Debat

Sloop die lelijke kantoortoren niet zomaar

Laurent Vermeersch
© BRUZZ
30/10/2017

Steeds meer gebouwen uit de jaren zestig, zeventig, tachtig en zelfs negentig komen in het vizier van de sloophamer. Hoe vermijden we dat we fouten uit het verleden herhalen? Tijd voor minder emotie en meer objectieve argumentatie.

Laurent Vermeersch
De voormalige zetel van Bacob in de Belliardstraat is enkele jaren geleden afgebroken. Fortis sloopte onlangs zijn hoofdkwartier op de Warandeberg. Onlangs begon de ontmanteling van Parking 58. Na Nieuwjaar ondergaat het Boudewijngebouw hetzelfde lot. Vervolgens krijgt ook een deel van de KBC-gebouwen langs de Havenlaan bezoek van de sloophamer. Geen enkel groot bouwproject uit de tweede helft van de 20e eeuw lijkt nog zeker van zijn toekomst.

Moeten we daar rouwig om zijn? Weinigen zullen een traantje wegpinken als weer eens een kantoorkolos uit het straatbeeld verdwijnt. Ook al zijn het vaak herkenningspunten in de stad.

Toegegeven, het naoorlogse modernisme heeft heel wat miskleunen op zijn geweten. Te veel blinkende forten vol blinde muren. Dat er doorgaans een tabula rasa aan voorafging maakt het allemaal nog pijnlijker. Denk aan de oude Noordwijk, De Brouckère of het Volkshuis van Victor Horta. De vernietiging van het stadsweefsel zorgde samen met de aanleg van stadsautostrades voor een grootschalige stadsvlucht die op haar beurt de structurele files in het leven riep. Het is het trauma van de verbrusseling.

Wil dat zeggen dat we pakweg de Philips- of Zaveltoren dan maar best gewoon slopen? Als we daar categoriek voor kiezen, trappen we eigenlijk in dezelfde val als de modernisten. In een onwetend optimisme gaan we ervan uit dat wat we vandaag bouwen sowieso beter is en de tand des tijds wel zal doorstaan. Maar ontwikkelaars kijken maximaal slechts drie jaar vooruit. Niemand weet met zekerheid hoe wonen en werken verder zullen evolueren. Ook de mobiliteit staat op de drempel van een revolutie.

Daarnaast zijn er ook heel wat vragen rond duurzaamheid. Wegen de energieverslindende sloop en heropbouw op tegen de betere energieprestaties achteraf? Als het gebouw lang genoeg meegaat misschien wel, maar opnieuw: dat kunnen we vandaag moeilijk inschatten.
Laten we dus de emoties opzij zetten en in eerste instantie proberen om die verguisde gebouwen grondig te renoveren en opnieuw uit te vinden. Dat kost vaak meer op korte termijn, maar de tijdswinst die het kan opleveren is ook een besparing.

Tegelijk moeten we kijken naar de mogelijkheden van elk gebouw. Soms is alleen de betonstructuur nog in perfecte staat. Dan nog is het niet altijd evident om die te behouden. De complexer wordende technische voorzieningen voor onder meer de klimaatregeling nemen steeds meer plaats in. Tegelijk vragen gebruikers opnieuw hogere plafonds. 2,60 meter vrije ruimte geldt als het minimum. Daarvoor moet er minstens 3 meter zitten tussen twee betonnen vloerplaten. In kantoorgebouwen van mindere kwaliteit is dat vaak minder. De vrije hoogte is er nu soms al beperkt tot 2,40 meter. Wie wil daar nog in werken, laat staan wonen? Als creatieve ontwerpers zelfs de slechtste gebouwen kunnen reanimeren, kunnen ze waarschijnlijk ook bestemmingen bedenken waarvoor lage plafonds geen bezwaar zijn.

Dood monument
Zoals elke stroming bracht het modernisme ook monumenten voort, zoals het Marnixgebouw aan Troon of de voormalige Royale Belge in Watermaal-Bosvoorde. In dat geval mogen we nadenken over bescherming, maar we moeten daar zuinig mee omspringen. Een bescherming kan ook een handicap zijn. Als een gebouw niet meer kan evolueren, kan het ook niet meer dienen voor nieuwe functies. Dan wordt het een dood monument.

Anderzijds moeten onze steden ook kunnen blijven evolueren. Uiteindelijk kwam het stadsweefsel dat verdween met de verbrusseling ook in de plaats van nog oudere structuren die op een bepaald moment als hopeloos gedateerd werden beschouwd. De overwelving van de Zenne en de aanleg van de centrumlanen gingen gepaard met een tabula rasa van de middeleeuwse stad. De vervanging van houtbouw door steen was een objectieve vooruitgang.

Als we in bepaalde gevallen toch kiezen voor afbraak moeten we zeker zijn dat wat er in de plaats komt beter is. Niet alleen voor de investeerder, maar ook voor de gebruiker, en voor de stad als geheel. Dat de Martinitoren met zijn winkels, woningen, theater en skybar baan moest ruimen voor een glazen kantoordoos was niet bepaald een vooruitgang. Als kantoren vervangen worden door woningen, andere functies en een betere publieke ruimte is daar wel iets voor te zeggen.

Conclusie? Afbreken of renoveren is vaak een moeilijk dilemma. Het is zoeken naar ijkpunten om de vraag systematisch te benaderen in de plaats van geval per geval. Een eerste debat over de kwestie georganiseerd door architectuurcentrum CIVA en bouwmeester Kristiaan Borret gaf alvast een aanzet.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Opinie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni