Drie dagen in het spoor van de Molenbeekse politie: 'Ze zoeken vooral aandacht'

Bram Van Renterghem
© BRUZZ
01/03/2018

| BRUZZ-redacteur Bram Van Renterghem liep drie dagen mee met de Molenbeekse politie.

Jongeren die agenten met stenen bekogelen, politie- en zelfs brandweerwagens aanvallen. Afgaand op die berichten lijkt het hier wel de Far West, met een politiemacht zonder tanden, het uniform als mikpunt van spot. Heeft de politie nog autoriteit? BRUZZ volgde drie dagen de politie van de niet zo verre zone West, en zag dat het nog meeviel.

We krijgen een oproep van een moeder. Haar zoon is op zijn broers en zussen beginnen te slaan. Van de Heyvaertwijk, waar we voor een onvindbaar messengevecht zijn, scheuren we naar Jette.

Bij aankomst staat de hele familie op het brede voetpad. Als de zoon de agenten in de gaten krijgt, begint hij te gillen en te schelden. Hij staat achter zijn zus en zijn moeder en noemt hen vuile klootzakken. Dat laten de agenten, behalve een paar ho’s en hé’s, gewoon gebeuren. In plaats van te reageren, snellen ze naar binnen. De jongen laten ze ongemoeid.

“Eerst zicht krijgen op de situatie,” zeggen ze achteraf. “Wie weet zijn er echte slachtoffers.” Dat blijkt niet het geval. De moeder en zussen verontschuldigen zich honderduit, maar dienen geen klacht in. De jongen is intussen bij zijn buurvrouw – ook een familielid – binnengeglipt, buiten het bereik van de agenten. Die meteen vertrekken.

"Er is precies een andere generatie nu, een die minder stoer is"

Greg, politieagent

“Alles wat openbare orde is, is slecht voor hen,” zegt Jonathan, een Nederlandstalige agent. Die uitleg zal ik nog vaak horen. ‘Hen’, dat zijn jongeren van Marokkaanse origine.
‘Hen’, dat is ook het groepje waar we aan het Edmond Machtensstadion op botsen. Vijf jongens met bontkragen en het haar strak opzij, hangen er in een Corsa, de deuren wijd open. “Papieren, alstublieft.” Geroutineerd geven de kerels hun identiteitskaart, terwijl ze in de auto moeten blijven zitten.

Het is zonnig en er kwam geen rook uit de auto. Ik vraag de agenten wat ze verkeerd deden. “Ze rijden niet, maar staan hier gewoon. Tijdens de schooluren,” zegt agent Mathias, uit Waterloo. “Dit is een plek waar veel kinderen komen, maar waar ook drugs gedeald of gebruikt worden. Nu zitten ze in het systeem, en als ze iets van plan waren, dan houden ze zich gedeisd.”

De hele controle duurt tien minuten, waarna de jongens – sportinstructeurs, zo blijkt – op hun gemakje het stadion binnengaan. “De meeste jongeren hier zijn dat gewoon,” verklaart Jonathan. Ik zeg nog nooit gecontroleerd te zijn. Hij glimlacht. En even later. “Twee van hen waren bij ons bekend voor feiten.”

Ook het duo agenten met wie ik de volgende dag meega, meent het met de controles. Aan de ingang van de blokken aan metrostation Ossegem, bijvoorbeeld, waar jongeren in de portieken voor overlast zorgen. Maar alle controles verlopen correct, speels bijna.

Zijn dit nu de baldadige Molenbeekse jongeren, zonder enig respect voor het uniform? “Vroeger werden al eens eieren of blikjes naar ons gegooid,” zegt Greg. “Of bleven ze voor onze auto staan, om ons een beetje te intimideren. Maar dat is veel verminderd de laatste vijf jaar. Er is precies een andere generatie nu, een die minder stoer is.”

"De thuissituatie van die mannen is vaak niet om jaloers op te zijn"

Martijn, politieagent

Gedeeld territorium

Het draait rond elven wanneer er uit de nachtwinkel recht tegenover het commissariaat veel lawaai komt. Een groepje van zeven nog jonge jongens staat half binnen, half buiten, met flessen in de hand. Een van hen is Jamel, een slungel van 14, die van de rechter na 20 uur niet meer buiten mag.

Als de twee agenten de identiteitskaarten willen, beginnen de jongeren wild door elkaar te roepen. Dat ze niks gedaan hebben, dat ze braaf zijn, dat ze de agenten toch niet meer beledigd hebben, de laatste maanden. De agenten kennen iedereen bij naam. Zelfs als uit het donkere Bonneviepark iemand de agenten iets toeroept, roept Greg luid: “Ayoud, nu moet je zwijgen,” wat hij uiteindelijk ook doet. “Wij kennen die mannen,” zegt Greg daar later over. “En we zijn correct. Zo verdienen we hun respect.”

