De Brusselse kinderbijslag zal bij de start 3,3 miljoen euro meer kosten dan de dotatie. Nadien wisselen de tekorten en de overschotten elkaar af, om bij het einde van de overgangsperiode in 2026 af te klokken op een negatieve piek van 5,6 miljoen euro. Nadien stijgt de bonus geleidelijk naar een overschot van meer dan 53 miljoen euro in 2040. Over twintig jaar zou er een surplus zijn van bijna 280 miljoen euro.
Brussel verwacht surplus van 280 miljoen euro door kinderbijslag
Lees ook: Bereken hoeveel kinderbijslag je krijgt
Volstaat de dotatie die bij de zesde staatshervorming was voorzien? Dat was een van de hamvragen voor het gekozen Brusselse systeem van kinderbijslag. Twee jaar terug luidde het Brussels Studies Institute immers nog de alarmbel. De nieuwe kinderbijslag die vanaf januari 2020 in werking treedt, zou een tekort van 30 miljoen euro per jaar veroorzaken.
Bij de voorstelling van het ontwerp van ordonnantie in de commissie Sociale Zaken toverde het Verenigd College van het GGC plots positievere cijfers tevoorschijn. De eerste negen jaar wisselen de mali en de boni elkaar af. Vanaf 2026 zouden er enkel nog overschotten zijn, met een piek van 53 miljoen na 20 jaar.
Spectaculaire overschotten vanaf 2028
Voor 2020 was een dotatie van 850,7 miljoen euro vastgelegd, zo blijkt uit een berekening van het GGC. Het nieuwe systeem zou dat jaar 813,5 miljoen kosten, terwijl de verworven rechten op 40,5 euro geschat werden. Dat betekent een tekort van 3,3 miljoen euro in het eerste jaar onder de nieuwe regeling. Het jaar nadien zou er een overschot van bijna anderhalf miljoen zijn. In 2022 komt de GGC uit op een tekort van 350.000 euro.
Vanaf dan stijgen de overschotten vrij snel, tot net geen 14 miljoen euro in 2025. In 2026 loopt de overgangsperiode af en duikt de kinderbijslag opnieuw in het rood. Er wordt liefst 5,6 miljoen euro meer uitgegeven dan voorzien in de dotatie, maar volgens het VGGC is dat het diepste dal. De twee daaropvolgende jaren verdwijnt het tekort geleidelijk. Vanaf dan stijgen de boni spectaculair van 12,3 miljoen in 2033, 21,5 miljoen in 2035 tot zelfs meer dan 53 miljoen in 2040.
Volledige inkanteling
Het Brusselse kinderbijslagstelsel is anders dan de Vlaamse en Waalse regeling, om beter aan te sluiten bij de noden van het Brusselse gezin. De criteria zijn het gezinsinkomen en het aantal kinderen. Die toelagen kunnen oplopen tot 120 euro per kind. Omdat voor de Brusselse regering elk kind gelijk is, is beslist om te kiezen voor le basculement of in het mooi Nederlands: de volledige inkanteling.
Dat zal geleidelijk gebeuren. Vanaf 2020 krijgt elk nieuwgeboren ketje een basiskinderbijslag van 150 euro. Kinderen die nu onder het oude systeem vallen, krijgen vanaf 2020 140 euro. Vanaf 2026 komt daar 10 euro bij en zijn alle Brusselaartjes gelijk bediend. Er is ook in een geboortepremie voorzien: 1.100 euro voor het eerste kind, voor alle kinderen nadien is dat 500 euro.
Bovenop het basisbedrag kunnen sociale toeslagen komen. Een gezin met een bruto belastbaar inkomen onder 31.000 euro (meer dan de helft van de Brusselse huishoudens) en één kind krijgt een toeslag van 40 of 50 euro per kind naargelang het kind jonger of ouder dan 11 jaar is. Die bedragen stijgen naar 70 en 80 euro als het gezin twee kinderen telt en naar 110 en 120 euro als het gezin drie of meer kinderen telt.
Jaarlijkse schoolpremie
Eenoudergezinnen krijgen 10 euro extra met twee kinderen en 20 euro met minstens drie kinderen. Gezinnen met een inkomen tussen 31.000 en 45.000 euro krijgen een toeslag van 25 euro per kind als ze twee kinderen hebben en 72 euro als ze ze minstens drie hebben.
Het systeem omvat ook jaarlijkse schoolpremies van 20 tot 80 euro naargelang de leeftijd en een eenmalige adoptiepremie of kraamgeld van 1.100 euro voor het eerste kind en 500 euro voor de volgenden. Wezen krijgen anderhalf maal het basisbedrag als één ouder is overleden en een dubbel basisbedrag als beiden niet meer leven. De toelagen voor een handicap blijven behouden.
(lees verder onder de afbeelding)
Wat met participatietoeslag?
Even was er nog discussie over Brusselse ouders die hun kinderen naar Nederlandstalige scholen of crèches sturen. De Vlaamse regering heeft een aantal zogenaamd selectieve participatietoeslagen voorzien in de Vlaamse kinderbijslag: een kinderopvangtoeslag voor kindjes die een plaats hebben in de door Kind en Gezin erkende Nederlandstalige kinderopvang, waarvan de tarieven niet-inkomensgerelateerd zijn, en voor kleuters die zijn ingeschreven in een Nederlandstalige kleuterschool en voldoende naar school gaan.
Ook Brusselse ouders die hun kinderen naar Nederlandstalige kinderopvang of school in Brussel sturen, zullen op deze participatietoeslagen kunnen rekenen. Dat is voor Goeman niet meer dan logisch, maar wat voor haar minder logisch lijkt is dat de uitbetaling hiervan enkel zal kunnen door de Vlaams erkende kassen.
"Totaal kafkaiaans", vindt Hannelore Goeman (SP.A). Dat maakt immers dat ouders in Brussel, die kindjes hebben in het Nederlandstalig onderwijs of in de Nederlandstalige kinderopvang, zich moeten aansluiten bij twee verschillende uitbetalingskassen: Vlaams erkend voor de uitbetaling van de participatietoeslagen en Brussels erkend voor de uitbetaling van gewone kinderbijslag.
Benjamin Dalle, Brussels CD&V-lijsttrekker voor het Vlaams Parlement benadrukt dat de Vlaamse Gemeenschap garandeert dat alle rechthebbende Brusselse gezinnen dit automatisch zullen krijgen, ook als ze zich niet aansluiten bij een Vlaamse kas.
Lees meer over: Brussel , Samenleving , kinderbijslag
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.