Het tekort aan betaalbare Nederlandstalige kinderopvang in Brussel blijft heel groot. “De vraag is dubbel zo groot als het aanbod,” zegt professor Michel Vandenbroeck van de UGent. Bovendien is er een nijpend tekort aan personeel in de sector.
| Voor de 50.000 Brusselse kinderen tot drie jaar zijn er een kleine 21.000 opvangplekken, waarvan net geen zevenduizend Nederlandstalige.
Vandenbroeck is medeauteur van de vierde cartografie, een terugkerend onderzoek naar de stand van zaken in de Vlaams-Brusselse kinderopvang, ditmaal uitgevoerd in opdracht van VGC-collegevoorzitter Elke Van den Brandt (Groen).
Uit de studie blijkt dat er momenteel voor de 50.000 Brusselse kinderen tussen de nul en drie jaar een kleine 21.000 opvangplekken zijn, waarvan net geen zevenduizend Nederlandstalige. “De Nederlandstalige aanvragen passeren via het Loket Kinderopvang. Daar zien we dat slechts één op de twee aanvragen gehonoreerd kan worden,” zegt Vandenbroeck. “Zo is het voor ouders die ervoor kiezen om na de geboorte van hun kind wat langer thuis te blijven, bijna onmogelijk om nog een plekje te vinden.”
Wat de afgewezen ouders doen? “Wachten en een tussenoplossing zoeken via familie of loopbaanonderbreking. Voor mensen met precaire banen heeft dat grotere gevolgen dan voor anderen. Ze gaan niet in op een jobvoorstel of breken hun opleiding af.”
Deze legislatuur komen er 248 door Vlaanderen gesubsidieerde opvangplaatsen bij. “Een druppel op een hete plaat, er is een veelvoud nodig,” zegt Vandenbroeck, die meer dan ooit pleit voor een marshallplan.
Volgens de Brusselnorm rekent Vlaanderen dertig procent van de Brusselaars tot zijn doelgroep. Zevenduizend Vlaamse opvangplaatsen komen overeen met een dekkingsgraad van 46,3 procent. Vandenbroeck: “Terwijl in Vlaanderen het aantal publiek gefinancierde opvangplaatsen ten opzichte van het aantal jonge kinderen boven de vijftig procent ligt.”
“De Nederlandstalige aanvragen passeren via het Loket Kinderopvang. Daar zien we dat slechts één op de twee aanvragen gehonoreerd kan worden”
Goed nieuws is dan weer dat, in vergelijking met de vorige cartografie, het aandeel inkomensgerelateerde, en dus betaalbare, plaatsen gegroeid is. In 2015 ging het om 58 procent van de plekken, nu is het 68 procent. Vandenbroeck: “De niet-inkomensgerelateerde kinderopvang wordt marginaal en dat is een goede zaak. In Brussel is die namelijk nog duurder dan in Vlaanderen, gemiddeld 670 euro per maand, en dus onbetaalbaar voor de doorsnee-Brusselaar. Alleen een beperkt, goed verdienend publiek kan er gebruik van maken.”Dat aan Nederlandse zijde het aantal niet-inkomensgerelateerde crèches gedaald is, komt vooral doordat een reeks crèches moest overstappen naar het Franstalige ONE nadat Kind en Gezin (Opgroeien) had besloten om strengere taalvereisten te hanteren.
Spreiding
Een andere positieve evolutie is de betere spreiding van het aantal betaalbare opvangplaatsen tussen de negentien Brusselse gemeenten. Zes jaar geleden gold nog: hoe rijker de gemeente, hoe meer betaalbare kinderopvang. “Dat de spreiding nu wat minder ongelijk is, is vooral te danken aan de inspanningen in Sint-Joost-ten-Node,” zegt Vandenbroeck. “De armste gemeente had zes jaar geleden het minste aantal betaalbare opvangplaatsen. Sint-Joost heeft ondertussen een kwantumsprong gemaakt. Er is een flink aantal inkomensgerelateerde plekken bijgekomen. Maar de spreiding blijft ongelijk. Gemeenten met hoge werkloosheid en lage inkomens als Schaarbeek, Vorst en Sint-Gillis bungelen qua betaalbare plaatsen nog altijd aan het staartje.”
Vandenbroeck vindt dat er dringend een paradigmawijziging nodig is in Brussel, met name meer overleg en afspraken tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschap. “Het onderscheid tussen Frans en Nederlands heeft voor een op de twee Brusselse peuters geen enkele betekenis. Nederlandstalige crèches geven nu een bepaalde voorrang aan gezinnen die een link hebben met het Nederlands. Dat heeft onbedoelde sociale neveneffecten. Want bij die groep zijn nu eenmaal minder eenoudergezinnen of werklozen. Kansarme families maken aldus minder kans op een plek in de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel.”
VGC-collegevoorzitter Elke Van den Brandt, die het onderzoek bestelde, vindt dat Vlaanderen te weinig investeert in de Brusselse kinderopvang. “250 nieuwe plekken, terwijl de nood boven de 1.000 plaatsen ligt, dat is onder de lat,” laat ze weten. Daarom gaat ze proberen met eigen VGC-middelen bijkomende plaatsen te creëren. Sowieso komen er tien dringende opvangplekken bij, voor ouders die plots, vanwege een job, opleiding of ziekte, dringend nood hebben aan een crècheplek.
Ook wil Van den Brandt iets doen aan het nijpende personeelstekort in de sector.
Lees meer over: Brussel , Onderwijs , Samenleving , Brusselse kinderopvangplaatsen , kinderdagverblijf , crèche , Michel Vandenbroeck( UGent)
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.