Een op de drie Brusselse kleuters heeft extra taalbegeleiding nodig

32 procent van de kinderen in de derde kleuterklas in het Brussels Gewest is onvoldoende taalvaardig om te starten in de lagere school. Dat blijkt uit de resultaten van de eerste taalscreening op de kleuterscholen. Minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) gaf het cijfer donderdag in het parlement na een vraag van Jan Laeremans (Vlaams Belang).

De screening werd dit schooljaar voor de eerste keer georganiseerd in Brussel en Vlaanderen. Ze heeft tot doel om kleuters met een taalachterstand bij te sturen, zodat ze betere kansen hebben in de lagere school. Dat blijkt nodig voor 15 procent van de kleuters. Elf procent heeft nog extra taalondersteuning nodig en 4 procent heeft intensieve begeleiding nodig.

Er zijn belangrijke verschillen tussen de scholen. Zo zijn er meer kinderen met een taalachterstand in het Brussels gewest. Daar gaat het om een op de drie (32 procent). Ook in scholen met veel leerlingen die thuis geen Nederlands spreken zijn de resultaten minder goed. Voor 21 procent is extra ondersteuning nodig en voor 8 procent intensieve begeleiding. Dat is onder meer zichtbaar in de stad Antwerpen, waar 28 procent van de kinderen steun nodig heeft.

Als naar de provincies wordt gekeken, zijn de cijfers het best in West-Vlaanderen, met 91 procent kleuters die voldoende taalvaardig zijn, 7 procent die extra ondersteuning kunnen gebruiken en 2 procent kinderen die intensieve begeleiding nodig hebben.

Extra middelen

Scholen krijgen extra middelen om kinderen taalondersteuning te kunnen geven. De scholen krijgen ook inhoudelijke ondersteuning om kwalitatieve taaltrajecten op te zetten. Zo kunnen kinderen nog bijgespijkerd worden voor het einde van de derde kleuterklas. Als de achterstand op het einde van het schooljaar toch nog te groot zou blijken, dan kan de klassenraad adviseren om de overstap naar de lagere school uit te stellen.