Auto-aandeel in woon-werkverkeer blijft krimpen

De Brusselaar neemt steeds minder de wagen om naar het werk te rijden. Het auto-aandeel in het woon-werkverkeer zakt voor het eerst onder de 50 procent.

In 2016 ging 56 procent van de Brusselaars nog met de auto naar het werk. Vorig jaar daalde dat aantal al tot 48 procent. Het Brusselse auto-aandeel ligt daarmee een stuk lager dan het nationale gemiddelde van 76 procent. Dat blijkt uit de mobiliteitsbarometer van HR-dienstengroep Acerta.

Het aandeel van het openbaar vervoer ging er in diezelfde tijd fors op vooruit: van 37 procent naar 43. Acerta baseert zich op personeelsgegevens uit de privésector. Aangezien werknemers uit de openbare sector vaker met het openbaar vervoer gaan werken, zijn de cijfers over het openbaar vervoer wellicht nog een onderschatting, laat het bedrijf weten.

Het aandeel van de fiets bleef de voorbije twee jaar nagenoeg stabiel, rond 10 procent. Buiten Brussel is dat aandeel eerder 25 procent. Acerta ziet op dat vlak nog 'opportuniteiten' voor Brussel.

Ook de bedrijfswagen verliest terrein. Vorig jaar reed nog 16,8 procent van de werknemers naar het werk met zo’n auto. Dat is een daling met 3,2 procent tegenover 2017.

Beleid, conjunctuur en mentaliteit

Anneleen De Greef, kantoordirecteur in Brussel voor Acerta wijst onder meer op de Brusselse mobiliteitsmaatregelen: “beperkingen qua parkingruimte, maatregelen om CO2-ongunstige auto’s te mijden en dergelijke maken Brussel minder auto-vriendelijk."

"Daarnaast heeft de gunstige economische conjunctuur geleid tot een belangrijke groei in de tewerkstelling. Deze groei doet zich in belangrijke mate ook voor bij bedienden die traditioneel eerder uitvoerende taken op zich nemen en niet in aanmerking komen voor een firmawagen. Ten slotte staan meer nieuw aangeworvenen kritischer tegenover de firmawagen dan hun voorgangers.”