Alle jongeren worden gefouilleerd, en weer begrijp ik niet goed waarom. Ze zien er dan ook zo onschuldig uit, deze moderne Kwik en Flupkes, nog maar eens onbedoeld in strijd met wijkagent 15.
“Vergis je niet,” zegt Greg. “Jamel heeft al in twee wagens ingebroken. Ook zijn maten staan bekend voor talloze sackjackings en kettingdiefstallen. En naar de agenten die na hun shift naar hun privéwagen stappen, gooien ze soms stenen.” Geen gewone kwajongens dus. Wat ook later diezelfde avond blijkt.

REPORTAGE KLEIN BRUZZ ACTUA 1605

Vaartkapoenen

Maar eerst leggen we nog tweemaal een feestzaal vol gespierde Roemenen stil wegens nachtlawaai, brengen we een SKZ (skele zatte) naar huis, vinden we een gestolen chihuahua en schrapen we het schroot van de baan van een auto met Franse nummerplaat, die iets te zwierig de uitgang van de Leopold II-tunnel nam. “Wat doe je hier?” vraagt Greg aan de ongedeerde chauffeur. “Neuken?” De jongen knikt. De Aarschotstraat, bekend tot in Rijsel.

Net als we even uitblazen bij een koffie, krijgen we een nieuwe missie: de kassa van de Vaartkapoen is gestolen. Vier van de zes patrouillewagens zijn al op weg, op zoek naar de daders die nauwkeurig beschreven werden. Amper vijf minuten later vinden we ze, in een snackbar in de Dansaertstraat. En jawel, het zijn Jamel en zijn trawanten. Ze ontkennen in alle toonaarden, maar mogen toch mee naar het politiekantoor.

In de kerkers van het commissariaat worden vingerafdrukken gezet, foto’s genomen en wordt er vooral heel veel geschreeuwd, ook door de agenten. “Ferme ta gueule!” “Ja, maar daarnet vroeg je mij nog antwoorden!” “Zwijg, zeg ik!” Dat soort discussies. De jongens doen denken aan die leerlingen die de aandacht van de juffrouw trekken door de klas op stelten te zetten. Maar dan beschonkener.

“Ben je nieuw hier?” vraagt Jamel, in de veronderstelling dat ik agent ben. Nog voor ik kan antwoorden grijnst hij, en zegt: “Welkom in Molenbeek.” Een politieman leidt hem weg, naar het cellenblok, waar hij met drie anderen een nachtje mag brommen. Het feestje daar houdt nog een hele tijd aan.

Van kwaad naar erger

Dag drie is de dag van de overvallen. Op een apotheek in hoog-Molenbeek (‘Het was lang geleden’) en een krantenwinkel aan Belgica (‘Al voor de vierde keer’). Ik ben nu mee met hoofdinspecteur Martijn en Bernard, beter bekend als Beire.

Bij het bekijken van de videobeelden in de krantenwinkel herkent Martijn meteen een voortvluchtige, ook al is hij bedekt met een sjaal en een muts. Op het commissariaat legt hij de beelden van de bewakingscamera naast die in zijn databestand, en hij is formeel.

Hij scrolt door zijn fiche, een paginalange lijst van diefstallen met geweld en veroordelingen, en zelfs twee keer een celstraf, ook al is hij nog maar 20. De persoon die in de krantenwinkel door klanten overmeesterd werd, heeft een even lange lijst van criminele feiten.

“De maatschappij moet beschermd worden tegen zulke mensen,” zegt Martijn. “Daar kan niks goeds meer van komen.” Even later: “Hiér had men moeten ingrijpen,” en hij wijst op de laatste regel, de eerste keer dat de voortvluchtige met de politie in aanraking kwam: van huis weggelopen. “De thuissituatie van die mannen is vaak niet om jaloers op te zijn.”

Bij hem thuis langsgaan, dat is exact wat we zullen doen. “Daar is geen huiszoekingsbevel voor nodig omdat het om een ontdekking op heterdaad gaat,” zegt Beire. De jongens van de antibanditismebrigade gaan mee, nog bredere reuzen in burger gekleed en met anonieme zwarte wagens. Ze hebben een koevoet en een gereedschapskistje mee, dat ze echter niet nodig hebben, want de deur gaat open.

Even denk ik dat het de voorvluchtige zelf is, maar het is zijn jongere broer – twee druppels water. Kalm laat hij de agenten binnen. Pas nadat ze elke kamer gezien hebben, gaan de pistolen weer de holsters in.

Het appartement, een duplex, voelt benauwd aan, alsof er al dagen niet gelucht is. Boven liggen vier lege matrassen tegen elkaar, een dubbele voor zijn zusjes en drie enkele voor de jongens. De kleerkast van de voortvluchtige wordt oppervlakkig doorzocht, en dan zijn we weer weg. De jongen groet ons nog, gelaten, alsof hij dit gewoon is.

