De grootste inheemse slangensoort in België voelt zich thuis in het moeras van Jette en Ganshoren. Maar veel plaats heeft de ringslang er niet. Ze zit er ingesloten tussen de Ring en de stad. En de mogelijke verlenging van een fietssnelweg dreigt de habitat van de enige Brusselse slang nog kleiner te maken. “Elke vierkante meter die we verliezen, is jammer.”
| Een fietssnelweg dreigt d ehabitat van de enige Brusselse slang nog kleiner te maken.
Noordwest-Brussel herbergt een prachtig stukje ongerepte natuur in de vallei van de Molenbeek. Het moeras van Jette en Ganshoren is zestien hectare biodiversiteit, sinds 1881 in tweeën gesplitst door de spoorlijn die Jette met Dendermonde verbindt.
Via de Tentoonstellingslaan en de Kleine Sint-Annastraat, een verharde veldweg, betreden we het Jetse gedeelte van het moeras, waar lokaal vrijwilliger Roel Paessens ons opwacht. “De kans dat je hier op het wandelpad een slang tegenkomt is klein,” vertelt de architect, die zich al ruim zeven jaar bekommert over de slangen in het moeras. Het zijn immers schuwe beestjes.
Het comfort van het relatief droge wandelpad laten we achter ons en via een betonnen constructie met uitkijkpost waar je alleen met een sleutel in kan, belanden we in een gedeelte van het moeras dat ontoegankelijk is voor wandelaars.
Een nat, verwilderd landschap waar het riet en de brandnetels hoog uit de zompige grond steken, begrensd door wilgenbosjes. Het gekletter van de regen wordt begeleid door het gekwaak van een kikkerkoor. Hier voelt de ringslang zich thuis, maar hoe ze hier in het moeras beland is, weet niemand met zekerheid.
De ringslang is de grootste van de drie Belgische inheemse slangensoorten en kwam oorspronkelijk niet in Brussel voor. “De eerste waarnemingen in het moeras dateren van zo’n twintig jaar geleden. Meer dan waarschijnlijk is de ringslang hier beland met menselijke hulp. Enkele honderd meter verder heeft de groendienst van Jette een opslagplaats. Het is mogelijk dat de ringslang hier is aangekomen via geïmporteerde compost of teelaarde,” legt Paessens uit. Als die uitleg niet klopt, is de slang hier wellicht bewust uitgelaten.
Uniek buikpatroon
“Ik heb er al een paar gevangen, met een beetje geluk.” De vrijwilliger haalt een klein katoenen zakje tevoorschijn en toont de inhoud: een hazelworm en een drietal andere kronkelende beestjes, jonge ringslangen. Hoe groot de ringslangenpopulatie in het moeras is, weet Roel Paessens niet, maar dat het om meer dan enkele verdwaalde slangen gaat, is duidelijk.
“We meten en vangen hier al zeven à acht jaar slangen en kunnen ze individueel identificeren aan de hand van een uniek patroon op hun buik,” vertelt Paessens. “De afgelopen jaren ving ik jaarlijks honderd tot honderdtwintig slangen, waarvan telkens zo’n vijftig nieuwe slangen die daarvoor nog niet gevangen waren.
Ze leven hier een heel verborgen bestaan, maar volgens mij zijn er hier twee- tot driehonderd slangen.” Zo’n evidentie is hun aanwezigheid niet. Door slecht berekende menselijke ingrepen - onder meer in een poging om het regenwater uit de riolering te houden - dreigde het moeras leeg te lopen en te verdrogen.
Vrijwilligers als Paessens schoten in actie en legden dammen aan om de geliefkoosde habitat van de ringslang vochtig te houden. “Door het moeras vochtig te houden kunnen kikkers zich blijven voortplanten.” Dat is belangrijk voor de slangen waarvoor kikkers bovenaan op het menu staan.
"Meer dan waarschijnlijk is de ringslang hier beland met menselijke hulp"
Broedhopen
De ringslang krijgt nog meer hulp van de vrijwilligers in het moeras in de vorm van composthopen. “We leggen broedhopen aan met riet en maaisel. Door de warmte van het composteringsproces, kunnen de eieren uitbroeden,” verklaart Paessens. “We slagen er nu in om de optimale broedhoop te creëren en de wijfjes vinden die hopen terug.
Vorig jaar hebben we zo 240 eieren teruggevonden.” We banen ons een weg door het riet tot we zo’n broedhoop aantreffen en laten eerst de hazelworm, een pootloze hagedis die sterk op een slang lijkt, vrij. Vervolgens is het de beurt aan de jonge ringslangen. “Wanneer ze geboren zijn, hebben ze de dikte van een potlood en zijn ze veertien tot twintig centimeter lang.”
De slang die Paessens boven de broedhoop vasthoudt is iets groter, wellicht een of twee jaar oud, en heeft zwarte vlekjes op haar bruingrijze lichaam. Het gaat om de gevlekte variant van de ringslang, de Natrix helvetica. Twee gele vlekken aan weerszijden van de hals vormen samen een ring, vandaar de naam.
