Brussel beschermt oorlogsmonumenten

De Brusselse Regering start de beschermingsprocedure op voor vijf gedenktekens van de Eerste Wereldoorlog. Het gaat om de monumenten van Gabrielle Petit, dat voor de helden van de luchtvaart, voor de Belgische infanterie, het Monument van de Britse erkentelijkheid jegens de Belgische natie en De Brabançonne.

Na de oorlog verrezen tal van monumenten ter ere van de militaire en burgerhelden. Deze monumenten kwamen tot stand op initiatief van burgers, oud-strijders, gedeporteerden en verzetslieden. Zij zamelden daarvoor geld in via publieke inschrijvingen en oproepen tot giften.

Naar aanleiding van de herdenkingen rond de Eerste Wereldoorlog start de Brusselse regering nu de beschermingsprocedure op voor vijf monumenten:

- het monument ter ere van Gabrielle Petit aan het Sint-Jansplein in het stadscentrum. Petit (Doornik, 20 februari 1893 - Schaarbeek, 1 april 1916) was een Belgische verzetsheldin uit de Eerste Wereldoorlog. Ze werkte voor de Britse inlichtingendiensten en specialiseerde zich in spoorwegspionage. Ze liep in 1916 tegen de lamp en werd ter dood veroordeeld.

- het Monument voor de helden van de luchtvaart aan de Franklin Rooseveltlaan.

Het gaat om een hoge obeliskvormige hardstenen sokkel van architect Jules Brunfaut bekroond met een sculptuur van beeldhouwer Pierre de Soete.

- het monument ter ere van de Belgische infanterie op het Poelaertplein

- het monument van de Britse erkentelijkheid jegens de Belgische natie, eveneens op het Poelaertplein

- het monument De Brabançonne op het Surlet de Chokierplein

Volgens minister-president Rudi Vervoort (PS) zijn deze vijf monumenten zowel vanuit historisch, sociaal en esthetisch oogpunt belangrijk.

“De jongere generaties moet voldoende getuigenissen blijven hebben om hen eraan te herinneren hoe fragiel de democratie wel kan zijn. De herdenking van de Eerste Wereldoorlog is in dat opzicht een uitgelezen gelegenheid”, aldus Jean-Luc Vanraes (Open VLD), voorzitter van de stuurgroep 14-18 van het Brussels Gewest.