“Als Brussel zo duidelijk zijn inwoners in de kou laat staan, waarom zou ik mij dan iets aantrekken van Brussel?” Met die vraag worstelt schrijfster en theatermaker Nele Van den Broeck. Speciaal voor BRUZZ schreef ze een eindejaarsessay, waarin ze reflecteert over het afgelopen jaar, dat op vele fronten over the top was, maar soms ook gewoon on top of things.
| Nele Van den Broeck.
Mijn buurman zegt dat ik te braaf ben om in Brussel te wonen. Ik had een gratis oranje bak in het containerpark gehaald, met een alcoholstift had ik er mijn voornaam en een bloemetje op getekend. Ik stak er mijn verplichte oranje zak in en zette die stipt om zes uur buiten. Nog geen uur later was mijn oranje bak gepikt. De zak daarentegen stond er nog steeds. Als iemand ooit een oranje bak tegenkomt met mijn naam en een bloemetje erop, weet dan dat die aan het huis van een schobbejak staat, een vermaledijde booswicht die andermans gratis bak pikt. Ik zag mezelf al aan het begin van een wraakfilm, Kill Bill op zoek naar de bakpikker.
Maar Nele toch, zei mijn buurman. Wat had je dan verwacht? Zelf weigert hij de oranje zak te gebruiken. "Echte Brusselaars" sorteren niet, zegt hij, we hebben het al moeilijk genoeg. Mijn buurman is ervan overtuigd dat ik als Nederlandstalige geld krijg toegestopt om hier te wonen. Dat is een theorie die hij ergens op het internet heeft opgedaan, en ik krijg hem maar niet van het tegendeel overtuigd. Theorieën die je op het internet opdoet zijn behoorlijk hardnekkig - vraag maar aan anti-Evras-betogers. Maar in de kern snap ik zijn vraag wel. Waarom zou ik hier wonen, terwijl mijn roots in de Rand liggen? Toen ik jaren geleden van Merchtem naar Molenbeek verhuisde, lachte de wijkagent mij net niet uit.
"Mijn buurman is ervan overtuigd dat ik als Nederlandstalige geld krijg toegestopt om hier te wonen. Dat is een theorie die hij ergens op het internet heeft opgedaan, en ik krijg hem maar niet van het tegendeel overtuigd"
Ik hoor van leeftijdsgenoten soms dat ze het nieuws niet meer volgen, omdat het hun mentale gezondheid geen deugd doet. Dat kan in Brussel niet. Het nieuws zit op je stoep. Van straat tot straat word je geconfronteerd met het beste en het slechtste dat ons land en de mensheid in het algemeen te bieden hebben. Ik heb vooralsnog geen manier gevonden om mij hiertoe te verhouden. Ik raak al van streek door een simpele bakpikker! Keer ik dan toch maar beter "terug naar mijn dorp"? Hoe word ik een "echte Brusselaar"?
Dikke elektriciteitskabel
In onze straat begon een dikke elektriciteitskabel steeds dieper door te buigen. In een vlaag van overmoed besloot ik mij het lot van deze kabel aan te trekken - ook wel omdat die zich ter hoogte van onze voorgevel bevond. Ik belde de gemeente. De gemeente liet weten dat het niet haar bevoegdheid was, maar die van de netbeheerder. Ik belde de netbeheerder. De netbeheerder liet weten het niet zijn bevoegdheid was, maar die van de gemeente. Ik mailde zowel de gemeente als de netbeheerder en confronteerde ze allebei met dit wonderbaarlijke enigma. Wat volgde was een verbluffend schouwspel van doorschuiverij, een sneeuwstorm aan telkens nieuwe redenen om toch maar niet in te grijpen.
Intussen bleef de kabel zakken. Aan het begin van een volgende week was hij gevaarlijk laag gaan hangen, op een hoogte waar kinderen en puppy's konden worden geëlektrocuteerd. Ik nam foto's en stuurde een dramatisch bericht naar beide instanties waarbij ik me toch een paar keer over mijn eigen gevoel voor stijl en decorum moest zetten. Ik gebruikte erg veel hoofdletters en uitroeptekens. Jullie moeten iets doen, schreef ik, of er vallen DODEN!!!
