Het Gewest denkt na over een soort ruilnetwerk waarop Brusselse ondernemingen onderling zaken kunnen doen zonder dat ze gebruik hoeven te maken van een conventionele munteenheid als de euro. In plaats van geld over te maken, zouden bedrijven krediet aankopen op een eigen platform. Ondernemingen zijn zo minder afhankelijk van banken of betalingen.
| Barbara Trachte (Ecolo), staatssecretaris voor Economische Transitie en Onderzoek in de Brusselse Hoofdstedelijke regering.
Staatssecretaris voor Economische Zaken Barbara Trachte (Ecolo) kende een subsidie van 200.000 euro toe aan de vzw Financité om samen met de ULB de haalbaarheid van zo’n platform te bestuderen. Het basisprincipe is dat Brusselse bedrijven, naast de euro, nog over een eigen monetaire eenheid beschikken om met elkaar te handelen. Nu betaalt een onderneming haar partners na de levering van een product of dienst in euro of dollar. Met het ruilnetwerk gebeurt de betaling meteen op basis van een krediet, waarvan de bedrijven betrokken in de transactie onderling de waarde vastleggen.
Nog niet helemaal duidelijk? Dan helpt het volgende voorbeeld misschien. Een schilder uit Jette en een fotograaf uit Elsene zijn aangesloten op het kredietplatform. Laat ons de gebruikte munteenheid in het Brussels netwerk de Bruxsels noemen. De fotograaf kan vragen om zijn studio volledig te herschilderen, zonder daarvoor ook maar één euro te moeten betalen. Wel wordt er op het platform 200 Bruxsels gedebiteerd, zoals onderling afgesproken. Het is nu aan de fotograaf om een dienst aan een ander bedrijf uit het netwerk te leveren om zo een balans in evenwicht te krijgen. De schilder kan dan weer met zijn 200 Bruxsels zaken doen bij andere bedrijven aangesloten op het platform.
Het kredietnetwerk kan de Brusselse B2B-markt extra veerkracht geven.
“Het is een systeem waarbij bedrijven niet verplicht zijn om zich tot bankkredieten te wenden. Je moet geen schatkist of grote spaarrekening hebben om je productiviteit omhoog te krijgen. Tegelijk kunnen bedrijven hun netwerk van klanten en leveranciers heel snel uitbreiden”, zegt staatssecretaris Trachte. “Op die manier geef je de Brusselse markt van business-to-business extra veerkracht. Het is bovendien de bedoeling dat alle bedrijven na een vooraf vastgelegde periode een rekening in evenwicht hebben.”
De Brusselse regering ziet nog een aantal voordelen in het kredietplatform. Het zou een boost betekenen voor de reële economie, die alles behalve de financiële sector omvat. De productie, distributie en handel van goederen kunnen met 3 tot 10 procent toenemen, aldus Trachte. Daarnaast maakt het bedrijven minder afhankelijk van bankkredieten en biedt het tegelijk een oplossing voor liquiditeitsproblemen. Tot slot treed je als onderneming toe tot een uniek Brussels netwerk, waarbij vertrouwen in het systeem, samenwerking tussen de deelnemers en solidariteit de sleutel zijn tot succes. Lokale economie en ethische ondernemen varen er dus automatisch wel bij.
Sardijns succesverhaal
De mosterd voor zo’n ruil- en kredietnetwerk haalt het Gewest uit Zwitserland en Sardinië. Vooral het Sardijnse succesverhaal doet de Brusselse regering dromen. Op het Italiaanse eiland richtten lokale ondernemingen na de bankencrisis van 2008 met de Sardex als munt een commercieel kredietnetwerk op. Terwijl de banken weigerden leningen te verstrekken aan kleine of middelgrote bedrijven, konden zelfstandigen hun activiteit nieuw leven inblazen dankzij het eigen betaalmiddel.
Volgens de universiteit van Firenze zouden deelnemende organisaties hun opbrengsten met 20 procent hebben zien stijgen. Op tien jaar tijd traden meer dan 10.000 bedrijven toe tot het Sardijnse netwerk, goed voor een zakencijfer dat in 2020 richting 100 miljoen euro ging. De Sardex blijkt met name de lokale economie te versterken, want het aandeel van verse, Sardijnse producten dat er verkocht werd, verdubbelde (van 18 naar 36 procent).
Het valt nog te bekijken of zo’n succesverhaal ook in de Belgische hoofdstad mogelijk is. De vzw Financité zal moeten nagaan of het Sardijnse model te vertalen valt naar de Brusselse context en of de bedrijven er überhaupt voordeel uit zouden halen. De studie gebeurt in zeven fases, gaande van een vergelijkende analyse met buitenlandse initiatieven over een doorlichting van de diversiteit van de Brusselse ondernemingen tot een juridische studie. Op het einde van 2021 moet het onderzoek klaar zijn, waarna er ook een pilootproject wordt opgestart.
Meer steun voor Zinne
Financité zal ook moeten bekijken hoe zo’n kredietnetwerk te rijmen valt met andere Brusselse mechanismen, zoals de Proxi-leningen en de Zinne. Trachte geeft aan die lokale munt verder te willen ondersteunen vanuit het Gewest. “Om te voorkomen dat houders van de Zinne met de munt bij geen enkele handelaar terechtkunnen, moeten we meer Zinnes in omloop brengen en het netwerk van organisaties dat ervan gebruik maakt, uitbreiden”, aldus de staatssecretaris.
Om dit moment zouden slechts 100.000 Zinnes in omloop zijn. “Maar de munt is pas gelanceerd in 2019. Door de economische impact van Covid-19 bestaat ze slechts één normaal jaar”, nuanceert Trachte. Het Gewest bekijkt nog op welke manier het de circulatie van de Zinne kan bevorderen. Er wordt bijvoorbeeld bekeken of de munt gedigitaliseerd kan worden, zodat de Brusselaar elektronisch of per smartphone kan betalen met de Zinne.
Lees meer over: Brussel , Economie , Barbara Trachte , Sardex , de zinne , kredietnetwerk , vzw Financité