21 procent van de Brusselse kinderen lijdt onder materiële kinderarmoede. Dat is meer dan in Wallonië (17,3 procent) en Vlaanderen (8,5 procent). Dat blijkt uit een studie van LISER en KU Leuven, die op vraag van de Koning Boudewijnstichting werd uitgevoerd.
Materiële kinderarmoede het grootst in Brussel
Veel kinderen in ons land hebben het dagelijks moeilijk, zo blijkt uit de nieuwe studie uitgevoerd door Anne-Catherine Guiot (LISER) en Wim Van Lancker (KU Leuven), op vraag van de Koning Boudewijnstichting. Maar liefst 12,8 procent van de kinderen mist dagelijks minstens drie van de zeventien items die de EU beschouwt als essentieel, zoals gezonde voeding, een gezonde leefomgeving, een huishouden zonder schulden en toegang tot vrijetijdsactiviteiten. Met dat cijfer scoort België slecht in de Europese rangschikking.
Kinderarmoede is een grote maatschappelijke uitdaging met aanzienlijke gevolgen, niet enkel voor de kinderen en hun gezin, maar ook voor de hele samenleving. Om nieuwe invalshoeken voor analyse aan te dragen, publiceert de Koning Boudewijnstichting de resultaten van een nieuwe studie, gebaseerd op de recentste gegevens (van 2021). Deze thematiek zal ook centraal staan bij het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie in de eerste helft van 2024.
Sinds 2018 gebruiken EU-lidstaten, bovenop het inkomen van de ouders, een extra indicator om kinderarmoede te meten: de specifieke deprivatie van kinderen. Deze indicator meet de dagelijkse moeilijkheden van kinderen, die kunnen verschillen van die van hun ouders. Hij is gebaseerd op de toegang tot zeventien items die als essentieel worden beschouwd voor een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van elk kind dat opgroeit in Europa. Een kind wordt beschouwd als gedepriveerd als het minstens drie van deze zeventien items niet heeft.
21 procent
In België is 12,8 procent van de kinderen gedepriveerd, maar er zijn forse regionale verschillen: 21 procent in Brussel, 17,3 procent in Wallonië en 8,5 procent in Vlaanderen. Hoewel de deprivatie bij kinderen sinds 2014 aanzienlijk gedaald is in de hele EU, is de daling veel beperkter in België. Opvallend is dat bepaalde lidstaten met een lager welvaartspeil (zoals Slovenië, Estland of Kroatië) er beter in slagen om kinderen te beschermen tegen materiële deprivatie dan sommige meer welvarende landen, zoals België.
De studie legt een verband bloot tussen deprivatie en gezondheidsproblemen: een gedepriveerd kind loopt drie keer meer risico om niet gezond te zijn. Daarnaast worden kinderen op vlak van pre-scolaire opvang dubbel gestraft: ze worden minder vaak opgevangen in kinderopvanginitiatieven, maar evenmin door familieleden.
Voor het eerst brengt de studie het risico van deprivatie in kaart naargelang de gezinssamenstelling en in het bijzonder, voor kinderen van wie de ouders uit elkaar zijn - een kwart van de kinderen onder de zeventien. Twee derde van hen leeft hoofdzakelijk of uitsluitend bij hun moeder. Kinderen die opgroeien bij alleenstaande ouders lopen meer risico op deprivatie, maar dat risico is nog hoger wanneer ze bij hun alleenstaande moeder wonen, namelijk vier keer hoger. Ter vergelijking: dit risico is 2,5 keer hoger voor kinderen die bij hun alleenstaande vader leven.
"Kinderarmoede is en blijft een verontrustende realiteit, maar ze is niet onontkoombaar. Het inzetten en versterken van gerichte beleidsmaatregelen is een krachtige hefboom om de vicieuze cirkel van de armoede te doorbreken. De studie biedt in dit opzicht verschillende sleutels voor een beter begrip die nuttig kunnen zijn voor beleidsmakers die effectieve structurele maatregelen willen nemen om kinderarmoede te bestrijden", besluit de Koning Boudewijnstichting.
Lees meer over: Brussel , Economie , kinderarmoede