In 2011 speechten acht Brusselse jongeren op de slotdag van het festival Spoken World in het Kaaitheater. Die succesformule wordt dit jaar herhaald, maar nu plakt het Kaaitheater geen leeftijd op mondige Brusselaars. Verwacht u aan speeches op de ouderwetse manier, zonder autocue. BDW publiceert drie speeches, en vandaag mag Marie Denninghaus de spits afbijten.
Dreams for Brussels (1): Marie Denninghaus over eurocraten
V ergeet de jonge, optimistische Marie die hier voor u staat. Beeld u in dat ik een eurocraat ben. Denk aan alle clichés waaraan een typische eurocraat voor u moet voldoen: ik ben van middelbare leeftijd, draag een grijs pakje, ben getrouwd, heb twee kinderen, woon in een mooi huis nabij Stokkel en heb een abonnement bij de fitness- en wellnessclub Aspria. Al meer dan vijftien jaar woon ik in Brussel. Om u een idee te geven over hoe ik hier ben beland, geef ik u inzage in mijn cv. Want weet u, ik had ook een leven voor Brussel.
Toen ik van de middelbare schoolbanken kwam, bleven mijn ouders erop hameren dat ik iets ‘fatsoenlijk’ moest studeren. Zoals wellicht alle ouders doen. Ze hadden het over studierichtingen die leiden naar een job en naar een sector waar toekomst in zit... Jammer genoeg was ik niet goed in wiskunde noch in fysica, dus koos ik voor politieke wetenschappen. Tegen het einde van mijn universitaire studieloopbaan doemde dezelfde vraag alweer op: wat te doen met mijn diploma?
In Duitsland liggen de jobs in de politieke sfeer niet bepaald voor het grijpen. Bovendien wilde ik iets bereiken, wilde ik actief en creatief bezig zijn, de wereld veranderen. Dus belandde ik bij de Europese Commissie. Het begon met een stage. Een betaalde stage, jawel. Net zoals zovelen kon ik zo voor het eerst proeven van het eurocratenbestaan – alleen van de goede kanten, welteverstaan. Destijds vond ik het niet zo erg om naar Brussel te verhuizen. Ik had enkel een vaag beeld van België en van Brussel. Ik bleef steken in enkele stereotypen over bier, chocolade, Manneken Pis en WO I.
Maar ik was jong, enthousiast en energiek. En ik wilde werken en mijn opgedane theoretische kennis toetsen aan de praktijk. Ik had wel al eens gehoord over bureaucraten of eurocraten. Maar ik voelde me niet een van hen. Neen, ik leefde het leven. Ik ontmoette interessante mensen, wisselde ideeën, visies en idealen uit... Op donderdag ging ik steevast naar Place du Luxembourg – Plux voor de ingewijden. Ik schuimde tal van afterworkcocktails, feestjes, netwerkdrinks en eetgelegenheden in het Europees Parlement af. Het was een zalige tijd. Achteraf gezien denk ik dat ik er zo van genoot, net omdat ik ervan uitging dat mijn verblijf in Brussel slechts tijdelijk zou zijn.
Ik beleefde hier dus dolle dagen, tot het tijd werd om op zoek te gaan naar een échte job. En tot het tijd werd om een terugkeer naar huis te overwegen. Maar ik realiseerde me dat dat niet zo eenvoudig was als eerst gedacht. De meeste van mijn vrienden en studiegenoten waren werkloos. Ik besloot mijn stoute schoenen aan te trekken en mee te doen aan het examen voor een job bij de Europese Unie. Want dat waren nu eens jobs die zekerheid en een goed loon combineerden. Daar konden de meeste van mijn vrienden enkel van dromen.
De jaren vlogen voorbij. Ik ontmoette mijn huidige echtgenoot. We trouwden, kochten een huis, kregen kinderen en namen een abonnement bij Aspria. Dat was tien jaar geleden. En hoewel ik tegen mezelf had gezworen om terug naar huis te keren, wende ik op een gegeven moment aan het expatleven: het is comfortabel genoeg. Ik spreek geen Frans of Nederlands, maar eerlijk gezegd heb ik het niet echt nodig. Mijn vriendenkring bestaat uit expats en ook in mijn werkomgeving spreekt haast iedereen Engels. Ook met mijn huiseigenaar en in winkels, cafés en restaurants is mijn voertaal het Engels. Mijn kinderen gaan naar een internationale school, dus ook daar ligt geen reden om het te leren.
En waarom zouden mijn kinderen Frans moeten leren als we toch ooit naar huis terugkeren? Ik vind het belangrijker dat ze hun moedertaal goed onder de knie hebben, en dat we hen sterk bewustmaken van hun culturele roots. Zo weten ze tenminste waar ze vandaan komen.
Ik vraag me soms af wat ons, expats, onderscheidt van ‘normale’ immigranten. Wil niet iedereen afkomstig uit een vreemd land hier slechts een tijdelijk leven leiden en nooit echt thuiskomen?
