Lekkernijen als beertjes, muisjes, gesneden jubube of de Meli-Melo-malsjes: naar oud familierecept rollen ze bij snoepfabrikant Joris met zeven ton per dag van de band. Trouw aan het ambacht, viert de vierde generatie in 2018 tachtig jaar Joris-snoepgoed.
| Hans, Diederik en Wouter Van den Driessche vieren 80 jaar snoepgoed Joris.
Nog eentje, de laatste … Het moet zowat de aardigste leugen zijn die een mens zichzelf wijsmaakt als hij grabbelt in een cellofaanzakje vol Joris-snoep. Het begint al op de markt, waar een mens wordt geconfronteerd met de zeemzoete verleiding van het assortiment in allerhande vormen. “Allez, madammeke, ge wëdt er niet dikker van zelle, en â gamins blaaiven ervan stil.” Ja, de marktkramer is dan ook de eerste en de beste promotor van het product Joris, nog voor de Tweede Wereldoorlog geboren en getogen in Sint-Agatha-Berchem. En zo overleeft het product van hand naar tand.
Het begon allemaal in de Dolle Jaren Dertig, toen Jan, de grootvader van de huidige generatie Vlaamse Brusselaars Van den Driessche, in Coovi-Ceria (Anderlecht) een opleiding volgde in suikerbakkerij, pasteibakkerij, chocoladebewerking en bakkerswaren, zo weet vader Hans Van den Driessche te vertellen.
Nog alle dagen assisteert hij zijn twee zonen Diederik - jurist en huidig directeur - en Wouter, sinds een half jaar ook in de zaak als telgen van de vierde generatie. “Mijn vader begon toen hij zestien jaar was bij zijn ouders thuis in de keuken, op een steenworp van De Kroon, in 1938.
Twee jaar later, nog voor de oorlog in mei uitbrak, zijn mijn grootouders verhuisd naar de Groot-Bijgaardenstraat, waar Joris vandaag nog altijd gelegen is. Mijn vader Jan reed al zijn materiaal met de kruiwagen naar het nieuwe adres, waar het atelier begon. Er werd van alles gemaakt: suikerbonen, rochers, pralines, chocoladerepen, orangettes, gommen … Om en bij de vijftig kilo snoepgoed per dag. Dat fietste hij rond naar afnemers in de buurt en de stad. We hebben die oude fiets met bakkersmand trouwens nog ergens staan.”
"Mensen die Joris herontdekken proeven weer de authentieke smaak van snoep uit hun kindertijd"
Dankzij communisten
Het snoepatelier draaide snel zo goed, dat de naamgever van het snoep ‘Joris’, de vader van Jan, mee in de zaak stapte. “Mijn grootvader Joris werkte toen nog als meestergast in een Molenbeeks bedrijf. Op een dag vroeg hij daar vakantie om zijn zoon te helpen, die verdronk in het werk door de vele bestellingen. De vonk sloeg over, hij is nooit meer teruggekeerd naar zijn werk.”
Stamvader Joris wist van wanten en investeerde in het atelier en de productie. Hij haalde er nog meer familie bij. Maar tijdens de oorlog was er geen chocolade meer, geen Arabische gom uit Soedan en een rantsoenering op suiker. Dat was een ware ramp voor de familiezaak. Joris moest het met glucose, gelatine en een beperkte voorraad suiker doen. Maar Joris hield stand.
Na de oorlog had niet iedereen meteen geld om een luxeartikel als snoep te kopen, en zeker geen chocolade. Hans Van den Driessche: “De bevoorrading van cacaobonen kwam maar mondjesmaat weer op gang en was volledig in handen van de communisten (de Kommunistische Partij van België (KPB) zat in de naoorlogse regeringen Van Acker en Huysmans, red.).
De cacao raakte niet tot bij iedereen, en ook niet tot bij Joris. Toen is als het ware noodgedwongen voor de klemtoon op een assortiment aan snoep uit Arabische gom en gelatine gekozen. De harde en zachte gommetjes werden onze specialiteit, eigenlijk dankzij een tekort aan cacao.” In de loop der jaren werd het gamma almaar uitgebreid, met tutjes, zuurstokjes, kikkertjes, bruintjes, viooltjes, colaflesjes, al dan niet suikervrij.
Inmiddels maakt Joris een zeventigtal verschillende snoepjes, waarbij ze de oude recepten trouw zijn gebleven. Hans Van den Driessche: “Mensen die vandaag Joris pas (her)ontdekken – ook in Nederland of Engeland – proeven weer de authentieke smaak van snoep uit hun kindertijd. Die herkenbaarheid is de sterkte van ons merk, maar we maken ook suikervrij en glucosevrij snoep, net als biosnoepjes en fairtradeproducten. Suikervrij is een niche, omdat mensen die misschien niet (mogen) snoepen weleens iets lekkers willen kauwen,” verdedigt Van den Driessche zijn product.
