Dat 1.500 mensen zaterdag op het Poelaertplein om duidelijkheid vroegen over de dood van Sourour Abouda, wijst op wantrouwen tegenover het politieonderzoek. Dat wantrouwen is te begrijpen.
| De 46-jarige Sourour Abouda overleed in januari in een politiecel. Zaterdag herdachten honderden mensen haar dood en vroegen ze om gerechtigheid.
Op 12 januari overleed de 46-jarige Sourour Abouda in het cellencomplex van het Rijksadminstratief centrum, vlak naast de Congreskolom. Volgens de eerste bevindingen van het Brussels parket was er sprake van zelfdoding door wurging met een trui.
De familie betwist die theorie fel. Abouda was een sprankelende vrouw, die de dag voordien een nieuwjaarslunch met collega’s had en hen uitgebreid over haar reisplannen vertelde. Wat er dan precies gebeurd is in de cel, blijft een groot vraagteken.
Net daarom kwamen afgelopen zaterdag 1.500 manifestanten – inclusief familie – samen op het Poelaertplein om duidelijkheid en gerechtigheid vragen. Dat Abouda, na Mohamed Amine Berkane en Ilyes Abbedou, al het derde dodelijke slachtoffer is in het cellencomplex in amper twee jaar tijd, voedt het wantrouwen. “Hoeveel daklozen en asielzoekers zijn al gedood, zonder dat iemand iets doet? Omdat de slachtoffers niemand kenden. Maar de politie heeft pech deze keer. Want Sourour kende veel mensen,” zei Selma Benkhelifa, de advocate van de familie, op de manifestatie.
"“De politie onderzoekt met andere woorden zichzelf, en dat is geen al te gezonde situatie”
Dat zijn bijzonder zware aantijgingen. Politie en parket lieten kort na de feiten immers weten dat er geen tussenkomst was van derden, iets wat ook niet wordt tegengesproken door Benkhelifa. Met andere woorden: de politie treft geen directe schuld.
Wel heeft Abouda verschillende keren om hulp geroepen en heeft ze op de deur geklopt, waardoor sprake kan zijn van schuldig verzuim door de politie – als die tenminste de tijd had om te reageren. Ook zou Sourour wel degelijk een T-shirt (en geen trui) rond haar nek hebben aangespannen, maar is het helemaal nog geen uitgemaakte zaak of dat de dood tot gevolg had. Dat moet het gerechtelijk onderzoek uitwijzen.
Net daar wringt het schoentje. Het onderzoek wordt nu geleid door het parket, zeg maar de hoeder van de openbare orde, waar de politie het gewapende verlengde van is. En dat is niet naar de zin van de familie. Die krijgt bijvoorbeeld niet alle videobeelden te zien van de bewuste dag. De Ligue des Droits Humains mag de beelden zelfs helemaal niet bekijken, ook al heeft die zich als benadeeld persoon gesteld.
Maar er is meer. De familie en advocaten vinden dat het parket het onderzoek niet kan leiden omdat het in zekere zin betrokken partij is. Het parket staat immers heel dicht bij de politie. Dat is het geval in de dagelijkse werking – een politieofficier belt voortdurend met de procureur van het parket, bijvoorbeeld om te weten of iemand moet worden aangehouden. En dat is ook het geval bij een onderzoek zoals dit hier. Daarvoor is de procureur volledig aangewezen op ... de politie. De politie onderzoekt met andere woorden zichzelf, en dat is geen al te gezonde situatie.
Net daarom wil de familie dat een onderzoeksrechter het onderzoek leidt. Ook die voert het onderzoek via rechercheurs van de politie, maar staat er veel verder van af. Hij is dan ook onafhankelijker en minder geremd om onderzoeksdaden te vragen die de politie minder leuk vindt. Hij heeft ook meer bevoegdheden en kan beslissen om een dubbele autopsie uit te voeren – wat in de zaak-Abouda niet gebeurd is – kan andere mensen laten verhoren en elementen toevoegen die van de verdediging komen.
Er is geen reden om dat verzoek niet in te willigen. Als de politie betrokken partij is, is het maar logisch dat het onderzoek zo onafhankelijk mogelijk gebeurt. Dat zegt trouwens ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat in dat geval een zo onpartijdig en transparant mogelijk onderzoek verplicht. Voor België betekent dat dat het onderzoek niet door agenten van de eigen politiezone mag worden uitgevoerd. En dat een onderzoeksrechter moet worden aangesteld.
Het parket kan daartoe beslissen. Dat deed het al in andere dossiers zoals dat van Adil Charrot, die om het leven kwam bij een politieachtervolging, of Ibrahima Barrie, die in het commissariaat in de Brabantwijk aan een hartstilstand overleed, wel degelijk om een onderzoeksrechter aan te stellen. Het kan dus. Hopelijk beslist het parket in de zaak-Abouda hetzelfde. Zodat alle twijfel kan worden weggenomen.
Correctie: In een eerdere versie stond dat de aanstelling van een onderzoeksrechter finaal een beslissing is van het parket. Dat klopt maar deels. Ook het vermeende slachtoffer kan zich burgerlijke partij stellen bij een onderzoeksrechter. Daar staan wel griffiekosten tegenover en een mogelijke rechtsplegingsvergoeding, mochten de geviseerden alsnog buitenvervolging worden gesteld.
Lees meer over: Brussel-Stad , Opinie , Sourour Abouda , politiegeweld , Mohamed Amine Berkane , Ilyes Abbedou , politieonderzoek
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.