en dochters, terwijl er in ons land meer dan voldoende capabele mensen te vinden zijn. Dat is geen chauvinisme. Ik vind dat het gewest hier voor een gemakkelijkheidsoplossing koos.
Slagmuylder: Ik wil toch op een constructieve manier bekijken of het artistieke project op termijn voldoet. Pompidou is niet niets. Het hangt ervan af hoe zij samenwerken met Brusselse partners, en als die uitgenodigd worden, vind ik dat we er iets van moeten proberen te maken. Het is waar dat de politiek, met name de PS een rol speelt in Kanal, maar ik heb het hier nog nooit meegemaakt dat alleen door een beslissing van het gewest, zonder inbreng van de gemeenschappen, zo snel iets is gerealiseerd dat er anders misschien nog lang niet van zou komen.
Uitzonderlijk aan het KFDA blijft dat het alle hoeken van de wereld probeert te verkennen, van Brazilië tot China.
Slagmuylder: Een kunstenaar behoort minder en minder tot één plek. Je zou ook een internationaal festival kunnen maken met alleen maar Brusselse kunstenaars. Dat plaatst het bicommunautaire verhaal van het KFDA ook in een bepaalde context. We hebben de officiële taalgemeenschappen in Brussel eerst samengebracht en daarna ook overstegen. De tweedeling Nederlandstalig-Franstalig is maar één aspect, waar ik trouwens steeds minder energie in moest steken.
Wat vroeger multicultureel heette, wil nu ook gedekoloniseerd zijn. Ook al willen jullie vermijden om deel uit te maken van een circuit van kunstenfestivals met een gesloten canon, we blijven witte Westerlingen die de wereld rondreizen om te selecteren wat we hier willen tonen, en kijken onvermijdelijk met onze bril.
Leysen: Uiteraard. En ook met onze dikke portemonnee. Wij hebben het geld en dat geeft een onevenwicht dat het moeilijk maakt om op gelijke voet met elkaar te praten. Je ziet ook dat sommige artiesten te flexibel zijn in een poging producties te maken die het Westen lust. Dat is meestal niet interessant en daarom is het goed tijd te nemen om een artiest in zijn evolutie te volgen. Om te begrijpen wat hij of zij doet, en ervoor te zorgen dat er van prostitutie geen sprake kan zijn.
Wat mensen met verschillende achtergronden verbindt, is de tijd waarin we leven. Dat is de gemeenschappelijke grond vanwaaruit ieder kan proberen elkaars positie en geschiedenis te begrijpen. Kunstenaars vertegenwoordigen ook nooit een cultuur of een natie. Het gaat om individuen met een eigen verhaal dat interessant moet zijn.
"Niet-Westerse kunstenaars weten dat ze hun eigen verhalen kunnen verliezen door het Westen te kopiëren"
Het is trouwens ook niet meer zo dat de hele wereld naar het Westen kijkt. Er zijn veel verschillende centra in de wereld en dat is een goede zaak. Artiesten in Azië weten ook heel goed dat ze hun eigen verhalen, geschiedenis en cultuur dreigen te verliezen door het Westen te kopiëren.
Slagmuylder: Belangrijk is dat het KFDA nooit wil spreken in de plaats van een kunstenaar. Ik heb ook nooit bepaalde thema’s naar voren geschoven. We creëren een platform om te horen wat de kunstenaars te vertellen hebben. Wat niet wegneemt dat er nooit meer dan tijdens de laatste twee edities van het festival discussies zijn gevoerd over toe-eigening en legitimiteit, over wie waarover mag en kan spreken. Moet je black zijn om het over blackness te hebben en gay om voor de lgbtq-gemeenschap te mogen spreken? Een goede discussie, ik hoop alleen dat we ons zo niet te veel in vakjes opsluiten.
En als het over geld gaat, verandert er ook een en ander. In Azië zit momenteel ook geld. Geld lijkt me dan ook meer een probleem dan het Westen. In de beeldende kunsten hebben stichtingen als die van Louis Vuitton of Lafayette meer middelen dan publieke instellingen, en dan bestaat het gevaar van een homogeen aanbod. Frie was destijds een van de eersten die in China rondreisden. Vandaag krijg ik de ene dag een uitnodiging voor een platform met Lets theater en kan ik de volgende dag naar Colombia. Het is een ongelooflijke markt geworden, waarop je steeds dezelfde curatoren dreigt tegen te komen. Gelukkig bestaat daarover genoeg bewustzijn en is er in de culturele sector volgens mij nog voldoende diversiteit en bereidheid om de platgetreden paden te verlaten.
Evoluties
Welke evoluties spelen nog binnen de podiumkunsten? Meer en meer collectieven verenigen verschillende kunstdisciplines in zich. Het klassieke patroon ‘opleiding-subsidieaanvraag-eerste stuk’ boet in voor een parcours dat artiesten voor zichzelf uitstippelen. Het concept van kunstencentra en kunstenaarswerkplaatsen blijft wel een typisch Belgisch fenomeen, maar ook elders treden kunstenaars meer en meer op als curator van hun eigen projecten in hun eigen ruimtes. Er worden ook steeds minder projecten voor de scène gemaakt. Kunstenaars organiseren party’s, doen iets met eten, bezetten de publieke ruimte en zijn zo automatisch meer aanwezig in de maatschappij. Het KFDA - dat geen eigen zaal heeft, en van in het begin koos voor experiment en een zeer hoog percentage nieuwe creaties in plaats van repertoire of eerder getoond werk - absorbeert die tendenzen goed, en hoeft er zich blijkbaar geen zorgen over te maken dat het publiek afhaakt als eens een experiment mislukt.
