Nu ook de laatste visgroothandel, Segers-Soetens, vertrokken is van de Vismarkt, is er amper nog iets dat het roemruchte vishandelsverleden van het plein eer aandoet. “Ze zouden beter een nieuwe naam bedenken, 'boboplein' misschien.”
De Vismarkt of Vismet is niet de officiële naam van het plein tussen de Baksteenkaai en de Brandhoutkaai. Maar in de volksmond wordt de plek sinds jaar en dag zo aangeduid omdat hier, op een van de gedempte dokken, eind negentiende eeuw een overdekte vismarkt gebouwd werd. Na de afbraak van de hal in 1955 werd het plein een parking, maar in de panden eromheen ging de groothandel in vis door. Nog jarenlang gonsde het van activiteit op het plein en was het 's nachts een chaos van bestel- en vrachtwagens die losten en laadden.
Segers-Soetens was de laatste die standhield. Vorige maand zegde het bedrijf de Baksteenkaai vaarwel, na ruim zes decennia. De belettering op de gevel is intussen al weggehaald en een nieuwe ondernemer – een jong cateringbedrijfje – is bezig de winkel opnieuw in te richten. De visgroothandel verhuisde naar een groter pand aan het kanaal in Anderlecht waar tot voor kort collega-visgroothandelaar Océan Marée zat, die moest sluiten. “Dat vrijgekomen gebouw was een buitenkans,” zegt Mathias Claeys, zaakvoerder van Segers-Soetens en telg uit een visgrossistengeslacht. “Ons familiebedrijf, Claeys Promaritimes, werd in 1962 opgericht. Oorspronkelijk zaten we op de plek waar nu chocolatier Sainte Catherine gevestigd is. In 1991 nam mijn vader Segers-Soetens over en verhuisden we naar hun pand op nummer 48-52, enkele huizen verder.”
“Bekende visrestaurants kopen hun vis tegenwoordig elders, bij een van de veelal Marokkaanse grossisten die goedkoper zijn”
Ook zij waren vooral 's nachts actief. Claeys: “Zo werkt de visgroothandel nu eenmaal. Tegen middernacht wordt de vis aangeleverd, vanaf de kust, maar ook vanuit Bretagne, Nederland en Noorwegen. In het atelier wordt de vis dan afgewogen, in kleinere porties verdeeld en gefileerd. Vervolgens gebeurt de distributie. We leveren aan viswinkels en visrestaurants in Brussel en in de rest van het land.”
Dat hij het bedrijf overgebracht heeft naar Anderlecht, heeft verschillende redenen. Het pand op de Baksteenkaai werd te klein en de nachtelijke aanvoer van de vis in de binnenstad werd steeds lastiger. Bovendien heeft de familie het gebouw een tijd geleden verkocht aan een West-Vlaamse projectontwikkelaar, die grootse plannen heeft. “Wat ook meespeelt: er is geen behoefte meer aan een visgroothandel op de Vismarkt,” zegt Claeys. “Bekende visrestaurants als Chez Jacques en Bij den Boer, die jarenlang klant waren bij ons, kopen hun vis tegenwoordig elders, bij een van de veelal Marokkaanse grossisten die goedkopere vis verkopen.” Claeys levert wel nog aan delicatessensupermarkt Rob en aan viswinkel Noordzee op het Katelijneplein. Dat zijn vandaag zijn grootste klanten. “Voor hen maakt het niet uit dat we nu in Anderlecht zitten.”
Klopt, zegt Véronique Aelbrecht van Noordzee. “Voor ons verandert er niets. We zijn vooral blij dat Segers nog in Brussel is gebleven, want veel visgroothandelaars zijn er niet meer. Wie wil vandaag dit metier nog uitoefenen? Hetzelfde met de viswinkels. Daar zijn er ook steeds minder van.”
Kind van de Vismarkt
Voor wie het vertrek van Segers-Soetens wel praktische consequenties heeft, is voor Marc Debaeremaecker, patron van La Péniche, het kleine café-restaurant op de Brandhoutkaai, recht tegenover Segers. Marcpéniche, zoals hij in de buurt ook genoemd wordt, zit buiten op zijn lege terras een sigaretje te roken, gekleed in de outfit van zijn motorclub. Het café is net weer opengegaan na twee weken sluiting. Een voor een worden de ingrediënten voor het middagmenu aangeleverd. Groenten, voorgesneden frieten, vis.
De vis komt van Segers/Promaritimes. Omdat Debaeremaecker een kalme middag verwacht, heeft hij maar vijf tongskes en zes kilo mosselen besteld. “Tot voor kort kon ik gewoon het plein oversteken als ik meer vis nodig had. Ik denk niet dat ze nu zullen langskomen voor drie extra sollekes,” zegt hij.
Debaeremaecker is een kind van de Vismarkt. Zijn wieg stond aan de overkant op de Baksteenkaai, in het intussen tot stijlvolle appartementen verbouwde pand naast Segers. “We woonden boven de Galerie aux Poissons, waar mijn ouders en grootmoeder een visgroothandel hadden, Anguilles Jeanne, gespecialiseerd in paling.” Ook de buren zaten in de visgroothandel. Debaeremaecker gaat het rijtje af. “Rechts van ons had je dus Segers, links, waar nu de Dishes Factory gevestigd is, zat haringgrossist Bisman. Op de volgende hoek had je La Zeelandaise, daarnaast de Zeebloem. Hier op de Brandhoutkaai zaten onder meer Aalvis, het palingbedrijf van de familie Van Gaever, Lobster Fish met zijn kreeften, en ook Crekillie.”