Ik vermoed dat Belgen ons ook niet echt moeten – of eerder, dat ze ons negeren. Ik neem dat niet al te persoonlijk, want ik ken zelf ook geen Belgen, behalve zij die in de Europese Instellingen werken. En ook zij worden waarschijnlijk scheef bekeken omdat ze meer dan gemiddeld verdienen.
Ik vraag me af of Belgen wel eens stilstaan bij de hoge prijs die wij betalen voor ons knusse leventje: we hebben voortdurend heimwee en voelen ons er nooit echt bij horen. We zijn hier gestrand. We hangen vast aan een job waar telkens dezelfde procedures bij komen kijken: impact assessments, scoreboards, reguleringen, administratieve rompslomp. Dag in, dag uit. Bovendien verliezen we voortdurend goede vrienden die verhuizen. Dat is wellicht nog het moeilijkste. Ik geef toe dat een goed salaris veel goedmaakt, maar op het einde van de rit voelt het als een kooi. Een gouden kooi misschien, want het comfortabele en veilige leven maakt het moeilijk om te vertrekken.
Eerlijk? Ik hou niet echt van Brussel. Het is een lelijke, vuile, chaotische stad. De bureaucratie is kafkaiaans. Het nam haast een jaar in beslag om geregistreerd te geraken bij de gemeente. En ik begrijp nog altijd niet waarom de vuilniszakken allemaal op straat worden gezet voor ze opgehaald worden. ‘s Maandags verandert mijn straat in een stortplaats. Het verkeer is een hel, de luchtvervuiling tart alle verbeelding en het weer... laat me erover zwijgen. Regen, regen, regen. Ik hoef het weerbericht niet eens meer te bekijken. Gelukkig wonen we niet al te ver van de luchthaven en hebben we veel verlof. Dus overleven we door regelmatig familie en vrienden te bezoeken.
Veiligheid is nog een andere kwestie. Onlangs vertelde een collega me dat ze gehoord had dat een vriendin van een kennis het slachtoffer was geworden van een sackjacking toen ze in de auto moest wachten voor het rode licht. En dan spreek ik niet over de talrijke keren dat ik hoorde over pickpockets: vrienden van mijn ouders zijn bestolen van hun koffers nog voor ze goed en wel in het Zuidstation arriveerden. Van een warm welkom gesproken. Nu onze kantoren verhuisd zijn naar Madou, is het nog erger. Ik durf amper naar buiten te gaan om te lunchen. Ik heb schrik om overvallen te worden zodra ik het gebouw verlaat. Blijkbaar is het Sint-Joostplein een van de gevaarlijkste plekken van Brussel. Neen, bedankt, dan verkies ik onze refter. Ik ben er ook mee gestopt het nieuws over Brussel te volgen. Ik wil me niet meer zorgen maken dan nodig wanneer mijn kinderen naar het huis van een vriendje gaan, ook al is het net om de hoek. Het beangstigt me, ook omdat ik weet dat de politie zich er niets van aantrekt - vooral niet als je geen Frans spreekt.
Waarom heb ik het zo lastig om te accepteren dat ik wellicht in Brussel zal blijven? Na tien jaar kan ik mijn verblijf ook niet meer tijdelijk noemen. Zou dat laatste iets veranderen aan mijn relatie tot Brussel? Zou ik gelukkiger zijn? Ik weet niet of het de moeite is om uit die comfortzone te stappen. Ik besef dat ik elders niet dezelfde opportuniteiten zal hebben en ik wil voor mijn kinderen een goed leven. Dus dringt het tot me door dat ik hier wellicht zal blijven en in dit kleine, parallelle universum zal blijven leven...
Maar wacht eens even. Dat ben ik niet. Het is slechts fictie. Terwijl ik dit verhaal hier ter plekke verzin, hoe waarachtig het ook mag lijken omdat het overeenkomt met al uw stereotypen, bedenk ik dat dit niet de toekomst van Brussel hoeft te zijn. Al die verschillende gemeenschappen leven naast elkaar volgens hun eigen routines en op hun eigen eilandjes, maar de zaken kunnen ook evolueren, en verbeteren. Als mensen zich hiervan bewust worden, is dat al een eerste stap. Nu en dan eens iets nieuws uitproberen, ‘goeiedag’ zeggen tegen je buurman of tegen de persoon aan de bushalte, toetreden tot het koor of gewoon deelnemen aan het stadsleven in plaats van het te bekritiseren. Het is aan ons om Brussel tot onze thuis te maken. Wij, dus de eurocraten, de Vlamingen, de Marokkanen, de Congolezen, de Walen, de Turken, de Brusseleirs, de ‘internationals’, de studenten, de arbeiders, de werklozen, de families, de jongeren en degene die minder jong zijn, de nieuwkomers en degene die hier al generaties lang wonen.
Want wij zijn Brussel.
Marie Denninghaus
De finale versie van de speech is live te horen in het Kaaitheater tijdens ‘We have a dream’ op 1 maart. Info op www.kaaitheater.be.
Europa in Brussel
Lees meer over: Opinie , Europa in Brussel
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.