Terwijl ze probeert te ontsnappen, maakt ze een zacht sissend geluid. Een rottende geur dringt onze neusgaten binnen. “Dat is een verdedigingsmechanisme, waarbij de ringslang haar stinkklieren ledigt als ze zich bedreigd voelt.” Paessens laat de jonge ringslang los, waarna ze wegschiet en in de broedhoop verdwijnt.
De andere slangetjes gaan haar achterna. Een vervellingshuid op de hoop toont aan hoe groot deze slang kan worden: een ruime meter twintig, waarmee ze groter is dan de twee andere inheemse slangensoorten in België, de adder en de gladde slang. Maar gevaarlijk is de ringslang niet.
De ringslangenpopulatie in het moeras van Jette en Ganshoren is uniek. Het is de enige plek binnen de gewestgrenzen waar slangen voorkomen. Enkele jaren geleden stak de ringslang die grens zelfs over en bereikte ze de andere kant van de Ring, in Asse. Plannen voor een fietssnelweg tussen Asse en Brussel stuitten op protest van onder meer Natuurpunt, omdat dat fietspad de kostbare habitat van de ringslang zou doorkruisen. “Dat is een interessant gebied voor de ringslang omdat het naast een spoorweg ligt, zonder paden die ernaartoe leiden, waardoor het gebied ontoegankelijk was. Er was voedsel en de spoorberm was een ideale plek om ongestoord te zonnen,” zegt Paessens.
Impact op habitat
De fietssnelweg langs de spoorweg tussen Asse en de grens van het Brussels Gewest ten westen van het moeras van Ganshoren kwam er uiteindelijk toch tegen eind 2018. Roel Paessens: “Er werden wel inspanningen gedaan om de impact op hun habitat te beperken, maar de ruimte is er niet.
Ik heb toen een tijdelijke vergunning gekregen om de slangen in Asse weg te halen en terug te brengen naar het moeras, waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen.” In een jaar tijd werden zo dertig ringslangen gevangen in Asse, net als 240 hazelwormen en een vijftiental levendbarende hagedissen.Zij verhuisden weer naar het moeras, waar ze voorlopig nog ongestoord kunnen verder leven.
“Maar ze kunnen niet weg. In het oosten is er de stad, in het westen zijn ze ingesloten door de Ring. Via de spoorweg konden ze richting westen, maar door de fietssnelweg is daar te weinig plaats.”
Bovendien zijn er plannen om de fietssnelweg door te trekken richting Noordstation, via de spoorweg die vandaag het moeras in tweeën snijdt, midden in het kerngebied van de ringslang. ‘Help, als dat fietspad er komt, spring ik voor de bulldozers,’ tweette natuurliefhebber en professor aan de Université Saint-Louis Jogchum Vrielink, al is de fietssnelweg door het moeras niet voor morgen. Een haalbaarheidsstudie moet nog worden uitgevoerd.
“Er is zoiets als het openbaar nut,” zucht Paessens. “Fietsinfrastructuur is goed, maar is het nodig dat we brede, geasfalteerde fietssnelwegen aanleggen door natuurgebied? Er is al een verharde veldweg waar fietsers over kunnen. Als er nog een fietspad moet bijkomen, blijf dan buiten dit gebied. Elke vierkante meter die we verliezen, is jammer.”
Daar is bioloog en vrijwilliger bij Hyla, de amfibieën- en reptielenwerkgroep van Natuurpunt, Chris Van den Haute het mee eens. Hij bekijkt de plannen voor een fietspad door het moeras met argusogen. Eerder volgde hij het dossier van de fietssnelweg Asse-Brussel. “Wat daar gebeurd is, is heel triestig voor de ringslangen. Hun hele biotoop werd daar om zeep geholpen,” zegt Van den Haute.
Net als Paessens hoopt hij dat het fietspad door het moeras van Jette-Ganshoren er niet komt. “Als het er wel zou komen, zou dat niet minder dan een drama zijn.” De slangenexpert benadrukt hoe uniek de populatie in Jette en Ganshoren is. “Vroeger kwam deze slang enkel voor in Wallonië. In Brussel komt de slang nergens anders voor en in Vlaanderen zien we ze slechts op een drietal plekken. Bovendien was het moeras van Jette vroeger veel meer afgesloten en waren bepaalde delen nog minder toegankelijk, wat bijzonder positief was voor de ringslang.”
Muurhagedissen tussen de treinen in Schaarbeek
Nog een vreemde ‘vogel’, of liever reptiel dat – net als de ringslang - oorspronkelijk niet voorkomt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, is de muurhagedis. Sinds kort is er een populatie muurhagedissen in het rangeerstation Schaarbeek- Vorming. Dat is opmerkelijk, want de muurhagedis komt vooral voor in Zuid- en Zuidoost-Europa.
In ons land vormden de Samber en Maas de noordgrens van het verspreidingsgebied van de muurhagedis. “De muurhagedis is naar Brussel gereisd via goederentreinen. Die staan lang stil in het vormingsstation,” verklaart Robert Jooris, reptielenexpert bij Natuurpunt. Tussen de spoorwegen wordt de muurhagedis met rust gelaten door de mens en de steenhopen tussen de sporen houden de warmte – waar deze hagedis van houdt – goed bij. In enkele jaren tijd is de Brusselse populatie muurhagedissen gegroeid tot enkele tientallen.
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.