Slagmuylder beaamt: “Dat moet ik inderdaad vaak benadrukken. In Brussel komt het publiek vaak juist omdát we risicovol programmeren. Dat toont ook aan dat je het niet altijd gemakkelijk moet maken. Sommige mensen komen mij na een voorstelling zelfs zeggen: ‘Oh my god, dit was echt slecht, maar we begrijpen waarom je het geprogrammeerd hebt en volgend jaar komen we terug naar die artiest, want dan komt er misschien wel uit wat er nu alleen op papier interessant uitzag.’”
Leysen: Als je voor artiesten kiest en niet voor producties, dan weet je dat je niet alleen meesterwerken kan tonen.
En als de chemie met een lang gekoesterde kunstenaar toch wegvalt?
Slagmuylder: Sommige kunstenaars groeien organisch door, een enkele keer is het afscheid ook hard. Je hebt inderdaad cycli. Daarom is het goed om ook als intendant op tijd plaats te ruimen.
Kunnen jullie los van de kunsten een beetje trots zijn op Brussel als jullie in het buitenland komen?
Leysen: Ja. Het blijft een vuile en lelijke stad met een politiek bestuur om soms razend op te worden. Maar het is ook een weerbarstige stad met een echte vermenging van mensen en culturen. In Berlijn, dat pretendeert internationaal en kosmopolitisch te zijn, zie je bijvoorbeeld bijna geen mensen van kleur.
Slagmuylder: Parijs en Londen zijn natuurlijk fundamenteel multiculturele steden, maar daar is de leidende cultuur dan weer heel voelbaar. Wat betekent nondedju de Brusselse identiteit? Dat maakt dat mensen zich hier makkelijker thuis kunnen voelen dan in die steden.Maar qua bestuur en efficiëntie blijft er een enorm probleem. Er kan niets beslist worden zonder toelating van honderd verschillende overheden en zo blijft alles gewoon hangen.
Leysen: Het gebrek aan identitaire cultuurpolitiek van bovenaf maakt wel dat onkruid kan groeien en dat het KFDA is kunnen ontstaan. Iets wat in Frankrijk ongetwijfeld door een minister zou moeten zijn beslist. En dan zou daar nog altijd geen bewerking van Marcel Proust in het Nederlands kunnen staan.
Is het daarom dat jullie allebei na jullie respectievelijke leiding over het Kunsten zowel door Theater der Welt in Duitsland als door de Wiener Festwochen in Duitsland zijn gevraagd? Om eens goed aan de boom te gaan schudden?
Slagmuylder: Uiteindelijk heb ik gekozen voor de Wiener Festwochen, ondanks het feit dat Frie daar destijds nog op muren is gebotst. Je wordt er nog altijd geconfronteerd met stroeve samenwerking en vastgeroeste artistieke ideeën, maar Wenen is toch ook een interessante plek. Het is de poort naar landen als Hongarije, Polen en Turkije, en ook de politieke situatie in Oostenrijk zelf maakt dat men zich er bij de Festwochen van bewust is dat men niet meer in de negentiende eeuw leeft en zichzelf in vraag moet stellen. Daarom denk ik inderdaad dat men niet toevallig terechtkomt bij profielen met een parcours als het onze.
De leiding van het KFDA
- Frie Leysen werd in 1950 geboren in Hasselt en stichtte in 1980 het Antwerpse kunstencentrum dat ze leidde tot 1991. In 1994 verrijkte ze het Belgische podiumlandschap andermaal door samen met Guido Minne het KFDA op te richten, dat ze leidde tot 2006. Daarna begon een lange reis rond de wereld die haar als intendant of adviseur bracht naar Theater der Welt, de Berliner Festspiele en festivals tot in het Midden-Oosten en Korea toe. Leysen is barones, eredoctor aan de VUB, kreeg de prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Algemene culturele verdienste, en de Erasmusprijs.
- Christophe Slagmuylder werd in 1967 geboren in Brussel, studeerde kunstgeschiedenis aan de ULB, was docent aan La Cambre en verbonden aan verschillende Brusselse theaters en gezelschappen voor hij bij het KFDA adjunct-programmator werd van Frie Leysen, die hij in 2007 opvolgde als directeur. Hij bereidde de editie van 2019 nog voor en zwaaide dan af. Slagmuylder zou eerst Theater der Welt in Duitsland gaan leiden, maar ging uiteindelijk in op de aanbieding van de Wiener Festwochen.
- Vorige week liet het KFDA weten dat het afstapt van de formule met één artistiek leider. De opvolging van Slagmuylder wordt waargenomen door een complementair artistiek trio. Sophie Alexandre (Montignies-sur-Sambre 1975, eerder Brussel 2000, Stichting voor de Kunsten, KFDA, Réseau des Arts à Bruxelles en sinds 2017 adjunct-directeur KFDA) verzorgt het Brusselse netwerk. Daniel Blanga Gubbay (Milaan 1982, eerder Aleppo, LiveWorks, Arts & Choreography, KFDA) focust op het internationale profiel en de artistieke visie, en Dries Douibi (Sint-Niklaas, 1990, Bâtard Festival, Beursschouwburg) brengt zijn dramaturgische ervaring en kennis van de Brusselse scene en nieuwe generaties mee.
Aan het hoofd van de raad van bestuur volgen Bie Vancraeynest en Anne Hislaire Marion Hänsel en Geert Van Istendael op als voorzitters.
Lees meer over: Brussel , Podium , Kunstenfestivaldesarts , Frie Leysen , Christophe Slagmuylder
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.