“Onze harde gom, die in de mond oplost en veel mineralen nalaat en volledig in het lichaam afbreekt, blijft een uniek product. De instabiele handel met Soedan voor de Arabische gom maakt dat veel concurrenten in snoepfabricage zijn afgehaakt en vervangmiddelen als chemisch gemodificeerde aardappelzetmeel als bindmiddel gebruiken. Het nadeel daarvan is dat niet alles oplost in de mond. Je moet dus stukjes uitspuwen of doorslikken. Bovendien bevat dat zetmeel evenveel calorieën als suiker. Wij zweren dus trouw aan Arabische gom, dat niet kleeft aan de tanden, oplost in de maag en het lichaam weer verlaat.”
“Specifieke halalproducten hebben we niet, al heeft de natuurlijke gom die wij gebruiken niets met merggelatine te maken. Maar willen we het label halal vermelden, dan is dat een hele rompslomp aan procedures via de imams en daar doen we niet aan mee,” geeft de jongste telg nog mee.
“Op de grote Jaarbeurs van Suikerwaren in Keulen, waar we elk jaar staan, wordt ons ambachtelijk product sowieso geapprecieerd. Enkele jaren geleden behaalden we het wereldrecord: het grootste ‘gommetje’ van zeventien kilo, in de vorm van Manneken Pis,” glundert vader Hans.
In het atelier in de Groot-Bijgaardenstraat, met een voorhuiskantoor als van een filmdecor uit vervlogen tijden, werken twintig personeelsleden. Dat een fabriek nog in een woonwijk in de stad kan gedijen, verbaast velen. En al wilde een generatie in de jaren 1960 naar de industriële Gossetlaan in Groot-Bijgaarden verhuizen, om alles gemakkelijker op dezelfde gelijkvloerse verdieping te kunnen organiseren, vadertje Joris woonde naast het atelier en voor dat gemak bleef de zaak in Berchem.
“Vervuilend zijn we niet, het kan hier hoogstens eens naar een lekker anijssnoepje ruiken,” nuanceert Hans de bedrijfsoverlast. “Het kadaster geeft in die wijk voorrang aan bedrijven. En trouwens, om halfdrie stopt het atelier, nog voor het piekuur, terwijl vrachtwagens na tien uur ’s morgens leveren of afhalen.”
Zevenduizend kilo
Zeven ton snoep, van zes tot acht verschillende snoepsoorten, gaan dagelijks van de band. Met als grootste succesnummer: het muisje, goed voor veertien procent van de productie. Gekleurde muisjes of zwarte (van zoethout): “You love it, or you hate it”, zegt Van den Driessche daarover. Gevolgd door de zogenoemde kleine Meli-Melo-malsjes in zeven smaken en kleuren, de beertjes, en bij de harde gommen: groentjes, kikkertjes (naar het Franse merk Valda), bruintjes, belga’s (een oud vijffrankstuk van anijs en zoethout) en de in blokjes gesneden jujube.
“Een duur product, die jujube, maar toch behouden we het. Het moet tot twee maanden zachtjes op een vuur van 40 tot 60 graden op smaak komen en zijn specifieke kauweigenschap verkrijgen. Dan wordt het in reepjes versneden en wordt het na het lange droogproces een stuk fierheid van Joris. We zijn de laatste in Europa, die het nog zo verwerken, en dat apprecieert men tot in Italië.”
En al ligt Joris inmiddels in zowat alle Belgische warenhuizen en tal van delicatessenwinkels met een beperkt tot groter gamma, vooral de marktkramer houdt het label sterk.
Van den Driessche: “Als wij nu pas, na dertig jaar op de Nederlandse markt actief te zijn geweest, gecontacteerd worden door grote afnemers die een exclusieve distributie vragen, dan hebben we die eer te danken aan de marktkramer. Neen, we laten hem niet in de steek en geven buiten de landsgrenzen niet zonder meer toe aan die grootdistributie.
Het zou wat te gemakkelijk zijn om een gelanceerd product met een goede reputatie door haar kwaliteit, ambacht en familie-erfenis te verdelen, als de kleine marktkramer alle moeite heeft gedaan om het per zakje van honderd gram in zijn kraam te verkopen. De marktkramer blijft onze beste ambassadeur.”
En eerlijk, we zien het bij onze collega’s. Ze kunnen sigaretten of grotere traktaties weerstaan, maar een groentje voor de keel, een belga met zoethoutsmaak of een beertje in zeven kleuren, daar zwichten ze allemaal voor.
Wie is Joris?
- 1920: Joris Van den Driessche actief als meestergast in een confiserie
- 1938: Jan Van den Driessche begint als 16-jarige in de keuken bij vader
- 1940: bouw atelier in de Groot-Bijgaardenstraat
- 1975: Hans Van den Driessche komt als 3de generatie in de zaak
- 2012: achterkleinzonen Diederik en broer Wouter (in 2017) stappen in de zaak
Wat is Arabische gom?
Harde gom is een bindmiddel van de hars van de acaciaboom. Die wordt ‘gelekt’ in Soedan. Al millennia eten Afrikanen dat hars, dat suikers bevat en mineralen, maar als materie zelf niet opgenomen wordt door het lichaam. Enzymen in het speeksel breken het bindmiddel af.
Lees meer over: Sint-Agatha-Berchem , Economie , snoepgoed , Joris
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.