“Niet dat we hem hier verwacht hadden,” zegt Beire, “maar nu weten we toch al een beetje hoe het er vanbinnen uitziet, voor als we hier nog eens moeten binnenvallen.”

De drie dagen observatie zitten erop en buiten wat mediterrane show, heb ik geen haat of echte agressie jegens de agenten gezien. Toch verzekeren verschillende agenten me twee dingen: dat je nooit weet wanneer het de volgende keer uitbarst, en dat jongeren wel degelijk nog altijd met stenen gooien naar agenten, op weg naar hun eigen wagen.

Steentjes

Een zonnige vrijdag. Op amper honderd meter van het commissariaat staat een bendetje van acht, van wie ik er een herken van in de cel. Of zij soms met steentjes gooien naar de politie. “Wij? Helemaal niet,” klinkt het vrij vriendelijk.

Hoe de jongeren dan tegenover de politie staan? Ze schudden het hoofd, hun gezicht vertrekt. “Niet onze vrienden,” zegt een jongen met een melksnor. “Ze slaan ons, zomaar, zonder reden. Kijk hier,” en ik krijg een foto te zien van een blauw oog, zonder meer.

Na nog wat aandringen, geeft een jongen met mist in de ogen toe met stenen gegooid te hebben. Waarom? “Uit haat,” zegt hij met overdreven zware stem. De groep barst in lachen uit. “Uit verveling dan?” wil ik weten. “Wij vervelen ons niet,” zegt hij, “wij hebben dit.” En hij toont een fles met alcoholhoudende drank.

Jongens zijn het, en nog redelijk aardige jongens ook. Toch hebben de meesten al een handtas of een halsketting van iemand afgerukt, en ik denk aan wat Martijn zei: “Die gasten hangen daar maar wat rond, zitten zich de godganse dag te vervelen. Wanneer kunnen ze iets betekenen? Om ter zwaarst, dat is de enige manier.”

Paul Verhaeghe, hoogleraar psychologie aan de UGent

| Paul Verhaeghe, hoogleraar psychologie aan de UGent.

Paul Verhaeghe: ‘Gepast straffen is cruciaal’

Wat zegt dit alles over het gezag van meneer agent? We leggen onze bevindingen voor aan Paul Verhaeghe, hoogleraar psychologie aan de UGent, en auteur van het boek Autoriteit.

Dat jongeren agenten beledigen of belagen is zeker niet beperkt tot die bepaalde wijken, of tot de politie. Ook bijvoorbeeld leerkrachten lager onderwijs krijgen daar in centrumsteden mee te maken. Het is een uitvergroting van een veel breder fenomeen, dat al lang bezig is.”
“Ik heb die kanteling meegemaakt. Vroeger was men heel onderdanig, een professor sprak je bijvoorbeeld niet aan. Na mei ‘68 was dat helemaal anders, en was autoriteit plots verdacht.” “Het was het orgelpunt van een proces dat al vijfhonderd jaar bezig is, een afscheid van het vader-weet- het-betermodel, door de sterke sociale mobiliteit, het verdwijnen van religie, de emancipatie van de vrouw, de stijging van het algemene opleidingsniveau. Daardoor is ook de klassieke autoriteit van de agenten verminderd. Het is niet langer vanzelfsprekend dat men naar je luistert omdat je een uniform aanhebt.”

Frustratie

Niet dat dat het einde van de autoriteit betekent. “Autoriteit of gezag betekent vrijwillige onderwerping, het is de aanvaarde macht van bijvoorbeeld een leerkracht, of agent. Maar die macht moet ook afdwingbaar zijn, voor de vijf procent die zich er niet aan houdt. Als er geen gevolg wordt gegeven aan een overtreding, ondergraaft men die autoriteit.”

“Ik begrijp heel goed de frustratie van agenten die keer op keer dezelfde jongeren moeten oppakken. Niet straffen is dom. Dat heeft niks met repressie te maken, maar alles met elementaire psychologie. Een straf moet zo kort mogelijk na de overtreding, in proportie en herstelgericht. De jongens die de krantenwinkel hebben overvallen, zouden dan bijvoorbeeld de schade kunnen herstellen, en indien mogelijk zelfs een tijd meewerken in de krantenwinkel.”

“Gepast straffen is cruciaal willen we voorkomen dat die jongens die de kassa van de Vaartkapoen hebben gestolen, morgen gewapende overvallen plegen. Dat, en iets doen aan de verveling van die jongeren. Daar komen ongelukken van. Verveling is – en ik gebruik dat woord niet graag – existentieel. Iets betekenen, iets te doen hebben. Daar draait het om.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sint-Jans-Molenbeek , Samenleving , politiezone West , agressie , hangjongeren

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni