Een poging tot inbraak, nachtbrakers die belletje trek spelen, geen tijd om de hond uit te laten. Het leven van een conciërge is niet altijd een lachertje, maar Chantal Blontia, houdt de moed erin. “Na mijn pensioen naar Spanje verhuizen, dat is mijn droom.”
Conciërge in Brussel: Chantal Blontia over het Museum voor Kostuum en Kant
Verborgen in de Violetstraat, zowat halverwege het toeristentraject tussen de Grote Markt en Manneken Pis, ligt het Museum voor Kostuum en Kant. Nog tot begin september loopt hier Just Married, een tentoonstelling over bruidsjurken.
Wie beschutting zoekt voor de drukte of de zomerzon/regen kan met een gerust hart het kleine museum binnenstappen. Storm loopt het er zelden en de vloer in vast tapijt dempt elk geluid. Bovendien blijven de meeste ramen er dicht. “Onze oude gewaden mogen niet worden blootgesteld aan zonlicht. Zelfs te veel kunstlicht is niet goed.” Aan het woord is Chantal Blontia, onthaalmedewerkster en tegelijk conciërge van het museum. Ze woont op een appartement boven de expositieruimtes.
We passeren een reeks uitbundige bruidjapons uit vervlogen tijden en nemen de lift naar boven. Voorbij de deur van het appartement worden we dolenthousiast begroet door een kleine witte hond. “Dat is Luna, mijn Malteser,” zegt Blontia. “Cadeau gekregen van mijn jongste zoon net voor hij een half jaar naar Australië vertrok. Opdat ik niet alleen zou zitten. Goed bedoeld, maar nu zit dat beestje hier heel de dag opgesloten. Had ik maar een terras… Ze mag ook niet rondlopen in het museum, dus moet ik ze elke keer tot buiten dragen.”
Blontia is nog maar drie jaar conciërge, maar ze werkt al meer dan tien jaar als bewaakster voor de musea van de stad. “Vroeger waren er ook conciërges in het Broodhuis en het Stadhuis, maar daar zijn ze vervangen door nachtwakers. Toen mijn voorgangster hier in 2014 met pensioen ging, heeft de conservatrice mij de job aangeboden.”
Ze aanvaardde, al was het eerder uit noodzaak dan roeping. “In 2010 ben ik heel zwaar ziek geworden. Acht maanden was ik afwezig. Door het verlies van mijn inkomen moest ik een lening aangaan. Ik kwam in een negatieve spiraal terecht, waar ik als alleenstaande moeder niet meer uit raakte.” De conciërgepost bood een reddingsboei. “We betalen hier wel een beetje huur en kosten, maar veel minder dan in de privé, zeker voor een appartement met twee kamers.”
Behalve schoothond Luna woont haar jongste zoon nog in de conciërgewoning. “Hij is 24 en een echte artiest. Houdt zich bezig met schilderen en tatoeages. Het interieur is door hem gekozen.”
Op maandag, de sluitingsdag van het museum, krijgt Blontia ook bezoek van haar kleinzoon. “Met mijn zonen heb ik niet altijd Nederlands gesproken, maar met hem doe ik dat wel,” vertelt de geboren Gentse. “Hij is nu drie jaar en ik sta versteld van de woorden die hij een week later nog blijkt te kennen.”
Blontia doet haar werk graag. “Het tofste is het contact met mensen bij het onthaal. We krijgen veel groepen over de vloer, scholen en gepensioneerden, maar toch vooral toeristen. Dat betekent veel Engels spreken. Gelukkig zijn het meestal dezelfde woorden die ik moet gebruiken. En ik leer elke dag bij.”
Daarnaast werkt ze mee aan het opzetten van de tentoonstellingen. ”Ik strijk de kledij. De stoffen zijn heel gevoelig en je bent soms een hele dag bezig met een jurk, maar het resultaat geeft dan wel een wauw-gevoel. Als hobby doe ik ook de herstellingen van de kostuums van Manneken Pis.”
lees verder onder de foto
De job heeft echter ook nadelen. Veel privacy heeft Blontia niet. Ze moet telkens door het museum als ze naar buiten wil. Recht tegenover haar appartement is er bovendien een kantoor van de stadsmusea. “Ook als ik niet moet werken, kunnen ze zien wanneer ik ga wandelen of inkopen doe. Ik moet ook opletten dat ik geen te luide muziek opzet. Of ik kan niet een dagje op mijn gemak in mijn pyjama blijven.”