Goed dan, antwoordde de gemeente of de netbeheerder – ik herinner me niet meer welke van de twee het was – hoewel het onze bevoegdheid niet is, zullen we, gezien de ernst van de situatie, voor een tijdelijke oplossing zorgen. De kabel werd met plastic binders weer aan onze voorgevel gehangen. Tijdelijk. Zo hangt hij daar nog steeds.
Sinds ik die kleine inkijk in de werking van Brusselse autoriteiten kreeg, zie ik de elektriciteitskabel overal hangen. Ik zie de kabel hangen in een falend opvangbeleid, in verloren dossiers, in een burgemeester die al weken niet komt opdagen, in escalerende burenruzies die uitmonden in de sluiting van een discotheek, in een metro die niet af raakt en mettertijd onbetaalbaar wordt. Er is geen woord dat in de verzamelde Brusselse besturen zo vaak gebruikt wordt als 'bevoegdheid', en altijd is het als excuus.
We hebben geen buffer, denk ik dan. Brussel is een stad die zodanig op haar tandvlees zit dat slechts de meest dringende of in het oog springende problemen aangepakt worden, en zelfs dan nog met niet meer dan tijdelijke oplossingen. Al het andere verdwijnt in een spel van "ikke nie". Er moet een kraakpand in brand vliegen voor er ernstig gekeken wordt naar opvang voor haar bewoners. Er moeten doden het internationale nieuws halen, omdat ze toevallig vielen voor een sexy reden als "terreur" en niet door drugsgeweld zoals al die andere slachtoffers - vooraleer iemand zich eens de vraag stelt of het wel oké is dat je zo makkelijk aan een wapen raakt in de hoofdstad. Op dit eigenste moment is er wel érgens een elektriciteitskabel aan het zakken.
Middeleeuwse miserie
Als burger is het moeilijk hier niet recalcitrant van te worden. Door de gruwelijke, haast middeleeuwse miserie waarin ik mijn thuisloze medemens elke dag zie, besef ik maar al te goed hoe mijn stad het sociale contract met haar inwoners niet naleeft. Waarom zou ik dat dan wel doen? Als Brussel zo duidelijk zijn inwoners in de kou laat staan, waarom zou ik mij dan iets aantrekken van Brussel? Waarom zou ik dan niet naar believen gaan sluikstorten, en zwartrijden, mijn patattenschillen in de witte zak steken, mijn pizzakorsten in de struik zwieren, andermans gratis oranje bak pikken? Ik ga niet liegen, ik wil soms terug naar mijn dorp.
Maar je-m'en-foutisme is slecht verklede wanhoop, en wanhoop vind ik als levenshouding te simpel. Als ik hoop zag dit jaar, dan was het bij de burger. Burgerinitiatieven zijn tegelijkertijd hartverwarmend en wraakroepend, want het zou zo niet mogen zijn. Het zou zo niet mogen zijn dat vrijwilligers een kraakpand gaan poetsen, dat is hun bevoegdheid niet. Maar als deze stad ergens nood aan heeft, dan is het aan mensen die zeggen: bon, het is mijn bevoegdheid niet, maar ik ga het toch doen. Dit gezegd zijnde, als u ooit een laaghangende kabel ziet, blijf er dan vooral af, die zijn levensgevaarlijk.
Ik besef dat geduld een privilege is, weggelegd voor diegene wiens overleven niet op de één of andere manier op het spel staat. Maar het is vooralsnog het enige antwoord dat ik vond op mijn vraag aan het begin van deze tekst. Hoe word ik een "echte Brusselaar"? Met geduld. Met veel, heel veel geduld, en als het kan, een dosis absurde hoop. Zal dat volstaan? Natuurlijk niet. Maar het is, zoals alles in deze stad, toch al een tijdelijke oplossing.
Nele Van den Broeck is columniste bij De Standaard, auteur, bekend onder haar muzikale alter ego Nele needs a holiday. Ze woont in Molenbeek.
Lees meer over: Brussel , Opinie , 2023: een jaar over de top , Nele Van den Broeck , eindejaar 2023
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.