In sappig tweetalig Brussels beschrijft Debaeremaecker de sfeer op het plein in zijn kinderjaren. “Ik ben van 1964. De overdekte markt was dus al weg, maar er heerste hier een drukke bedrijvigheid, zeker 's avonds. De gasten begosten om tien uur met het aflossen van de camions. Dat gaf een hoop lawaai. De houten kisten met vis en ijs werden gewoon op de grond gesmeten. Daarna moest de vis gekuist worden. Tegen twee uur 's morgens kwamen de vishandelaars hun vis kiezen.”
Het hele plein en de omliggende gangetjes ademden vis. “Achter de winkels stonden de leefbakken voor de palingen die moesten ontmodderen, er waren ook bakken om de haring te ontzouten en in de kleine stroatjes hing vis te drogen. Stinken dat dat deed.”
De bekende visrestaurants – François, Rugbyman, Chez Jacques en Bij den Boer – waren in die dagen allemaal gewone staminees die koffie of een pint serveerden aan het nachtelijk werkvolk, gaat hij verder. “Tot het moment dat enkele vismarchands vroegen om de pladijs die ze hadden meegebracht in de pan te gooien.”
In 1987 opende Debaeremaecker, die eerst in de viszaak van zijn familie had gewerkt, zelf een staminee op de Brandhoutkaai, La Péniche. “Ook ik ging in het begin open om vier 's morgens voor koffie met ne pistolet. In de late voormiddag, als de visgrossisten klaar waren met hun werk, kwamen ze hier een aperitief drinken.”
De visgroothandel floreerde tot midden jaren negentig, vertelt Debaeremaecker. “Vanaf 1995 ging het langzaam achteruit. De Europese regels en andere normen werden steeds strenger. De groothandelaren trokken weg, sommigen naar de vroegmarkt, maar dat duurde daar niet lang.” Op den duur bleven alleen Crekillie, Lobster Fish en Segers nog over. Crekillie hield het in 2016 voor bekeken. De eigenaars waren moe en moesten te veel investeren om hun zaak te moderniseren. Lobster Fish besloot twee jaar later om alleen nog te werken vanuit de vestiging in West-Vlaanderen.
Om te blèten
Als gevolg van al die ontwikkelingen schoof het openingsuur van de Péniche in de loop der jaren alsmaar op. “Tegenwoordig ga ik pas tegen tien uur, halfelf open.”
Wat Debaeremaecker van de huidige sfeer op het plein vindt? “Triestig. Om te blèten,” zegt hij onomwonden, wijzend naar het plein dat er op deze regenochtend kaal bij ligt. “Geen volk en de mensen die er zijn, kennen elkaar niet meer. Er zijn hier veel nieuwe mensen komen wonen, mensen die overal tegen zijn, tegen de kerstmarkt, tegen jonge gasten die feestvieren, tegen auto's. Ge moet wel weten waar ge gaat wonen.” Zelf is hij jaren geleden al buiten de stad gaan wonen.
Intussen is buurtbewoner Lucas Catherine aangeschoven, tevreden dat zijn stamcafé weer open is. Catherine, die twee jaar geleden een boek uitbracht over de buik van Brussel, alias de Vismet, herinnert zich hoe er, toen hij vijftien jaar geleden in de wijk kwam wonen, 's ochtends rond halftwaalf altijd vier, vijf vishandelaren in de Péniche aan de aperitief zaten. “Dat bracht veel ambiance.”
Tegenwoordig valt er over vis niet veel meer te vertellen op het plein, zegt Catherine. “De vis, dat is gedaan. Jammer, want daarmee is veel van de charme verloren gegaan. Ze kunnen beter de naam van het plein veranderen, 'boboplein' misschien.”
Tot ontgoocheling van vele toeristen – sommigen hopen viskramen te zien – zijn er op het plein nog nauwelijks tekenen die herinneren aan het visverleden. De meeste opschriften van de visgroothandelaren zijn overgeschilderd, de vroegere palingbakken zijn afgebroken, Debaeremaeckers oude karikollenkar, die lang voor de Péniche geparkeerd stond, moest weg. De vishandel heeft plaatsgemaakt voor een yogastudio, biosupermarkt, vaatwerkwinkel, uitzendbureau en nieuwe horecagelegenheden die nog weinig met vis te maken hebben. “De stad heeft niet de juiste politiek gevoerd,” meent Catherine. “Ze heeft de maritieme identiteit van de buurt verloren laten gaan. Alle bedrijven en mensen die de herinnering aan de voormalige haven en vismarkt in stand hielden zijn verdwenen. Om het typische karakter van een buurt te bewaren moet er voldoende van de oude bedrijvigheid en bewoners overblijven, zoals in de Village in New York. Hier is niets meer.”
Schepen van economie Fabian Maingain: 'De link met de vis blijft'
Fabian Maingain (Défi), schepen van Economie van Brussel-Stad, is verbaasd te horen dat de laatste visgroothandelaar vertrokken is op de Vismarkt. Maar dat betekent volgens hem niet dat het oude visverleden van het plein weg is. “Het plein is nog steeds gelinkt met eten en met vis. Ik geef toe dat de horeca het overgenomen heeft van de vishandel. Maar het is normaal dat groothandels wegtrekken uit het hypercentrum van een stad. Logistiek is het te lastig voor hen. En er is nog wel degelijk handel, om de hoek, bij Noordzee. Tel daarbij alle visrestaurants.”
Voor Maingain blijft de wijk zijn oude karakter behouden. “De Stad wil die identiteit nog versterken. Er staan enkele projecten op stapel, maar daarover kan ik nu nog niets vertellen.”
Lees meer over: Brussel-Stad , Economie , Samenleving , Vismarkt , baksteenkaai , Brandhoutkaai , visgroothandel segers-soetens
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.