Als conciërge, ook al is het van een klein museum, is er ook altijd wel een reden om op post te zijn. Bijna elke dag om halfzeven laat Blontia de poetsvrouw binnen. Ook werkmannen komen en gaan buiten de typische werkuren. Uitjes plannen is zo geen evidentie. “Een weekend op de vier mag ik afwezig zijn. Dan ga ik op bezoek bij mijn oudste zoon. Hij woont in Kasteelbrakel met zijn zwangere vrouw en hun zoontje van drie. Hij is ingenieur bij een bouwfirma en werkt momenteel aan de renovatie van de tunnels hier in Brussel.”
Onlangs was ze getuige van een echte poging tot inbraak. “Op een nacht werd ik wakker door lawaai. Toen ik het dakraam opengooide, zag ik drie mannen staan. Ze sloegen meteen op de vlucht. Er stonden toen stellingen voor de renovatie van onze gevel. Tot die weg waren heb ik daarna niet meer geslapen.”
Door een raampje boven de wastafel in de keuken heeft Blontia zicht op de spitse toren van het Stadhuis. Ze beleeft echter niet echt plezier aan haar hypercentrale ligging. “Het moeilijkste is het nachtlawaai. Hier in de buurt zijn heel wat cafés en restaurants en die lokken elke avond volk, niet alleen in het weekend. Er zijn er regelmatig die belletje trek spelen. Dat wordt zwaar. Ik ben niet meer van de jongste. Ik heb vroeger nooit in het centrum gewoond, ik wist niet dat het zo erg zou zijn. Als ik op een andere plek hetzelfde werk zou mogen doen, in hetzelfde huis, ik teken direct.”
Ander nadeel is het gebrek aan echt wijkleven. De buurt wordt gedomineerd door horeca en toeristenwinkels. Er zijn weinig echte bewoners. “Alles is gericht op toeristen. Zo zijn er maar weinig supermarkten. Als ik na de sluiting van het museum nog naar de Lidl ga, is alles er geplunderd.”
Het leven als conciërge is dus niet altijd een lachertje, maar Blontia berust. “Alles heeft voor- en nadelen. Ik heb dit gedaan omdat ik dacht: zo slaan we er ons door. Je mag niet bij de pakken blijven zitten in het leven. Voor alles is een oplossing. Ik probeer te blijven lachen. Dat is beter voor de spieren. En na iets slechts komt altijd ook weer iets goeds.”
Een carrièrewending ziet Blontia niet meer zitten. “Ik word binnenkort 55, ik ga niet meer veranderen. Ik ben op mijn zestiende beginnen te werken. Normaal mag ik op 60 jaar met pensioen. Maar zolang mijn zoon bij mij woont, blijf ik waarschijnlijk hier. Of hij een vriendin heeft, weet ik niet. Ik heb altijd tegen mijn zonen gezegd: zolang het niet serieus is, moet je niemand meebrengen.”
Voor de verdere toekomst, heeft Blontia nog geen afgelijnd plan. “Een ding is zeker: als ik hier gedaan heb, verlaat ik Brussel. Waar ik naartoe ga, weet ik niet. Ik moet zien dat ik uit mijn kosten geraak. Ik heb geen diploma mijn pensioen zal niet meer zijn dan 1.100 euro per maand. Begin daar maar eens mee te leven in België.”
Daarom speelt Blontia met het idee om naar het buitenland te trekken. “Naar Spanje, dat is mijn droom,” verklapt ze. “Ik ken mensen die naar ginder getrokken zijn. Die zijn tevreden en leven goed, zelfs met een klein pensioen. Het probleem is dat mijn kinderen het niet zien zitten. Mijn jongste is verknocht aan het centrum en mijn oudste heeft zich genesteld met zijn gezin. Als ik ze achterlaat, zal ik ook mijn kleinkinderen minder zien. Dat wordt moeilijk, maar we zullen zien. Misschien veranderen ze van gedacht. Tijd brengt raad.”
> ZOMERSERIE. Conciërges in Brussel zijn een uitstervend ras. Hun taken worden van langsom meer overgenomen door extern aangeleverde facility services. BRUZZ zocht tijdens deze vakantieperiode enkel van de laatsten der Mohikanen op. Vol vuur vertellen ze over hun 'sleutelpositie'.
Concierges in Brussel
Lees meer over: Samenleving , Concierges in Brussel
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.